De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 22 augustus pagina 7

22 augustus 1925 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2515 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Abonnoort U op DE VROUW EN HAAR HUIS Geïllustreerd maandschrift onder redactie van l Mei 1925 begon de twintigste jaargang. Naast artikelen over maatschappelijk werk, paedagogie, politiek, kunst, hygiëne en sport, wijst het tijdschrift op vrouwen wier Jeven en werken op velerlei gebied belangrijk is. Ook geeft elk nummer besprekingen en wenken over woninginriohting, kleeding, bet sieren van den feestdisch en over al die praktische huishoudelijke uitvindingen, waarvan de huisvrouw zooveel nut heeft, Ook kinderkleeding ontbreakt in geen enkel nummer. Driemaandelijks ontvangt leder abonnétevens Naaldwerk en Kant", een plaatwerk dat den we* wijst om meer schoonheid te brengen in het vrouwenhand werk. Bij elk nummer is een strijk- of hand werkpatroon ingelegd. Een gratis proefnummer wordt aan belangstellenden gaarne franco toegezonden. Prijs per jaargang f 10.?; franco per post f 10.75 Per Zeepost f 12.?, mail en buitenland f 15. Men abonneert zich bij den boekhandel of by de uitgevers VAN HOLKEMA EN WARENDORF Amsterdam WADWANDELINGEN door Dr. J A c. P. T H ij s s E. Je kunt een heel mooie Wadwandeling maken, door bij het begin van de eb in zee te stappen en dan met het vallend water mee te wandelen naar de laagwaterlijn. Ik behoef niet te zeggen, dat men dat alleen doen mag op volkomen bekend terrein, maar dan is er ook niet het minste gevaar bij. Het komt er op aan, om zoo lang mogelijk in het hel dere water te loopen, niet dieper dan een halven meter en dan recht naar beneden te kijken naar de bewoners van het zand, die zoodra de plaat droog valt meestal spoorloos verdwijnen. Op deze wijze kunnen We ook eenig denkbeeld ervan krijgen, hoe het mogelijk is dat dag aan dag, jaar in jaar uit, duizenden en nog eens duizenden vogels voed sel kunnen vinden op onze Wadden. Eerst gaan we naar het wortnenveld, dat ook als het droog ligt de aandacht trekt door zijn tallooze hoopjes van in elkaar gekronkelde zandcilinders. Dat zijn eigenlijk de uitwerpselen van de wormen, die zelf geheel in het zand verscholen zijn. Staan we even stil dan kunnen we misschien zien hoe bij het mondstuk van die Worm het zand naar binnen wervelt en zeker zien we van tijd tot tijd nu hier dan daar het plotseling te voorschijn komen van den zandbolus, waaraan het darm stelsel van ons dier nu al het voedsel heeft onttrokSchema van een zeepier in het zand A. Kop b. De steunborstels c. De kieuwen d. Het uitwerpselhoopje ken, dat er in den vorm van microscopisch leven in geborgen Was. De worm zelf krijgen we niet ge makkelijk te zien, daarvoor is een flinke schep noodig en veel vlugheid, Want onze sinjeur zou al lang van de wereld verdwenen zijn, als hij zich niet vlug in het zand kon wegwerken en als hij er geen vluchtgangen op na hield. Al de groote wad vogels toch, te beginnen met de grutto's en regenWulpen, zijn verzot op die dikke zandpieren en als ze zoo schijnbaar staan te droomen in het on diepe water, dan loeren ze hoogstwaarschijnlijk op een gelegenheid om met n vluggen snavel stoot hun maag gevuld te krijgen. De scholeksters, de groote Wulpen, de zilvermeeuwen en de mantel meeuwen staan bekend als vlijtige zandpiervreters. Ook de mensen doet mee, want die gebruikt sinds eeuwen deze pier als aas bij de visscherij, vandaar dan ook de alpude wetenschappelijke naam van Arenicola piscatorum, de zandbeWoner der visschers. Wij ontmoeten op onze wandelingen dan ook geregeld den pierensteker, gewapend met griep en spade en dikwijls, als hij er een grootbedrijf op na houdt, voorzien van paard en kar. We hebben dan gelegenheid genoeg, om de groote pie ren te zien, heel anders gevormd dan onze aard wormen. Ze hebben een duidelijk versmald staarteinde en aan het middenlijf dertien paar rosse aan hangsels, die dienst doen als kieuwen en aan den kop het zandzuigapparaat. Klieren in de huid scheiden een stof af, die de binnenwanden van de gangen Wat steviger maakt. Bij andere wormen wordt een dergelijke stof, maar steviger, zoo overvloedig gevormd, dat er een soort van scheede uit ontstaat, die nog ver sterkt kan worden door zandkorreltjes of schelp brokjes of van zichzelf al kalkig is. Van deze kokerwormen" kunnen we misschien ook wel wat te zien krijgen. De leege kokertjes hebt ge trouwens dikwijls genoeg op het strand gevonden. Hier en daar zien we wormachtige dingetjes uit het zand opsteken met openingen, omkranst door Wuivende draadjes. Wormen zijn dat niet. Als we ons schepje er onder steken dan kunnen we wel licht het dier zelf vlug opwippen en dat blijkt dan het een of ander schelpdier te zijn, een kokkei of een strandgaper, misschien zelfseenmesheft. Die liggen in het zand begraven, maar hun siphon of vreet- en ademhalingsbuis steekt in het water op. Door de eene opening gaat water naar binnen, door de andere stroomt het er weer uit, nadat het dier, er voedsel en zuurstof uitgehaald heeft. Dicht bij de laagwaterlijn vinden we ze het meest; de schol eksters weten dat ook en zijn er zeer gewiekst in om zoo'n kokkei of gaper aan zijn siphon uit den grond te trekken. Als het water van de banken trekt, dan ver dwijnt al dat gedoe van siphons en kokerwormen onder het zand. Nu staan We voor een geul, waar het ebwater door afstroomt. Het lijkt een breede ondiepe rivier met hier en daar wat dieper kom men. Er zwemmen nog al veel vischjes in en krabHet mesheft a. Siphons b. Graafvoet ben en garnalen. Het water daalt zienderoogen en spoedig ligt de bed ding droog terwijl ook de kommen in omvang slinken. Waar is al het ge dierte opeens gebleven? Wel we hebben kunnen zien, hoe visch en krab en garnaal elk op zijn manier zich vlug in het zand heeft begraven, toen ze geen kans meer zagen om contact te krijgen met het zeegat, 't Is verwonderlijk zoo vlug en handig ze zich nog een kuiltje hebben weten uit te spoelen, zoo, dat het terugwarrelend zand hen dekte. Nu liggen ze onder het zand verborgen, voor ons onzichtbaar en waarschijnlijk ook voor de vogels. Die gaan echter werken op den tast en als nu zoo'n duizend strand loopertjes halven centimeter voor halven centimeter het terrein gaan afboren, dan zijn de kkine garnaaltjes al gauw geborgen. Geluk kig voor de krabben en de vischjes dat de meeuwen er niet zoo'n fijne werkmethode op nahouden. Soms is het van buiten a! t; zien waar slib of zand veel garnaalachtige diertjes herbergen. Er zijn er namelijk die haast voortdurend een ondergrondsch leven leiden en zoo diep zitten, dat ze een ademhalingsopening noodig hebben. Dan kan de grond er uitzien, alsof er met hagelkorreltjes in geschoten is. Nemen we daar een spit van, dan ontdekken we half doorschijnende witte schaaldiertjes, ieder in zijn eigen gang. Ze heeten Corophium en behooren tot de allerbelangrijkste dieren van het Wad, door hun levenswijze en door hun groot aantal. Zij vormen wel het hoofdvoedsel voor de kleine steltloopers, trouwens voor de grootere ook wel; scholeksters en grutto's zijn altijd op de Corophiumplekken te vinden. Het graafwerk van deze diertjes houdt den bodem los en bevordert de slibverplaatsing. In dit opzicht Werken zij dus samen met de zandpieren. Wie veel in de Wadden ronddwaalt, merkt zeer goed dat de zand en slibmassa's zich soms onverwacht in groote hoeveelheid kunnen verplaatsen en dat nogal dikwijls de aanslibbering hier wordt opge wogen door afslag elders en het dierlijk element is daar dikwijls zeer sterk bij betrokken, denk maar eens aan de mosselbanken. Over het leven en bedrijf van een mosselbank in de Waddenzee zou een heel boek te schrijven zijn; ik zou wel wenschen, dat de een of ander van mijn jonge vrienden zich daar eens toe zette. Nu zijn de meeste geulen ook droog. We willen terugwandelen naar een schelpenveld en daar de vloed afwachten en daar gaan We dan mee land waarts. Het stijgende water rolt dan de schelpjes om en om en dat geeft een heel fijne, idyllische muziek, zooals ge wellicht nog nooit ge hoord hebt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl