Historisch Archief 1877-1940
No. 2515
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Abonnoort U op
DE VROUW EN HAAR HUIS
Geïllustreerd maandschrift onder redactie van
l Mei 1925 begon de twintigste jaargang.
Naast artikelen over maatschappelijk werk, paedagogie, politiek, kunst, hygiëne en sport, wijst
het tijdschrift op vrouwen wier Jeven en werken op velerlei gebied belangrijk is. Ook geeft elk
nummer besprekingen en wenken over woninginriohting, kleeding, bet sieren van den feestdisch en
over al die praktische huishoudelijke uitvindingen, waarvan de huisvrouw zooveel nut heeft, Ook
kinderkleeding ontbreakt in geen enkel nummer. Driemaandelijks ontvangt leder abonnétevens
Naaldwerk en Kant", een plaatwerk dat den we* wijst om meer schoonheid te brengen in het
vrouwenhand werk. Bij elk nummer is een strijk- of hand werkpatroon ingelegd.
Een gratis proefnummer wordt aan belangstellenden gaarne franco toegezonden.
Prijs per jaargang f 10.?; franco per post f 10.75
Per Zeepost f 12.?, mail en buitenland f 15.
Men abonneert zich bij den boekhandel of by de uitgevers
VAN HOLKEMA EN WARENDORF Amsterdam
WADWANDELINGEN
door Dr. J A c. P. T H ij s s E.
Je kunt een heel mooie Wadwandeling maken,
door bij het begin van de eb in zee te stappen en
dan met het vallend water mee te wandelen naar
de laagwaterlijn. Ik behoef niet te zeggen, dat men
dat alleen doen mag op volkomen bekend terrein,
maar dan is er ook niet het minste gevaar bij. Het
komt er op aan, om zoo lang mogelijk in het hel
dere water te loopen, niet dieper dan een halven
meter en dan recht naar beneden te kijken naar
de bewoners van het zand, die zoodra de plaat
droog valt meestal spoorloos verdwijnen. Op deze
wijze kunnen We ook eenig denkbeeld ervan krijgen,
hoe het mogelijk is dat dag aan dag, jaar in jaar
uit, duizenden en nog eens duizenden vogels voed
sel kunnen vinden op onze Wadden.
Eerst gaan we naar het wortnenveld, dat ook
als het droog ligt de aandacht trekt door zijn
tallooze hoopjes van in elkaar gekronkelde
zandcilinders. Dat zijn eigenlijk de uitwerpselen van de
wormen, die zelf geheel in het zand verscholen
zijn. Staan we even stil dan kunnen we misschien
zien hoe bij het mondstuk van die Worm het zand
naar binnen wervelt en zeker zien we van tijd tot
tijd nu hier dan daar het plotseling te voorschijn
komen van den zandbolus, waaraan het darm
stelsel van ons dier nu al het voedsel heeft
onttrokSchema van een zeepier in het zand
A. Kop
b. De steunborstels
c. De kieuwen
d. Het uitwerpselhoopje
ken, dat er in den vorm van microscopisch leven
in geborgen Was. De worm zelf krijgen we niet ge
makkelijk te zien, daarvoor is een flinke schep
noodig en veel vlugheid, Want onze sinjeur zou al
lang van de wereld verdwenen zijn, als hij zich
niet vlug in het zand kon wegwerken en als hij er
geen vluchtgangen op na hield. Al de groote wad
vogels toch, te beginnen met de grutto's en
regenWulpen, zijn verzot op die dikke zandpieren en
als ze zoo schijnbaar staan te droomen in het on
diepe water, dan loeren ze hoogstwaarschijnlijk
op een gelegenheid om met n vluggen snavel
stoot hun maag gevuld te krijgen. De scholeksters,
de groote Wulpen, de zilvermeeuwen en de mantel
meeuwen staan bekend als vlijtige
zandpiervreters.
Ook de mensen doet mee, want die gebruikt
sinds eeuwen deze pier als aas bij de visscherij,
vandaar dan ook de alpude wetenschappelijke
naam van Arenicola piscatorum, de zandbeWoner
der visschers. Wij ontmoeten op onze wandelingen
dan ook geregeld den pierensteker, gewapend met
griep en spade en dikwijls, als hij er een
grootbedrijf op na houdt, voorzien van paard en kar. We
hebben dan gelegenheid genoeg, om de groote pie
ren te zien, heel anders gevormd dan onze aard
wormen. Ze hebben een duidelijk versmald
staarteinde en aan het middenlijf dertien paar rosse aan
hangsels, die dienst doen als kieuwen en aan den
kop het zandzuigapparaat. Klieren in de huid
scheiden een stof af, die de binnenwanden van de
gangen Wat steviger maakt.
Bij andere wormen wordt een dergelijke stof,
maar steviger, zoo overvloedig gevormd, dat er
een soort van scheede uit ontstaat, die nog ver
sterkt kan worden door zandkorreltjes of schelp
brokjes of van zichzelf al kalkig is. Van deze
kokerwormen" kunnen we misschien ook wel wat
te zien krijgen. De leege kokertjes hebt ge trouwens
dikwijls genoeg op het strand gevonden.
Hier en daar zien we wormachtige dingetjes uit
het zand opsteken met openingen, omkranst door
Wuivende draadjes. Wormen zijn dat niet. Als
we ons schepje er onder steken dan kunnen we wel
licht het dier zelf vlug opwippen en dat blijkt
dan het een of ander schelpdier te zijn, een kokkei
of een strandgaper, misschien zelfseenmesheft. Die
liggen in het zand begraven, maar hun siphon of
vreet- en ademhalingsbuis steekt in het water op.
Door de eene opening gaat water naar binnen, door
de andere stroomt het er weer uit, nadat het dier,
er voedsel en zuurstof uitgehaald heeft. Dicht bij
de laagwaterlijn vinden we ze het meest; de schol
eksters weten dat ook en zijn er zeer gewiekst in
om zoo'n kokkei of gaper aan zijn siphon uit den
grond te trekken.
Als het water van de banken trekt, dan ver
dwijnt al dat gedoe van siphons en kokerwormen
onder het zand. Nu staan We voor een geul, waar
het ebwater door afstroomt. Het lijkt een breede
ondiepe rivier met hier en daar wat dieper kom
men. Er zwemmen nog al veel vischjes in en
krabHet mesheft
a. Siphons
b. Graafvoet
ben en garnalen. Het water daalt
zienderoogen en spoedig ligt de bed
ding droog terwijl ook de kommen
in omvang slinken. Waar is al het ge
dierte opeens gebleven?
Wel we hebben kunnen zien, hoe
visch en krab en garnaal elk op zijn
manier zich vlug in het zand heeft
begraven, toen ze geen kans meer
zagen om contact te krijgen met het
zeegat, 't Is verwonderlijk zoo vlug
en handig ze zich nog een kuiltje
hebben weten uit te spoelen, zoo,
dat het terugwarrelend zand hen
dekte. Nu liggen ze onder het zand
verborgen, voor ons onzichtbaar
en waarschijnlijk ook voor de vogels.
Die gaan echter werken op den
tast en als nu zoo'n duizend strand
loopertjes halven centimeter voor
halven centimeter het terrein gaan
afboren, dan zijn de kkine
garnaaltjes al gauw geborgen. Geluk
kig voor de krabben en de vischjes
dat de meeuwen er niet zoo'n fijne
werkmethode op nahouden.
Soms is het van buiten a! t; zien waar slib of
zand veel garnaalachtige diertjes herbergen. Er
zijn er namelijk die haast voortdurend een
ondergrondsch leven leiden en zoo diep zitten, dat ze
een ademhalingsopening noodig hebben. Dan
kan de grond er uitzien, alsof er met hagelkorreltjes
in geschoten is. Nemen we daar een spit van, dan
ontdekken we half doorschijnende witte
schaaldiertjes, ieder in zijn eigen gang. Ze heeten
Corophium en behooren tot de allerbelangrijkste dieren
van het Wad, door hun levenswijze en door hun
groot aantal. Zij vormen wel het hoofdvoedsel
voor de kleine steltloopers, trouwens voor de
grootere ook wel; scholeksters en grutto's zijn
altijd op de Corophiumplekken te vinden. Het
graafwerk van deze diertjes houdt den bodem los
en bevordert de slibverplaatsing. In dit opzicht
Werken zij dus samen met de zandpieren. Wie veel
in de Wadden ronddwaalt, merkt zeer goed dat de
zand en slibmassa's zich soms onverwacht in
groote hoeveelheid kunnen verplaatsen en dat
nogal dikwijls de aanslibbering hier wordt opge
wogen door afslag elders en het dierlijk element
is daar dikwijls zeer sterk bij betrokken, denk
maar eens aan de mosselbanken. Over het leven
en bedrijf van een mosselbank in de Waddenzee
zou een heel boek te schrijven zijn; ik zou wel
wenschen, dat de een of ander van mijn jonge
vrienden zich daar eens toe zette.
Nu zijn de meeste geulen ook droog. We willen
terugwandelen naar een schelpenveld en daar de
vloed afwachten en daar gaan We dan mee land
waarts. Het stijgende water rolt dan de
schelpjes om en om en dat geeft een heel fijne,
idyllische muziek, zooals ge wellicht nog nooit ge
hoord hebt.