De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 29 augustus pagina 1

29 augustus 1925 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

ZATERDAG 29 AUGUSTUS 1925 D j x « r. Onder Hoofdredactie van Redacteuren: H. Brugmans, Top Nae« en G Redactie: C. F. van Dan, * Prijs per jaargang f 10.?bij - tt 4 --«??..£? B v» nv« fé^ kviii Advertpfitipfi REDACTIE EN ADMINISTRATIE, KEIZERSGRACHT HUGO DE GROOT HERDACHT Hugo de Groot herdacht hoe zou de groote meerderheid der Nederlanders, die zijn tijdgenooten waren, zich verbaasd en ge rgerd hebben, ware het hun vergund geweest een blik in de toe komst te slaan en hem te zien huldigen door de geheele wereld ! Want voor hen was hij alleen de Arminiaan, de vriend en mede stander van Oldenbarnevelt, die met mond en pen de staatkunde der Hollandsche regenten had verdedigd, die de aangewezen op volger was van den Landsadvocaat, wanneer deze den last van zijn ambt niet langer kon dragen. In hun oordeel schoren zij hem over n kam met den Advocaat. En hoe zij over dien, en de Arminianen, dachten? Laat he,t u vertellen door een Oranjegezinde van die dagen, door een vertegenwoordiger van de Calvinistische burgerij, door David Pietersz. de Vries, schipper en koopman tegelijk, stichter ook van een kolonie in Nieuw-Nederland. Wanneer hij in den voorzomer van 1619 op de reede van Aficante ligt en van een daar juist aangekomen stadgenoot, een Hoornschen schipper, de tijding van de terechtstelling van den Advocaat verneemt, schrijft hij in zijn journaal: Jan van Oldenbarnevelt is in 's Gravenhaghe op het Binnenhof onthalst, alsoo hij, door toedoen van de Arminianen, het landt in een bloedbat socht te stellen en aan Prins Maurits van Orange, die sijn leven voor deze landen gewaagd had, zijn autoriteit wilde ontnemen, schoon hij en zij wel wisten, dat Prince Wilhelmus dese landen, op sijn eyghen beurs, met een leger van duizenden mannen geassisteert heeft en om de diensten, die hij aan den lande heeft bewesen, deerlijck vermoort is. 't Schijnt dat Oldenbarnevelt en de Arminianen, om de regee ring op een anderen voet te brengen, met Prins Maurits wilden leven, zooals de Spanjaarden met zijn Heer Vader, Prins Willem, gedaan hadden; doch Godt zij gedanckt, dat de qtiaetdoenders loon naer wercken kregen." Zoo dacht David Pietersz. de Vries over den Advocaat van den lande en de Arminianen. Zoo dachten duizenden met hem. Oldenbarnevelt en de zijnen hadden de hand uitgestrekt naar het gezag van Prins Maurits; hadden hem het land uit willen jagen, misschien zelfs hem uit den weg willen ruimen; maar, Godlof! boontje was om zijn loontje gekomen. En al was Oldenbarnevelt de ergste, de Groot, de man van de Rotterdamsche keur voor Schieland, waarbij zulke scherpe be dreigingen werden geuit tegen de Contra-Remonstranten, die het zouden wagen Gods Woord te laten verkondigen, zooals zij het verstonden, de Groot deed niet veel voor hem onder. Op het schavot bracht men hem niet; het vonnis luidde: levenslange gevangenschap; geen ballingschap, zooals de Groot gehoopt had; dan zou hij zijn scherpe pen vrij kunnen gebruiken; en die vrees de men. Hoezeer er reden bestond voor die vrees, bleek, toen de Groot, nauwelijks uit Loevestein ontsnapt, zijn ,, Verantwoording der wettelijke regeering van Holland" schreef, waarin de politiek van Oldenbarnevelt op meesterlijke wijze verdedigd en het onrecht aan de kaak werd gesteld, dat hem en zijn medestanders was aangedaan. De Staten van Holland mochten nog zoo woeden tegen dit schandaleuse libel", het werd door vriend en vijand gelezen. Toen de Groot in 1631 naar Holland terugkwam, niet als be rouwvol zondaar, maar als een, die geen pardon wilde, geen half, geen vierde, geen achtste part van pardon", bleek het, hoe fel de haat tegen hem nog laaide en hoe groot de verontwaardiging was van de tegenpartij, dat de gevluchte misdadiger zich op Hollandsen gebied durfde wagen. Frederik Hendrik, hoe gunstig gezind ook jegens de Groot, en hoe bereid hem tegemoet te komen, zoo hij verlof had willen verzoeken zich hier te vestigen, kon den storm niet trotseeren, die van de kansels tegen dtn grooten Arminiaan" opging. De Staten loofden ten slotte een premie uit voor elk, die hem in handen van het gerecht zou leveren, maar lieten hem de gelegenheid het land te ruimen. Indien de herdenking van deze week den pensionaris van Rot terdam had gegolden, die Oldenbarnevelt's staatkunde schraagde, dan ware ook thans, nu het vuur der vroegere partijschap al lang is gedoofd, nog van verschil in oordeel gebleken. Maar niet de schrijver der Verantwoording" werd gehuldigd; maar de man, die drie honderd jaren geleden het boek in het licht gaf over Het recht van oorlog en vrede"; die in een tijd, toen de oorlogsbliksem niet van de lucht was, vrede het doel der samen leving noemde; die verkondigde dat de oorlog alleen mag dienen om dit doel te benaderen en dat een oorlog in dienst van het recht alleen dan gerechtvaardigd is, wanneer een dwingende rechtspraak ontbreekt; die schreef: het ware om vele redenen nuttig, ja, in zeker opzicht noodzakelijk te achten, dat de christe lijke mogendheden een lichaam instelden, waarin hun geschillen zouden worden opgelost door de beslissing der niet bij het geschil betrokkenen, en dat men middelen beraamde, partijen te dwingen zich op redelijke voorwaarden te verstaan," Gelijk boven den roman van Cervantes" zóó zegt Busken Huet in zijn Land van Rembrandt de lichtglans der ridderlijke edelmoedigheid, zoo zweeft boven de zeventiende eeuw in Europa de menschlievende gedachte van Don Quijote de Groot. Telkens heeft in den loop des tijds de werkelijkheid haar gelogenstraft. Zoo vele oorlogen er sedert den dood van haar ontwerper in de vijf werelddeelen gevoerd zijn, zoovele malen ging uit de kabinetten der diplomaten een ongeloovig lachen op." Niettemin heeft de Groot een uitkomst verkregen, welke den roem zijner gaven waardig is. Sedert zijn boek het licht zag, is elk zich verwijderen van het door hem gedroomde vrederijk als ontrouw aan de roeping van het menschelijk geslacht erkend. Niemand heeft het ideaal durven schenden, zonder voor te wenden het te eerbiedigen." Een geringe winst, zal menigeen denken, die kniebuiging voor het ideaal. Wat baat het in werkelijkheid, of een Lodewijk XIV, zoo hij veroveringen wil maken, door juristen een of anderen rechtsgrond daarvoor laat opduikelen? Is de vooruitgang zoo groot, van een tijd, waarin brutaal geweld geen verontschuldiging zoekt, naar een tijd, waarin het zich verschuilt achter het masker van het recht? En sloeg Frederik de Groote den spijker niet op den kop, toen hij zei: Wenn Fürsten den Krieg wollen, beginnen sie ihn und lassen dann einen arbeitsamen Rechtsgelehrten kommen, der beweist dass alles recht sei"? Gering is die vooruitgang zeker. Maar toch niet geheel zonder belang. Wie rekening moet houden met het rechtsgevoel, erkent zijne groeiende beteekenis; liet feit van de erkenning doet die beteekenis weer vermeerderen. Met dat al het vrederijk van Hugo de Groot is ook thans nog een gedroomd" vrederijk. In hetzelfde jaar, waarin de schrijver van Het recht van oorlog en vrede werd gehuldigd, wezen drie der machtigste leden van den Volkenbond de deur aan het protocol van Genève, waarin het door de Groot gestelde ideaal het' dichtst werd benaderd. Maar dat vrederijk is niet meer de droom van een enkeling. De gedachte, die de Groot uitsprak, heeft hij millioenen weer klank gevonden. De herinnering aan de drie eeuwen, die verliepen tusschen het aangeven van het ideaal en de eerste, gebrekkige, verwezenlijking daarvan in den Volkenbond, stemt tot bescheiden heid en geduld. Maar hoe lang het nog moge duren eer de vredesgedachte haar volle verwerkelijking heeft gevonden, terug dringen laat zij zich niet meer. K E R N K A M P

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl