Historisch Archief 1877-1940
No. 2516
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
Nieuwe Fransche Boeken
door Dr. JOHANNES TIELROOY
'LUCIEN FABRE
Rabevel, on Ie Mal des Ardents, 3 dln a 6 f r. 75,
Parijs, N. R. F., 1923.
Men moet tenslotte over Rabevel wel schrijven.
Twee jaar geleden is er de prix Ooncourt aan toe
gekend en nog altijd wordt het druk gelezen; ook
is het zoo juist in onze taal overgebracht. Dat ge
beurt niet met alle uitverkorenen van de erven
Goncourt. En er is trouwens n feit dat voorop
sta: Rabevelis een machtig boek. De man Rabevel
is een type geworden. Zonder het brein en het hart
van Lucien Fabre zou men van een levende niet
kunnen zeggen: een echte Rabevel. En men kan
dit zeggen. Fabre heeft iets geschapen. Vóór men
inslaapt kan het gebeuren dat men zich afvraagt
wat Bernard Rabevel gedaan zou hebben, in ge
geven gevallen, en waarom hij dat artikel in zijn
finantiëel blad zoo" redigeerde en niet anders".
Angèle had men uit zijn vernietigende omarming
willen redden. En die arme Reine Deze per
sonen, tallooze andere: ze leven. En het verhaal
houdt U geklemd. Wie er eenmaal in is, glijdt er
niet van zelf weer uit. Rabevelis een machtig boek.
Het portretteert een karakter. Rabevel als kind,
Rabevel als twintigjarige, Rabevel in de kracht
van zijn leven: altijd is hij begeerig, genotzuchtig
en wreed, hoogmoedig, woest. Hij iseen ardent",
een losgebroken natuurkracht. Hij steelt onge
straft, hij verraadt, verkracht, bedriegt, ver
nedert, hoont en hij Wordt er rijk bij; twintig
jaar oud, komt de arm-geborene (door een onbe
grijpelijk boekhoudkundig genie) al plotseling aan
het hoofd van een groot bedrijf te staan; en dat
gaat zoo onafgebroken voort; niets weerhoudt
hem en altijd is zijn leven n genot het genot
van te kunnen ook het moeilijkste wat hij zich ten
doel stelt. En overal waar hij aldus vertoond wordt,
lezen Wij weerloos verder; wij moeten. Komt het van
een ongeweten hoogmoed en een heimelijke wreed
heid, ons zelven nagelaten door verre bloedver
wanten uit het verleden? Hoe dan ook, wij genie
ten als Wij Rabevel zien Woeden, als hij andere
menschen zonder medelijden breekt, verachtelijk
wegsmijt. De schrijver van Rabevel bespeelt ons
instinct.
Bernard Rabevel kan alles n ding kan hij
niet. Angèle kan hij niet tot zijn vrouw maken.
Hij is rijk, niet werkelijk gelukkig. Misschien voelt
menig lezer zich hier al aanstonds gewroken?
Voorspoedig in het spel, onfortuinlijk in de lief
de": niemand krijgt alles. Rabevel heeft" Wel
vrouwen, en niet weinig. Hij heeft" Wel Angèle;
maar Angèle is niet zijn huisvrouw, zijn rustig
bezit, hun kind is niet bij hem. Om der wille van
het geld moet Rabevel met een andere trouwen.
Neen, zegt menig gelukkig, ofschoon minder wel
varend huisvader, dan ruil ik met Rabevel toch
liever maar niet En Rabevel vervalt spijtig
tot ontucht. Zoo gaat het. Die ontucht is bar, in
het boek. Liefde in alle gedaanten, de zuiverste
en de vuigste, staat in Rabevel beschreven of
aangednid (overigens nooit op al te grove wijze). Deze
liefdesroman bespeelt gebiedend het instinct van
den lezer.
De drie boekdeelen schilderen" ook zeden,
slechte zeden. Oroote reeders, industriëelen, ban
kiers, allen of bijna allen zijn hun fortuin aan bedrog
verschuldigd en gebruiken het voor hun wellust,
in gezelschap van vrouwen die meestal te koop zijn
en zelden zedig. Tegen groote dieven is de wet on
machtig, als ze maar slim zijn; de volksmond
zegt het, Fabre laat 't zien. Maar, het vergaat er
hun dan ook naar. De een verliest zijn verstand,
de ander pleegt zelfmoord, veler fortuin wordt
tot bouwval. Menig lezer begon hen al te benijden:
die weelderige bureau's, die paleizen in het Pare
Monceau. Men werd al wat kregel. Die heeren ver
dienden" kapitalen met leveranties; ja, dat is
het tenslotte, het zijn leveranciers, deze reeders
en nijveraars in het groot, onze leveranciers toch
ook een beetje ; en men dacht al: of ze wel leveren
tot den naasten prijs, als er zooveel af moet? Maar
ziet, ze komen ten val. Deze rijkaards, zegt Fabre,
zijn niet deugdzaam en hij kan het weten, zelf
werkzaam in de groot-industrie maar hun on
deugd wordt gestraft. Dat doet een lezer dan weer
goed. Deze zedenroman bevredigt.... zijn in
stincten.
En dan dat op en neer gaan ! Rijk, arm, arm,
rijk; vernederd, benauwd, plotseling gered,
tviumpheerend ! Waarlijk, er zijn nog avonturen te be
leven, al hebben we geen roofridders meer, geen
kruistochten en geen piraten. Grands coups"
sloegen de ridders uit het lied van Roeland, maar
grands coups" slaat ook Rabevel, geloof me.
Lees het leven van Rabevel, den Napoleon der
zakenwereld. Uw eigen leven schijnt wat eentonig?
word Rabevel voor een tijdje voor den tijd die
noodig is om zeven honderd vijftig bladzijden te
lezen en te overdenken. De schrijver wedde op uw
instinctieven lust in avontuur en waagstuk, en
de schrijver heeft zijn Weddenschap gewonnen.
En deze schrijver heeft tenslotte willen zeggen:
zoo ging het in ons Frankrijk. Het ges lach; van
1848 was idealistisch en werd ongelukkig; het
geslacht van na den Fransch-Duitschen oorlog,
dat van Bernard Rabevel, wilde genieten, wilde
zich uitleven", zocht exaltatie; kort vóór 1914
groeide een derde geslacht op dat redelijker was
en eigenlijk.... sterker dan de krachtmensch
Rabevel. En inderdaad, Fabre heeft gelijk. Hij
heeft bereikt wat hij bedoelde. Zijn roman is een
avonturenroman, een zedenschïldering, een ver
haal van liefde en een karakterbeeld; hij werd ook
een juiste historische evocatie. En hij heeft vele
deugden: goede landschapsbeschrijving, diepgaande
psychologie soms; gedaan met groote vegen, is hij
over het geheel van een verstandige compositie.
Hij zou een Balzac niet onwaardig geweest zijn,
deze machtige roman het Woord dient herhaald
te worden.
Ja, alleen, ik zal nu eindelijk maar zeggen, hoe
ik dat alles vind, die speculatie op menschelijke
instincten, de slimheid waarmee men ons hier
boeit, den aard van de behandelde stof en den geest
die bij de behandeling voorzat; de lezer moet het
trouwens al geraden hebben; het klinkt Wat hard,
en ik kan er wat nuffig door schijnen ; maar Werke
lijk, ik vind het toch eigenlijk wel een beetje....
vulgair. En ik voeg er dadelijk iets bij. Nagenoeg
alles wat ik tot nu toe zeide geldt van de eerste twee
deelen; maar in het laatste deel, dat de schrijver
door omstandigheden meende te moeten afraffelen,
heeft hij zich leelijk verraden. Daar blijkt Waartoe
hij in staat is, tot Welke vulgariteit, het woord is
werkelijk niet te kras. Men had in de eerste deelen
al abstracte passages, quasi-verfijnde beschouwin
gen opgemerkt, en daar reeds aan den
innerlijksmakelooze moeten denken die zijn tekort meent
te kunnen dekken door af en toe bijzonder be
schaafd" te doen. Dit wordt in het derde deel nog
heel wat erger. En een melodramatische griezelig
heid vult dit bijna uitsluitend. Wat dunkt u van
die ijselijk-wulpsche dame die met haar muscle
infatigable" en haar twee pseudoniemen het man
nelijk Tout-Paris" ten verderf voert? En van
haar deugdzame dochter die haar onverhoeds
toevoegt: moeder, u maakt mij te schande, ik
moet u verlaten? Is het niet of men de trilprent
al ziet, of men bij het vaalbleeke licht de
foutiefgespelde woorden in het rechthoekig vakje al leest,
of men de muziek het deuntje hoort zeuren dat
van bioscoop-dramatiek onafscheidelijk lijkt te
wezen? Moeder, ik moet u verlaten. ..."
Den roman Rabevel wil iedereen lezen, het is te
begrijpen. We zijn allen maar menschen. Minder
goed is het te begrijpen dat juist Fabre hem heeft
geschreven. Want Lucien Fabre is dichter, discipel
van Valéry nog wel, en is de schrijver van een uit
eenzetting der theorieën van Einstein. Vanwaar
dat vulgaire? Of kan zonder dat iets machtigs
in de kunst evenmin ontstaan.... als in het
leven? 1)
* *
*
Le Tarramagnou, Parijs, N. R. F., 1925,
7 f r. 50.
En ziehier dan zijn laatsten roman, een minder
machtig maar zeer goed, zeer degelijk boek, dat
zooeven gedrukt werd. Uitgangspunt (meer niet)
is een korte opstand waartoe ellende en haat jegens
woekeraars uit de stad een Zuid-Fransche boeren
bevolking, naar men zich zal herinneren, in 1907
gebracht heeft. Een historische roman dus
eenigermate ; maar veel is verdichtsel, en hoofdzaak is ge
worden het uiterlijk en innerlijk leven van ,,le
Tarramagnou", d.i. Ie petit homme de la terre",
den leider van den opstand. Naast hem ziet men
de autoriteiten, volstrekt niet onwillig of laksch
zooals anders in zulke boeken integendeel op
hun wijze bezorgd, op hun wijze idealistisch. Zij
hebben de orde te handhaven, de eenheid van
Frankrijk te behouden anderzijds willen zij het
volk aan het woord laten en ook helpen. Dat
brengt de ideologie^an de Derde Republiek zoo
mee, in tegenstelling met die van vroegere régi
mes. Benige zwakheid gaat er wel mee samen....
De leider, een geestdriftige, verstandige, nobele
natuur, boerenzoon in de stad tot ontwikkeling
gekomen, gaat te gronde, sterft vrijwillig. Want
een leider", een politicus, is niet wat de
kranten
1) De Hollandia-Drukkerij te Baarn heeft dezen
in elk geval toch opmerkelijken roman doen ver
talen en kort geleden, met een voorrede van
J. Greshoff, in onze taal het licht doen zien. Ter
beoordeeling van deze vertaling heb ik op verschei
dene plaatsen steekproeven" genomen, die alle
een bevredigend resultaat opleverden. De vertaling
was moeilijk. Kennis van de volkstaal, van de taal
van den dagelijkschen omgang, van die der zaken
wereld was onontbeerlijk. Nergens zou ik voor mij
verbeteringen hebben voor te stellen. En overal
klinkt het Nederlandsch ongedwongen. Als ver
taalster wordt opgegeven mevrouw Marie van
Djorne. Het is toe te juichen dat men zich ditmaal
niet tot een onbevoegde gewend heeft.
lezer in hem ziet. Hij is een mensen. Hij heeft lief
en zijn geliefde remt hem, of drijft hem te ver;
hij is vader, en zou rustig voor zijn gezin het brood
willen verdienen; hij heeft hard werkende bloed
verwanten, en dezen beschouwen hem als een lui
aard, een prater. Hij heeft vooral....
partijgenooten, en dat is het ergste. Die verraden hem,
trachten hem te overtroeven, ft verdringen; ze
miskennen zijn gematigd inzicht, zijn opofferirig,
die, beter dan hun onverstand en excessen, de zaak
tenslotte redt. Er komt n partijgenoot in het
boek voor, Parril, die een abject demagoog moet
heeten; maar dit is een pleonasme, welks gebruik
vooral bewijst dat ik het onaangenaam gevoel heb
of ik hemin levende lijve ben tegengekomen. Zulk
een gevoel heeft men aldoor. Fabre verstaat de
kunst ons het gevoel mede te deelen midden in de
echte tastbaarheid te verkeeen. En hij is drama
tisch. Er zijn hier twee prachtige tooneelen: dat
eene, aangrijpende, waar Ie Tarramagnou" plotse
ling eigengematigdheid verzaaktom zijn overwicht
niet te verliezen en dat waar hij de zaak van
zijn makkers bij den minister-president
(Clemenceau?) bepleit. Dat is waarheid, realiteit; hier geen
van buiten ingelegde tendentie: de feiten spreken.
Deze minister en deze rebel: het zijn geen begrippen,
geen functies, het zijn twee mannen, de eene oud,
de andere jong, die elkaar begrijpen, omdat ze
van hetzelfde hout zijn. Hitn vijandschap is toevah
Door hun functies, hun rol ziet de schrijver heen.
gelijk het betaamt.
Talrijke andere levende figuren, van even deug
delijk maaksel, herinneren ook hier weer aan Bal
zac. En het boek heeft durend belang, al verdedigt
het geen stelling neen juist omdat het er geen
enkele opzettelijk voorstaat. Want de boeren
mogen thans rijk zijn in Frankrijk, strijd tusschen
kleine werkers en geldmenschen uit "de groote
steden zal niettemin hier en daar nog wel voor
komen in de wereld. En die verhouding van den
leider tot de menigte, hoofdgegeven^ van dit werk,
is van een tragiek, die slachtoffers zal eischert zoo
lang de menschheid geleid -moet worden,- d.i'.
zoolang ze bestaan zal.' Ook' Rtné' Lalon"-schreef
daarover een boek van waarde, ie Chef, hier aan
gekondigd; en Lalou noch Fabre zullen de laatsfen
blijken. ? . ?
BERICHTEN EN AA.NTEEKEN l NOEN.
TIJDSCHRIFTEN. Met genoegen begroet ik- Le Navire
ii'urgent, een litterair maandblad van gedistingeerd uiter
lijk, zooeven opgericht door .,La maison des ainis des
livres", 7 rue de l'Odéun. Uit is de bekende boekhandel en
uitleeningsbibliotheek van inej. Adrienne Monnier. Mede
werkers van het nieuwe blad o.a.: Larbaud, Claudel,
Duliainel. Giraudoux. Joyce, Romains, Valéry. Een bijzonder
nuttige rubriek is het overzicht over elders verschenen
critieken. (t)0 fr. per jaar).
Andere Fransche tijdschriften, en wel van den len rang,
o.a.: Mercure (Ie Franco, 35 jaar oud (half-mdl., 85 fr. p. j'j.
Nouvelle Revue Francaiae, bestaat sinds*1909; o.a. orgaan
van den betreurden Jacques Rivièrc. Publiceert sinds eenige.
maanden den nieuwen, interessanten roman van Gide
(nidl., 50 fr. per jaar). Euiope, opgericht in 1923. Het
laatste nummer, van 15 Juni, bevat o.a. het tweede ge
deelte van Uuhamel's hartelijk stuk over Holland, (mdl.,
50 fr. per jaar).
Beheerders van leeszalen en portefeuilles" zij aan
schaffing aanbevolen. Deze publicaties leeren ons liet levend
geestelijk Frankrijk kennen. Moest de Revue lies Deux.
Manden erom vervallen, in vredesnaam...
Goede wetenschappelijke tijdschriften zijn de Revue de
littérature comparèc (3-mdl., 40 fr. per jaar) en de
Rcviud'histoire littéraire de la France (3-mdl., 35 fr. per jaar).
DE RF.KKS CHRISTIANISMF.. L. Coulange, La Vierge
Marie. Rieder, 6 fr. 50 en: A. Boulanger, rphée, 7 fr. Zie
over het hier uitvoerig aangekondigde Le mystère de Jésus
van Couchoud ook de N. K.Ct. van 7 Juli, ochtendblad.
DE REEKS JUDAÏSME. J. de Pauly, Le livre du Zonar,
Rieder, 9 fr.
EEN NIEUWE RFEKS: LE ROSEAU D'OR". Boeken van
meest behoudende, katholieke, thomistische strekking,
vermoedetijk. Leider J. Maritain. Prijs 115 fr. per 10 deeien,
deze echter ook afzonderlijk verkrijgbaar. Verschenen:
Trois réformatciirs, Luther, Descartes, Rousscau door
Ma'itain. (Plon-Nourrit).
EEN ANTWOORD Daar J. Bainville een Histoire de
Fruncivan monarchistische strekking had uitgegeven, schreef
J. Rcbonl een werkje M. Bainville contre t'Histoirc tic
France (Ed. du Siècle, 5 fr.) onder het motto La R
publique démocratique, hëritière des quarante rois, .des trois
Republiqr.es et des deux Ernpirés qni, en mille ans et ii
travers beaucoup d'erreurs ont fait la France" gelukkige
verbetering en aanvulling van een ander motto, dat zeer
geliefd is bij de ,,Action Franchise".
LITTERAIRE CRITIEK. A. Thibaudet, Le liseur de romans.
(Crès, 7 fr. 50). De bekende, ontzaglijk belezen criticus
van de N. K. F., die alles met alles weet te vergelijken,
maar intusschen menige fijne en rake opmerking maakt,
en een goede raadsman voor lectuur is.
OVIÏR SCHILDERKUNST. Paul Colin, Van Gogh, Rieder,
12 fr. Legt meer dan gewoonlijk geschiedt den nadruk op
de Hollandsche periode van Van Gogh. Van Holiandsche
bronnen is een ruim gebruik gemaakt.
P. Colin is een Belgisch essayist, ex-redacteur van Furope.
Zijn boek ve'rdient alle aandacht, ook gezien den lagen prijs.
(40 reproducties).
G. rtirpin, Que/i/iies peintres du temps présent. 2e série
(o.a. Foujita). L'itg. Revue litt. et art., 3 ff. Mooie illus
traties.
VOORTS ONIVANGLN:
Céline Arnauld, L\ipo.i*cmenl de l'éclipsc, passion en
'2 tictes. (Eer. reunis).
Anne-Armandy, /.V.'u/nn''*. Verzen. (Chiberre, 7 fr. 50).
Cf. dit blad 18 (Jet. 1924.
S. Poliakov. l.e Mc^sif <cins peuple, vertafing'door J.
Kesscl. (.V. K. f', l fr. 50).
J. T.