De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 29 augustus pagina 11

29 augustus 1925 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2516 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 Nieuwe Fransche Boeken door Dr. JOHANNES TIELROOY 'LUCIEN FABRE Rabevel, on Ie Mal des Ardents, 3 dln a 6 f r. 75, Parijs, N. R. F., 1923. Men moet tenslotte over Rabevel wel schrijven. Twee jaar geleden is er de prix Ooncourt aan toe gekend en nog altijd wordt het druk gelezen; ook is het zoo juist in onze taal overgebracht. Dat ge beurt niet met alle uitverkorenen van de erven Goncourt. En er is trouwens n feit dat voorop sta: Rabevelis een machtig boek. De man Rabevel is een type geworden. Zonder het brein en het hart van Lucien Fabre zou men van een levende niet kunnen zeggen: een echte Rabevel. En men kan dit zeggen. Fabre heeft iets geschapen. Vóór men inslaapt kan het gebeuren dat men zich afvraagt wat Bernard Rabevel gedaan zou hebben, in ge geven gevallen, en waarom hij dat artikel in zijn finantiëel blad zoo" redigeerde en niet anders". Angèle had men uit zijn vernietigende omarming willen redden. En die arme Reine Deze per sonen, tallooze andere: ze leven. En het verhaal houdt U geklemd. Wie er eenmaal in is, glijdt er niet van zelf weer uit. Rabevelis een machtig boek. Het portretteert een karakter. Rabevel als kind, Rabevel als twintigjarige, Rabevel in de kracht van zijn leven: altijd is hij begeerig, genotzuchtig en wreed, hoogmoedig, woest. Hij iseen ardent", een losgebroken natuurkracht. Hij steelt onge straft, hij verraadt, verkracht, bedriegt, ver nedert, hoont en hij Wordt er rijk bij; twintig jaar oud, komt de arm-geborene (door een onbe grijpelijk boekhoudkundig genie) al plotseling aan het hoofd van een groot bedrijf te staan; en dat gaat zoo onafgebroken voort; niets weerhoudt hem en altijd is zijn leven n genot het genot van te kunnen ook het moeilijkste wat hij zich ten doel stelt. En overal waar hij aldus vertoond wordt, lezen Wij weerloos verder; wij moeten. Komt het van een ongeweten hoogmoed en een heimelijke wreed heid, ons zelven nagelaten door verre bloedver wanten uit het verleden? Hoe dan ook, wij genie ten als Wij Rabevel zien Woeden, als hij andere menschen zonder medelijden breekt, verachtelijk wegsmijt. De schrijver van Rabevel bespeelt ons instinct. Bernard Rabevel kan alles n ding kan hij niet. Angèle kan hij niet tot zijn vrouw maken. Hij is rijk, niet werkelijk gelukkig. Misschien voelt menig lezer zich hier al aanstonds gewroken? Voorspoedig in het spel, onfortuinlijk in de lief de": niemand krijgt alles. Rabevel heeft" Wel vrouwen, en niet weinig. Hij heeft" Wel Angèle; maar Angèle is niet zijn huisvrouw, zijn rustig bezit, hun kind is niet bij hem. Om der wille van het geld moet Rabevel met een andere trouwen. Neen, zegt menig gelukkig, ofschoon minder wel varend huisvader, dan ruil ik met Rabevel toch liever maar niet En Rabevel vervalt spijtig tot ontucht. Zoo gaat het. Die ontucht is bar, in het boek. Liefde in alle gedaanten, de zuiverste en de vuigste, staat in Rabevel beschreven of aangednid (overigens nooit op al te grove wijze). Deze liefdesroman bespeelt gebiedend het instinct van den lezer. De drie boekdeelen schilderen" ook zeden, slechte zeden. Oroote reeders, industriëelen, ban kiers, allen of bijna allen zijn hun fortuin aan bedrog verschuldigd en gebruiken het voor hun wellust, in gezelschap van vrouwen die meestal te koop zijn en zelden zedig. Tegen groote dieven is de wet on machtig, als ze maar slim zijn; de volksmond zegt het, Fabre laat 't zien. Maar, het vergaat er hun dan ook naar. De een verliest zijn verstand, de ander pleegt zelfmoord, veler fortuin wordt tot bouwval. Menig lezer begon hen al te benijden: die weelderige bureau's, die paleizen in het Pare Monceau. Men werd al wat kregel. Die heeren ver dienden" kapitalen met leveranties; ja, dat is het tenslotte, het zijn leveranciers, deze reeders en nijveraars in het groot, onze leveranciers toch ook een beetje ; en men dacht al: of ze wel leveren tot den naasten prijs, als er zooveel af moet? Maar ziet, ze komen ten val. Deze rijkaards, zegt Fabre, zijn niet deugdzaam en hij kan het weten, zelf werkzaam in de groot-industrie maar hun on deugd wordt gestraft. Dat doet een lezer dan weer goed. Deze zedenroman bevredigt.... zijn in stincten. En dan dat op en neer gaan ! Rijk, arm, arm, rijk; vernederd, benauwd, plotseling gered, tviumpheerend ! Waarlijk, er zijn nog avonturen te be leven, al hebben we geen roofridders meer, geen kruistochten en geen piraten. Grands coups" sloegen de ridders uit het lied van Roeland, maar grands coups" slaat ook Rabevel, geloof me. Lees het leven van Rabevel, den Napoleon der zakenwereld. Uw eigen leven schijnt wat eentonig? word Rabevel voor een tijdje voor den tijd die noodig is om zeven honderd vijftig bladzijden te lezen en te overdenken. De schrijver wedde op uw instinctieven lust in avontuur en waagstuk, en de schrijver heeft zijn Weddenschap gewonnen. En deze schrijver heeft tenslotte willen zeggen: zoo ging het in ons Frankrijk. Het ges lach; van 1848 was idealistisch en werd ongelukkig; het geslacht van na den Fransch-Duitschen oorlog, dat van Bernard Rabevel, wilde genieten, wilde zich uitleven", zocht exaltatie; kort vóór 1914 groeide een derde geslacht op dat redelijker was en eigenlijk.... sterker dan de krachtmensch Rabevel. En inderdaad, Fabre heeft gelijk. Hij heeft bereikt wat hij bedoelde. Zijn roman is een avonturenroman, een zedenschïldering, een ver haal van liefde en een karakterbeeld; hij werd ook een juiste historische evocatie. En hij heeft vele deugden: goede landschapsbeschrijving, diepgaande psychologie soms; gedaan met groote vegen, is hij over het geheel van een verstandige compositie. Hij zou een Balzac niet onwaardig geweest zijn, deze machtige roman het Woord dient herhaald te worden. Ja, alleen, ik zal nu eindelijk maar zeggen, hoe ik dat alles vind, die speculatie op menschelijke instincten, de slimheid waarmee men ons hier boeit, den aard van de behandelde stof en den geest die bij de behandeling voorzat; de lezer moet het trouwens al geraden hebben; het klinkt Wat hard, en ik kan er wat nuffig door schijnen ; maar Werke lijk, ik vind het toch eigenlijk wel een beetje.... vulgair. En ik voeg er dadelijk iets bij. Nagenoeg alles wat ik tot nu toe zeide geldt van de eerste twee deelen; maar in het laatste deel, dat de schrijver door omstandigheden meende te moeten afraffelen, heeft hij zich leelijk verraden. Daar blijkt Waartoe hij in staat is, tot Welke vulgariteit, het woord is werkelijk niet te kras. Men had in de eerste deelen al abstracte passages, quasi-verfijnde beschouwin gen opgemerkt, en daar reeds aan den innerlijksmakelooze moeten denken die zijn tekort meent te kunnen dekken door af en toe bijzonder be schaafd" te doen. Dit wordt in het derde deel nog heel wat erger. En een melodramatische griezelig heid vult dit bijna uitsluitend. Wat dunkt u van die ijselijk-wulpsche dame die met haar muscle infatigable" en haar twee pseudoniemen het man nelijk Tout-Paris" ten verderf voert? En van haar deugdzame dochter die haar onverhoeds toevoegt: moeder, u maakt mij te schande, ik moet u verlaten? Is het niet of men de trilprent al ziet, of men bij het vaalbleeke licht de foutiefgespelde woorden in het rechthoekig vakje al leest, of men de muziek het deuntje hoort zeuren dat van bioscoop-dramatiek onafscheidelijk lijkt te wezen? Moeder, ik moet u verlaten. ..." Den roman Rabevel wil iedereen lezen, het is te begrijpen. We zijn allen maar menschen. Minder goed is het te begrijpen dat juist Fabre hem heeft geschreven. Want Lucien Fabre is dichter, discipel van Valéry nog wel, en is de schrijver van een uit eenzetting der theorieën van Einstein. Vanwaar dat vulgaire? Of kan zonder dat iets machtigs in de kunst evenmin ontstaan.... als in het leven? 1) * * * Le Tarramagnou, Parijs, N. R. F., 1925, 7 f r. 50. En ziehier dan zijn laatsten roman, een minder machtig maar zeer goed, zeer degelijk boek, dat zooeven gedrukt werd. Uitgangspunt (meer niet) is een korte opstand waartoe ellende en haat jegens woekeraars uit de stad een Zuid-Fransche boeren bevolking, naar men zich zal herinneren, in 1907 gebracht heeft. Een historische roman dus eenigermate ; maar veel is verdichtsel, en hoofdzaak is ge worden het uiterlijk en innerlijk leven van ,,le Tarramagnou", d.i. Ie petit homme de la terre", den leider van den opstand. Naast hem ziet men de autoriteiten, volstrekt niet onwillig of laksch zooals anders in zulke boeken integendeel op hun wijze bezorgd, op hun wijze idealistisch. Zij hebben de orde te handhaven, de eenheid van Frankrijk te behouden anderzijds willen zij het volk aan het woord laten en ook helpen. Dat brengt de ideologie^an de Derde Republiek zoo mee, in tegenstelling met die van vroegere régi mes. Benige zwakheid gaat er wel mee samen.... De leider, een geestdriftige, verstandige, nobele natuur, boerenzoon in de stad tot ontwikkeling gekomen, gaat te gronde, sterft vrijwillig. Want een leider", een politicus, is niet wat de kranten 1) De Hollandia-Drukkerij te Baarn heeft dezen in elk geval toch opmerkelijken roman doen ver talen en kort geleden, met een voorrede van J. Greshoff, in onze taal het licht doen zien. Ter beoordeeling van deze vertaling heb ik op verschei dene plaatsen steekproeven" genomen, die alle een bevredigend resultaat opleverden. De vertaling was moeilijk. Kennis van de volkstaal, van de taal van den dagelijkschen omgang, van die der zaken wereld was onontbeerlijk. Nergens zou ik voor mij verbeteringen hebben voor te stellen. En overal klinkt het Nederlandsch ongedwongen. Als ver taalster wordt opgegeven mevrouw Marie van Djorne. Het is toe te juichen dat men zich ditmaal niet tot een onbevoegde gewend heeft. lezer in hem ziet. Hij is een mensen. Hij heeft lief en zijn geliefde remt hem, of drijft hem te ver; hij is vader, en zou rustig voor zijn gezin het brood willen verdienen; hij heeft hard werkende bloed verwanten, en dezen beschouwen hem als een lui aard, een prater. Hij heeft vooral.... partijgenooten, en dat is het ergste. Die verraden hem, trachten hem te overtroeven, ft verdringen; ze miskennen zijn gematigd inzicht, zijn opofferirig, die, beter dan hun onverstand en excessen, de zaak tenslotte redt. Er komt n partijgenoot in het boek voor, Parril, die een abject demagoog moet heeten; maar dit is een pleonasme, welks gebruik vooral bewijst dat ik het onaangenaam gevoel heb of ik hemin levende lijve ben tegengekomen. Zulk een gevoel heeft men aldoor. Fabre verstaat de kunst ons het gevoel mede te deelen midden in de echte tastbaarheid te verkeeen. En hij is drama tisch. Er zijn hier twee prachtige tooneelen: dat eene, aangrijpende, waar Ie Tarramagnou" plotse ling eigengematigdheid verzaaktom zijn overwicht niet te verliezen en dat waar hij de zaak van zijn makkers bij den minister-president (Clemenceau?) bepleit. Dat is waarheid, realiteit; hier geen van buiten ingelegde tendentie: de feiten spreken. Deze minister en deze rebel: het zijn geen begrippen, geen functies, het zijn twee mannen, de eene oud, de andere jong, die elkaar begrijpen, omdat ze van hetzelfde hout zijn. Hitn vijandschap is toevah Door hun functies, hun rol ziet de schrijver heen. gelijk het betaamt. Talrijke andere levende figuren, van even deug delijk maaksel, herinneren ook hier weer aan Bal zac. En het boek heeft durend belang, al verdedigt het geen stelling neen juist omdat het er geen enkele opzettelijk voorstaat. Want de boeren mogen thans rijk zijn in Frankrijk, strijd tusschen kleine werkers en geldmenschen uit "de groote steden zal niettemin hier en daar nog wel voor komen in de wereld. En die verhouding van den leider tot de menigte, hoofdgegeven^ van dit werk, is van een tragiek, die slachtoffers zal eischert zoo lang de menschheid geleid -moet worden,- d.i'. zoolang ze bestaan zal.' Ook' Rtné' Lalon"-schreef daarover een boek van waarde, ie Chef, hier aan gekondigd; en Lalou noch Fabre zullen de laatsfen blijken. ? . ? BERICHTEN EN AA.NTEEKEN l NOEN. TIJDSCHRIFTEN. Met genoegen begroet ik- Le Navire ii'urgent, een litterair maandblad van gedistingeerd uiter lijk, zooeven opgericht door .,La maison des ainis des livres", 7 rue de l'Odéun. Uit is de bekende boekhandel en uitleeningsbibliotheek van inej. Adrienne Monnier. Mede werkers van het nieuwe blad o.a.: Larbaud, Claudel, Duliainel. Giraudoux. Joyce, Romains, Valéry. Een bijzonder nuttige rubriek is het overzicht over elders verschenen critieken. (t)0 fr. per jaar). Andere Fransche tijdschriften, en wel van den len rang, o.a.: Mercure (Ie Franco, 35 jaar oud (half-mdl., 85 fr. p. j'j. Nouvelle Revue Francaiae, bestaat sinds*1909; o.a. orgaan van den betreurden Jacques Rivièrc. Publiceert sinds eenige. maanden den nieuwen, interessanten roman van Gide (nidl., 50 fr. per jaar). Euiope, opgericht in 1923. Het laatste nummer, van 15 Juni, bevat o.a. het tweede ge deelte van Uuhamel's hartelijk stuk over Holland, (mdl., 50 fr. per jaar). Beheerders van leeszalen en portefeuilles" zij aan schaffing aanbevolen. Deze publicaties leeren ons liet levend geestelijk Frankrijk kennen. Moest de Revue lies Deux. Manden erom vervallen, in vredesnaam... Goede wetenschappelijke tijdschriften zijn de Revue de littérature comparèc (3-mdl., 40 fr. per jaar) en de Rcviud'histoire littéraire de la France (3-mdl., 35 fr. per jaar). DE RF.KKS CHRISTIANISMF.. L. Coulange, La Vierge Marie. Rieder, 6 fr. 50 en: A. Boulanger, rphée, 7 fr. Zie over het hier uitvoerig aangekondigde Le mystère de Jésus van Couchoud ook de N. K.Ct. van 7 Juli, ochtendblad. DE REEKS JUDAÏSME. J. de Pauly, Le livre du Zonar, Rieder, 9 fr. EEN NIEUWE RFEKS: LE ROSEAU D'OR". Boeken van meest behoudende, katholieke, thomistische strekking, vermoedetijk. Leider J. Maritain. Prijs 115 fr. per 10 deeien, deze echter ook afzonderlijk verkrijgbaar. Verschenen: Trois réformatciirs, Luther, Descartes, Rousscau door Ma'itain. (Plon-Nourrit). EEN ANTWOORD Daar J. Bainville een Histoire de Fruncivan monarchistische strekking had uitgegeven, schreef J. Rcbonl een werkje M. Bainville contre t'Histoirc tic France (Ed. du Siècle, 5 fr.) onder het motto La R publique démocratique, hëritière des quarante rois, .des trois Republiqr.es et des deux Ernpirés qni, en mille ans et ii travers beaucoup d'erreurs ont fait la France" gelukkige verbetering en aanvulling van een ander motto, dat zeer geliefd is bij de ,,Action Franchise". LITTERAIRE CRITIEK. A. Thibaudet, Le liseur de romans. (Crès, 7 fr. 50). De bekende, ontzaglijk belezen criticus van de N. K. F., die alles met alles weet te vergelijken, maar intusschen menige fijne en rake opmerking maakt, en een goede raadsman voor lectuur is. OVIÏR SCHILDERKUNST. Paul Colin, Van Gogh, Rieder, 12 fr. Legt meer dan gewoonlijk geschiedt den nadruk op de Hollandsche periode van Van Gogh. Van Holiandsche bronnen is een ruim gebruik gemaakt. P. Colin is een Belgisch essayist, ex-redacteur van Furope. Zijn boek ve'rdient alle aandacht, ook gezien den lagen prijs. (40 reproducties). G. rtirpin, Que/i/iies peintres du temps présent. 2e série (o.a. Foujita). L'itg. Revue litt. et art., 3 ff. Mooie illus traties. VOORTS ONIVANGLN: Céline Arnauld, L\ipo.i*cmenl de l'éclipsc, passion en '2 tictes. (Eer. reunis). Anne-Armandy, /.V.'u/nn''*. Verzen. (Chiberre, 7 fr. 50). Cf. dit blad 18 (Jet. 1924. S. Poliakov. l.e Mc^sif <cins peuple, vertafing'door J. Kesscl. (.V. K. f', l fr. 50). J. T.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl