De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 29 augustus pagina 13

29 augustus 1925 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2516 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 men kan hun moeilijk daarvan een verwijt maken" (p. 356). Bij zijn vertrek uit Yokohama bleef de be sneeuwde top van de Fujiyama onzichtbaar, volgens het Japansche volksgeloof een voorteeken-, dat ik Dai Nippon.nimmer zal terugzien" {p. 358);- duizend herinneringen verrijzen voor mijn .geestesoog; herinneringen van lief en leed werkelijk doorleefd in dit voor mij onvergetelijke land" (363). Het dikke boek van 'ten Kate bevat dus voor den aandachtigen lezer velerlei interessante bizonderheden, is leerrijk voor allen, heeft ook op vele plaatsen groote literarische waarde, o.a. bij de beschrijving der landschappen in Colorado (p. 19), van het grijze bergland vol kloven en ravijnen langs de Orinoco (p. 78) en van een zons ondergang in Zuid-Arizona (p. 89). * Het akelig woeste tafereel van den religieusen slangendans der Moqui-Indianen, een middel om regen af te smeeken (p. 7) wordt er, evenals het ?weerzinwekkende tooneel van den dans der No-'wekwe of priesters der Medicijn-orde der Roodhuiden, waarbij vuilnis wordt verteerd en urine gedronken (p. 144), keurig geschetst, terwijl ook het Bon-Matsuri (Doodenfeest) der Japanners, hun jujitsu overwinnen door toegeven" (p.325) door hem duidelijk worden beschreven. Niet zonder veel tact, geduld en overleg slaagde hij er in anthropologische opnemingen te doen bij de Indianen, waarbij de hulp door hem als medicus verleend, goed te stade kwam. Met het oog van ?den artist waardeert hij de vrouwelijke schoonheid, zoowel van de Indiaansche meisjes (p. 119), als ?die met oogen vol uitdrukking en lenige gestal ten" der vrouwen op Soemba (p. 151). De ge. Jaatsbouvf, lichaamsvorming, houding en gang der koste en ten spijt van alles, berust op een waandenkbeeld" (p. 146). Deze bewering gaat te ver, want ondanks de groote nadeelen en onmiskenbare schaduwzijden aan de beschaving in haarhuidigen vorm verbonden, die meer leidt tot uitbuiting dan opvoeding der gekleurde rassen, is elke verdere evolutie van die rassen wel degelijk het streven der besten waard. Weten alleen is niet voldoende," schrijft ten Kate terecht op p. 90, de onderzoeker moet tevens iets hebben van den dichterlijken droomer, den profetischen ziener," en dan had hij kunnen voelen zou ik er willen bijvoegen dat uit al dat booze eenmaal het goede zal voortspruiten en een betere samenleving voor het geheele menschdom geboren worden. DE NIEUWE GIDS VEERTIG JAAR door Prof. Dr. J. PRINSEN J. L z. Het is plicht, dat de Amsterdammer zijn warme, oprechte hulde brengt aan De Nieuwe Gids, waar deze thans zijn veertigsten verjaardag .viert. De Amsterdammer toch is met De Spectator het terrein geweest, waar latere mannen van 80", om en na 80 het eerst hun hart konden uitstorten en hunne nieuwe aangrijpende boodschap konden prediken. Hier heeft de Nieuwe Gids in de wieg gelegen. Kloos vertelt wel, hoe De Koo, na eenige stukken van hem geplaatst te hebben, hern bij zich riep en hoe groot was mijn inwendige ver bazing, toen ik voor mijn machtigen hoofdman verschenen,een vreemden, spottenden glimlachom zijn mond zag spelen, en ik mij hoorde toevoegen, GTDD1NG1 ?UYNENBURG MUYSl 1SCHILDEPSI in het Fransch, niemand had er naar om gekeken; ze zouden als slappe navolgers van groote mo dellen in de geschiedenis zijn geregistreerd. Mannen als Vosmaer en ook Huet wel we gaan dit steeds meer voelen ontleenen hun betrekkelijk groote beteekenis toch maar vooral aan de kleinheid en beperktheid van den kring waarin ze werkten. Dat is vrij spoedig met het ver schijnen van De Nieuwe Gids veranderd; dit be werkt te hebben is datgene waarvoor we dit tijd schrift steeds zullen moeten huldigen, ook nog bij het eventueele feest van zijn honderdsten ver jaardag. Veel van de poëzie van K loos, Gorter, Van Eeden, Verwey kan naast het allerbeste genoemd worden van wat in het laatste kwart der negentiende eeuw in West-Europa verscheen. Van Deyssel's Liefde is een typisch Hollandsche naturalistische roman, die in essentieele waarde niet achter staat bij het werk van Zola, Flaubert, Lemonnier. De inspi ratie kwam van buiten, maar toch heeft al dit Werk hevige oorspronkelijkheid en frischheid. De kritiek, de lyrische van Van Deyssel, de meer rustig betoogende en argumenteerende van Kloos, werd een zuiverende, geeselende macht in den itterairen staat. Spoedig is de verbrokkeling der krachten in De Nieuwe Gids gekomen. Het Tweemaandelijkse!) tijdschrift, De 20ste eeuw, De Beweging versche nen, De Gids richtte zich volkomen op uit zijn NUWARA ELIYA, CEYLON. (TEN KATE, OVER LAND EN ZEE) Singaleesche vrouwen op Ceylon, kunnen de ver gelijking met de schoonste vrouwen van andere mooie rassen doorstaan" (p. 312), terwijl ook onder ?de half-castes of Eurasians aldaar zeer mooie typen door hem Werden ontmoet. Aan hern, die het ongeschreven hoofdstuk der Indiaansche vrouw, als jong meisje, als gade, als moeder en als kampioen voor de vrijheid en rechten van haar ras, naar waarheid zal weten te schrijven," brengt ten Kate bij voorbaat zijn hulde (p. 120). En indien er iets is, dat mij vooral doet gelooven aan de psychische verwantschap of eenheid van .het menschelijk geslacht, dan is het 't ewig Weïbliche", dat ik in zijn tallooze uitingen in alle door mij bezochte hemelstreken hetzelfde vond." <p. 153). Als een roode draad loopt door het geheele boek elk gemis aan rassenhoogmoed, die nog zoovelen, meestal door gemis aan kennis der menschen van andere huidskleur, maar ook wel uit eigenbelang, bevangen houdt. Hij toont n warm hart voor die zoo vaak verdrukte, beroofde en uitgemoorde volken en wil, gedreven door een nobele liefde voor de gansche menschheid, bijdragen tot de verzoening dier steeds gevaarlijker wordende rassen-tegenstellingen. Het nut der V/estersche beschaving, met haar meer technisch en intellectueel dan moreel karak ter, waarop velen zoo prat gaan, schat hij blijkbaar ;gering. Vooral de beschaafde blanken" der tropen zijn hem onsympathiek, niet het minst door de gruwelen door hen tegenover die weerlooze inboorlingen bedreven (p. 199), en ook hij stelt zich de zoo moeilijk op te lossen vraag: Zijn al ?deze menschen, trots hun armoede in hun een zaamheid met hunne geringe behoeften, werkelijk zoo ongelukkig als Wij, verwende wezens, meenen"? ,,Het willen beschaven van gekleurde rass;n, ten met fijn sarkastische kalmte, dat het zóó niet langer ging". Maar och, hoe menige vader heeft tot zijn vooruitstrevend kroost gezegd, dat het zóó niet langer ging. En het is toch gegaan. Met De Nieuwe Gids is het zelfs voortreffelijk gegaan. Kloos schijnt wel gelijk te hebben, waar hij be scheidenlijk opmerkte bij de viering van het 25jarig jubileum: dat de oprichting van De Nieuwe Gids geen toevallige bevlieging van eerzuchtig vooruitwillende jongelieden, maar wel degelijk een historische noodzaak is geweest, waarbij den stichters geen andere lof toekomt, als de uit voerders te hebben mogen wezen van een diepere wet der dingen, die logisch leidde tot de opkomst en den bloei en 't door-alles-heen-in-stand-blijven van dit twintigste-eeuwsche periodiek". Ver scheidene tijdschriften van verschillende groepen zijn sedert verschenen, zonder dat iemand er achteraf een zoo groote allesbeheerschende gebeurtenis in zag, een zoo van zelf sprekende noodzakelijkheid. Toch is De Nieuwe Gids eigenlijk in de eerste jaren maar eigenlijk heel echt en fel de Nieuwe gids geweest. Daarna komt de splitsing; daarna herleeft de oude Gids en de nieuwe wordt steeds meer de drager van een waardige traditie, die door Kloos nog steeds dapper gekoesterd en hoog gehouden wordt. In de eerste negen jaren was het feit beslist, de overwinning bevochten, had het tijdschrift een nieuwe levende poëzie gebracht, geïnspireerd op Keats en Shelley, aansluiting gevonden bij het Fransche en Belgische naturalisme, Holland op geheven uit zijn,isolement, zijn eenzaam, verloren hoekje in den Europeeschen litterairen tuin. Als Beets en verreweg de meeste zijner tijdgenooten hun verzen in een der machtige Europeesche talen hadden geschreven, in het Engelsch, verlamming. Dit alles was echter het doorwerken der beginselen van De Nieuwe Gids, geschiedde voor een deel door krachten, die uit hem voort kwamen. De Ebcnbürtigkeit met West-Europa was voor Holland bereikt, wat nog niet immer onaantastbare hoogheid zeggen wil. En waarom zouden we het niet erkennen: De Nieuwe Gids werd een tijdschrift als die anderen. Zoo was het vooral toen het zijn zilveren feest vierde. Doch sedert zijn de omstreeks 1000 jong uitgeschoten looten verdroogd; De Gids zelf lijkt me meer academisch, meer deftig geworden, wat nog geen beschuldiging behoeft in te houden; ook in dien toon kan het goede en zuivere tot zijn recht komen. En de Nieuwe Gids heeft zich onder dit alles, nog altijd onder leiding van Kloos, om wien zich nog steeds eenige helden van de oude garde scharen, in volle levenskracht gehandhaafd, toch altijd meer dan De Gids het tijdschrift van de zuiver litteraire kunst, waar zich telkens nieuwe jonge krachten openbaren. Daarom verdient het thans den gelukwensch van De Amsterdammer, die, als zoovelen, geleerd heeft, dat het zóó wel langer ging en er zich hartelijk in verheugt. BOOTMOTOREN MOTORBOOTEN Bingham & Lugt - Slepersvest l - Rotterdam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl