Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2516
Tj/DGENQOTÉIp
'
\\
MECHTILD LICHNOWSKY
door Dr. W. O. C. B Y v A N c K
GEBUKT. (Een romanstudie)
III.
Zie eens wat voor verlevendiging de jonge Albert
in Lichnowsky's roman ontvangt hij het uitzicht
op het gebied en den roes van zijn nieuwe liefde !
Liefde", zoo staat er in zijn dagboek, is niet
dat alles wat in haar heiligen naam misdragen,
gelogen en gejodeld wordt. Ik weet het wel,
maar kan het nog niet opschrijven.
,,Wat is dit andere leven in ons, ten minste
in mij, dat niet aan spijs en vuur en licht en ook
niet aan arbeid is gebonden? En te denken
dat er veel menschen zijn die zonder ziel rond
komen. Maar wat is dan dit hersenwerk dat ik
onder invloed van mijn ziel verricht? Wie roept die
krachten op, die in mij rijzen? Mijn overleg, mijn
plannen mijn wil? In geen boek staat een ant
woord. De kerk weet niets van de hersens, de
medicus niets van de ziel, en den dichter gelooft
men niet. ?
Er zijn krachten g; weest die kathedn len hebben
.opgericht, krachten die hemelsche tegennatuurlijke
sprookjes hebben verzonnen en daarvoor geloof
hebben geëischt.... Met recht, want ook in dit
geloof lag scheppingskracht, en er ontstonden
daaruit weder heerlijke bloeisels, zoo flink en frisch
als die der aarde zelf. Aan welke kracht in ons
schrijven wij zulke werken toe? Moet ik onder de
menschen om mij heen toekijken....?
Maar ik ben een eind op zijde van den grooten
?straatweg gegroeid; ik voel die krachten in mij,
maar ook de onmogelijkheid anderen daarvan te
overtuigen op den gewonen weg dien de anderen
gaan".
En dat jonge geluk van zijn opkomende liefde
het deelt zich in allen gevalle als een opwekking
mee aan de andere personen van den roman die
eerst maar niet uit hun schema's los schenen te
kunnen komen.
Vroolijke, gracieuse arabesken spelen om de
woning van de geliefde Vewi, kostelijke tafereel
tjes dagen op. Ja, wij zijn op het punt om familiaar
te worden met den pessimistischen filosoof
Matthias Lanner, want wij worden onthaald op
een maaltijd in het vervallen kasteel waar hij zich
heeft teruggetrokken.
De oom, graaf Vormbach, man van de wereld,
die zich altoos tot den jongen Albert aangetrokken
gevoelde, doet mee aan den rondedans en treedt in
een periode van aanhoudende verliefdheid: hij zou
zijn rust en zijn gemak willen opofferen voor het
vastverbonden zijn met een jong schepseltje dat
haar naïeve oogen vol vertrouwen zou opslaan tot
de zijne. De toeschietelijke jonge weduwe die
bij de familie inwoont, gaat aan haar eenzaam lot
denken, en, wonder boven wonder, Tante Isis
met haar ijskoucien maskej, wordt ongedurig in de
eeuwige gevangenis waarin zij haar ziel opge
sloten heeft gehouden.
Het leven heeft voor haar een geheim, waarvan
zij niet weet hoe zij daarvan de oplossing zal
kunnen vinden.
Men herinnert zich misschien het avontuur
van haar eerste jeugd, toen haar liefde voor den
jongen Lanner plotseling werd afgesneden door het
krachtig optreden van haar moeder; want deze
is het die het avontuur, haar levensbestemming,
weet te begraven, alsof er niets was gebeurd. De
mensch is bij haar getroffen, en de vrouw is ont
waakt. Zij, Isabella, echter herinnert zich.
Het is een blad van haar levensboek,
uitgescheurd, maar zij kent den inhoud. Hoe is het
echter met den jongen Lanner gegaan?
Na jaren is hij teruggekeerd in de streek en
maakt deel uit van den kring om Isabella, tante
Isis verzameld; inderdaad zijn de paar jaren die hij
ten gevolge van een zware hersenziekte in een
krankzinnigengesticht heeft doorgebracht, hem
geheel ontschoten. Er bestaat een leegte in hem,
maar geen beeld uit het verleden is voor hem.
Daarentegen vraagt tante Isis zich af: Zwijgt
hij voor mij omdat hij het onherroepelijk heen
gegane wil verzwijgen, in 't idee dat mijn later
aangegaan huwelijk een trouwbreuk jegens hem
beduidt, of is waarlijk alles bij hem uitgewischt?
Met andere woorden, zit ik tegenover een rechter
of een vriend?
Die vraag heeft zij de lange jaren met zich
rondgedragen.
De ontwikkeling van haar eenzaam zwijgend
leven is dat zij nu, op deze hoogte van den roman,
haar zwijgen wil opgeven zonder het toch te
breken.
Haar naam verzwijgend, al de omstandigheden
van haar omgeving onkenbaar makend, zelfs
absoluut de quaestie van haar sekse in 't vage
latend, gaat zij aan Matthias Lanner brieven
richten die hem moeten overtuigen van het bestaan
van n ter wereld welke hem begrijpt en met hem
meegaat, man of vrouw.
Zij rekent haar geheim onontraadselbaar. Want
niemand kent haar schrift, omdat zij zich altoos
heeft onthouden met iemand een correspon
dentie aan te knoopen. Zij wil voor Matthias
een stem wezen, sprekend uit de duisternis van
de lucht.
(Even moet het mij hier van mijn kritisch hart,
hoe dwaas onwaar deze verbeelding is verzonnen.
Het onmogelijke daargelaten van het feit dat er
van iemand in de positie van tante Isis geen regel
op het papier zou bestaan, wat moeten wij van
brieven denken, geschreven door iemand die tot
haar zes- of zeven- en dertigste jaar geen letter
op schrift stelde en dit moesten brieven zijn, die
daarenboven aan allerhande moeilijke voorwaarden
hadden te voldoen!)
Natuurlijk verlangt de roman dat de excen
trieke wijsgeer en dichter wordt getroffen door de
taal, die hem uit den vreemde bereikt. (Inderdaad
beantwoorden de vele bladzijden, welke als stalen
moeten dienen van Isabella's epistolaire kunst,
niet in 't minst aan onze verwachtingen) Wij
hooren hoe hij na eenigen tijd al meer en meer
gaat verlangen naar het oogenblik waarop een
nieuwe brief hem de bezieling zal brengen, voor
hem zoo noodig. Het wordt bijna een ziekte.
Dan acht Isabella den tijd gekomen waarop zij
zich kan verklaren. Haar krachten zijn aan 't'
dalen. Het kan wezen dat haar nog maar een
kort leven is beschoren, zij is niet iemand voor wie
het leven is: een vervulling. Zij stelt misschien
een overgang voor van de eene generatie tot de
andere. Laat ten minste haar kort verblijf op
aarde geen verwarring stichten.
Daarom maakt zij in haar brief aan Lanner
met hem een afspraak van tijd en plaats om hem
te ontmoeten en haar vraag te stellen.
Te vergeefs.
Lanner, die nooit het minste vermoeden had op
Isabella, duwt haar op zijde bij de samenkomst,
omdat hij de andere verwacht.
Gebroken, gaat zij huiswaarts, haar levenskracht
is uitgeput, zij bezwijkt en het is eerst het feit van
haar dood dat Lanner tot bewustheid voert van
de tragedie in haar leven.
Natuurlijk is het al wederom, dat de spanning
in den roman bij de plotselinge herkenning van
een afgebroken verleden, zich ontlaadt in een angst
kreet van Matthias, zoo doordringend dat geen
ander besluit van het boek daarnaast kan op
komen. Het is het finis, met den schrilst mogelijken
streep op- de pagina geplant.
Toch is er door de schrijfster een zekere overgang
gevonden tusschen het hoofdmotief, d.i. Geburt
(van den jongeling) en het nevenonderwerp van
het verloren leven.
De jonge Albert kent nl. het geheim der brieven
door Lanner ontvangen, uit het handschrift in zijn
bezit van een brief van Isabella, aan haar zuster
zijn moeder. (Hoe kinderachtig daagt dat geheel
geïsoleerde geval in de zee de ronmogelijkheden op).
Hij heeft, voor een deel, door die toevallige kennis
het lot van de harde vrouw leeren verstaan en
gevoelt zich aan haar verwant. Hij verraadt haar
niet.
Hij verraadt haar niet, want ook hij is op weg,
zich eenzaam te gaan gevoelen in het leven.
De onverschillige genius van het
menschenbestaan opent nl. voor hem de tweede phase van
het liefdegevoel, waar het tegen de werkelijkheid
aansluit nadat het de overstelpende weelde van
zijn illusie heeft geopenbaard Illusie niet vol
te houden !
Een enkele dagboekaanteekening uit Albert's
journaal moge ons inlichten.
,,Ik heb haar gisteren gezien en gesproken. Zoo
verdrietig zag zij er uit. Vroeger de vroolijke kadet.
Thans een van de dochteren Niobe's.... O, ik
zie haar oog met een elastisch.en ruk naar het mijne
toespringen, maar dan viel het ooglid en de wimpers
streelden haar wangen. Zij zeide: Lieve Albert,
altijd wanneer ik met je sprak, gaat mijn moeder
haar opmerkingen maken Nare dingen zegt ze.
Maar niet waar, het gebod dat wij onze ouders
hebben te eeren, daar kunnen wij niet overheen".
Dan zeide zij nog: Lieve Albert, ik houd niet
van mijzelf ik ben slecht".
Wat daarop te antwoorden? De menschen
storen ons. maar ik waag het ook niet verder te
vragen om der wille van mijn oom (die haar het
hof maakt). Neen, haar verdriet is niet om mij,
DE ALVERHOOGSTE
EISCHEN DIE WIJ
ONS STEEDS STEL
DEN HEBBEN ONS
GEMAAKT TOT DE
GROOTSTE MEUBELFABRIEK
IN NEDERLAND
maar omdat men haar thuis niet met rust laat."
De jonge man gaat begrijpen dat men in Vewi's
huis, den man van de wereld, zijn oom voor een
veel betere partij houdt dan hem zelf die zijn
gansche carrière nog heeft temaken. Voor Vewi's
moeder is hij geen gendrc a tout repos, zooals de
ander is. Zij weet hem dat duidelijk te maken
met haar innemendste manieren, die niemand
kunnen kwetsen, omdat zij niemands ijdelheid
hinderen.
Hij, Albert, is niet meer dan een interessant
jong mensch, die nog een begin moet maken met
zijn studiën. En hij gevoelt zich als een die door zijn
liefde ingewijd is geworden in een dieper ge
heimenis van het leven, waarin hij op zijn beurt
de geliefde zou willen inwijden !....
Maar heeft hij ook niet een plicht tegenover
Isabella? Hij wil haar raden zich te bevrijden van
den last die niet alleen haar geweten, maar haar
geheele zijn drukt door een open bekentenis aan
Matthias Lanner. Hij zocht haar alleen te spreken,
en het lot dat de samenstemming van menschen
niet schijnt te willen, beschikte het zoo dat hij in
plaats van zijn voornemen te volvoeren van zijn
tante moest hooren hoe de oom, de man van de
wereld, zijn zuster had gevraagd bij de ouders
aanzoek te doen om Vewi's hand.
En? vraagt Albert.
Ik heb geweigerd, antwoordt Isabella.
Waarom?
Omdat ik de verantwoording niet op mij wil
nemen.
Het was een geweldige schok, maar Albert wilde
niet toonen hoe diep hij trof. Hij liet zich niet
gaan. Was het 't voorbeeld van zijn tante dat hem
zich deed schrap zetten? Niet alleen dit; er was
ook de overtuiging van een dieper leven in samen
hang met den grondslag van het eeuwig bestaan.
Groote heilige natuur", heet het in 't dagboek,
gij moet mij redden als het ergste daar is, Vewi
wordt mij ontnomen.... Neen, zelfs wanneer
het verbijsterende gebeurt met Oom Gregor....
zij kan niet voor mij verloren zijn. Mijn liefde is
van een anderen aard. Alleen die bezit aan gene
zijde van het leven, heeft hier het ware bezit, anders
is alles bitterheid en pijn".
Zoo leerden hem ook de laatste woorden die
zijn tante hem op haar sterfbed toesprak.
Mijn kind", hoorde hij haar met inspanning
van de laatste krachten zich nog toefluisteren,
wanneer voor u het onvermijdelijke komt,en gij
meent de vrouw die gij lief hebt, geheel te hebben
verloren dan heeft dat toch n.ets te beteekenen,
geloof mij toch. Zij zal trouwen. Wat doet het er
toe? Laat haar trekken waar zij heen wil maar
blijf bij haar. Wat beduidt een huwelijk? Het is
een menschelijke instelling. Geloof me, raak het
hoofd niet kwijt. Ik weet, ge hebt veel uitgestaan
dezer dagen...."
Met die woorden neemt Isabella van hem af
scheid en van ons.
Zij heeft den roman, zullen wij zeggen? den
ruggestreng gegeven. Het is toch een rijk en groot
boek geworden: ongelijkmatig, in zoover het zijn
kracht zoekt in een overlegd plan, mêesleepend
waar het 't diepere gevoel laat spreken, een zeer
moeilijk boek, onmogelijk als een geheel weer te
geven; maar het boeit hoe meer men er in komt
bii herhaalde lezing.
BATENBURG & FOLMER
(Q. W. FOLMER)
DEN H A&G, HUYGENSPARK 22
SPECIALITEIT:
BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS
MET SAFE-INRICHTINQ.
VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE
INTERNATIONALE TRANSPORTEN