Historisch Archief 1877-1940
No. 2516
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
f,
f
'
AVONDTOILET
Teekening voor de Groene Amsterdammer"
door S. Desaga
VAN KINDEREN
door E. T i E R i E?H o G E R z E i L.
HET INDISCHE JONGENTJE.
Het stille donkere jongentje in 'n Hollandsche
familie, waar breede, stevige kinderen zijn. Hij
moet slapen op een kamer met een jongen, die
plomp loopt en die goed weet dat 't zijn kamer is,
waar 't Indische jongentje mag slapen. Ze moeten
samen deelen de waschtafel, samen 't kastje.
De Indische jongen spreekt weinig, in hem is
altijd 't verlangen naar zijn land, het groote, het
vrije, het leven in de zon, met de overal helle
kleuren. Hier in Holland vindt hij alles besloten,
grauw, het huis raar, met zijn hooge trappen en de
zware jongen met wien hij de kamer deelt, is voor
hem de verschrikkelijke, de woesteling. Hij kan
niet tegen hem op, moet zich laten plagen.
Weinig zijn de dingen, die het jongentje vreugde
geven, hij voelt zich gevangen, als vast gelegd.
O, z'n huis zoo ver weg, z'n moeder, die hij ziet
loopen, licht, onhoorbaar.
Hier, die mevrouw zoo anders, met hard-roode
wangen en haar stem tegen alles in, zoo schreeu
wend.
Niemand weet z'n verlangen, z'n afschuw van
Holland, ook z'n juffrouw van de klas niet, die
hem zoo'n mooi donker jongentje vindt. Ze kijkt
telkens naar hem, als hij met z'n enige vingers de
klei kneedt en vreemde dingen maakt uit z'n land,
zoo ver weg. Maar ook eens 'n Scheveningsche
visscher, die ze bewondert en hem zegt goed te
bewaren, lachend: dan kan je hem later meene
men naar Indië".
Z'n oogen hebben zoo vol, warm naar haar op
gezien, blij, dat ze dit gezegd heeft. Voorzichtig
draagt hij 't kleimannetje naar huis, naar het
kastje van hun tweeën en stopt het weg, achter z'n
kleeren. Maar hij, die overal snuffelt, heeft 't toch
ontdekt en gierend, lachend is hij er den tuin mee
ingehold. 't Indische jongentje springt naar hem
op, wil afrukken, z'n oogen dreigend fel. Plagend
zwaait de zware jongen het kleipopje boven z'n
hoofd. Het valt en de grove schoen trapt en maakt
het tot 'n plat grauw stukje.
Getier en geschreeuw van den zwaren jongen,
dat 't zijn schuld niet is, hij en wijst naar 't In
dische jongetje, had er niet op af moeten sprin
gen.
De moeder is tusschenbeide gekomen. Wat
zoo'n Indisch kind star en venijnig kan kijken !
Ze heeft hem uit zijn staren gerukt, z'n arm ge
schud, hij moet niet zoo gauw kwaad zijn om niets,
klei genoeg, dan maakt hij er maar weer een.
O, hoe voelt 't kind z'n zwakte, hij alleen tegen
al die anderen. Maar stil in zichzelf zint hij, hij wil
zich wreken. En 't komt. Een doos bonbons, ge
stuurd door een tante, die zal hem helpen. Hij
weet, hoe dol de grove jongen op snoep is, hoe
z'n vingers graaien in de koekjestrommel, niets zal
hij hem geven uit zijn doos, niet n, aan die sterke,
die aan zijn dingen durft te|kpmen, ruw kapottrapt.
De jongen zeurt, maar 't jongentje doet de doos
niet open. Slim overlegt hij, bang voor afnemen,
neemt hij z'n doos mee, zonder dat iemand 't
merkt, naar school en duwt haar de juffrouw van
zijn klas in de hand.
Ben je jarig", vraagt ze verwonderd?
Nee knikt hij.
Waarom houd je 't niet zelf?"
Ik houd er niet van", liegt hij.
De juffrouw vindt hem toch zoo'n wonderlijk
kereltje, dat ze lang nog niet kent.
Als hij weer thuis is uit school, vragen de kinde
ren naar z'n doos, en 't meest de jongen van z'n
kamer; krijgt hij nu wat?
Nee schudt 't jongentje. De jongen doorzoekt
't kastje, geen doos. De moeder er bij gehaald,
hij wordt ondervraagd, maar ze komen geen stap
verder.
Later spreekt de harde roodwangige mevrouw
met andere mevrouwen over het Indische kind,
van z'n geniepige streken, z'n hebzucht, zoo heel
anders dan je eigen kinderen. En 't komt niet bij
haar op, dat 't Indische jongentje, stil zich heeft
gewroken en dat haar jongen, de Hollandsche,
de aanleiding hiertoe was.
Japon van Crêpe de Chine lindebloezemkleur.
Donkere bontranden.
INGEZONDEN
WAT BEREIKEN DE VROUWEN MET HAAR KIESRECHT.
Met belangstelling heb ik in uw blad het art.
Wat bereiken de vrouwen met haar kiesrecht"
gelezen.
Het is inderdaad maar al te waar, dat van al
de punten, door Mr. van Schaik in 1919 genoemd,
door de Ver. van Staatsburgeressen na hare
reorganisatie op haar program gezet, niets is
verwezenlijkt, maar dat sinds de verkrijging
van het kiesrecht de positie der vrouw steeds
achteruit is gegaan.
De raad, die Mr. van Dullemen de kiezeressen
ter overweging geeft, om zich zelfstandig in ne
onafhankelijke vrouwenpartij te organiseeren,
lijkt mij echter zeer aanvechtbaar.
Behalve dat wij ons te spiegelen hebben in ons
eigen land aan de mislukte poging der Algemeene
Nederlandsche Vrouwenorganisatie, die na eenige
jaren van moeizamen arbeid in deze richting,
het onmogelijke ervan heeft ingezien en zich heeft
aangesloten bij een bestaande politieke partij,
is bij eenzelfde taktiek in een der Scandinavische
landen, waar reeds zooveel langer het vrouwen
kiesrecht is ingevoerd, men onmachtig gebleken,
zelfs maar meer dan ne vrouw in de
landsregeering gekozen te krijgen.
Mr. van Dullemen vergelijkt de arbeiders- en de
vrouwenbeweging, ziet de groote macht, in 25
jaren door de arbeiderspartij verkregen en trekt
hieruit hare conclusies voor de vrouwenbeweging.
Maar daarin dwaalt zij m.i. ten eenemale.
Vrouwenbeweging en arbeidersbeweging zijn
totaal onvergelijkbare dingen.
Wat de arbeiderspartij zoo snel tot een zoo
groote machtsontplooiing heeft gebracht, is het
feit, dat voor de groote massa belang en recht
zoo volkomen samenvallen. Al de dagen van zijn
leven van dat hij opstaat totdat hij gaat slapen
gevoelt de proletariër, zoowel de man als de vrouw,
dat de strijd zijner partij hem voordeel brengt.
De praktijk van alle dagen, van een reeks van jaren
leert hem dat. Als hij zijn leven vergelijkt met dat
van zijne makkers van 30?40 jaar geleden, dan
rijst een groote dankbaarheid in hem op. Zijn
betere levensvoorwaarden, zijn sterkere positie
in de maatschappij, het is het werk van zijne partij,
die nog steeds alle dagen weer zijn lot tracht te
verbeteren, zijn leven tracht omhoog te heffen.
Het feit, dat belang en rechtsgevoel hier samen
vallen, heeft de arbeidersbeweging zoo groot
gemaakt.
En nu de vrouwenbelangen; b.v. een verbeterde
Hotel DUIN EN DAAL BLgS?LEN
CENTR. VERW. PRIVÉBADKAMER
VASTE WASCHTAFELS
huwelijkswetgeving, waarin de rechtsongelijkheid
van man en vrouw zou zijn opgeheven, waarin
de ouderlijke macht te samen zou worden ge
deeld.
Is dit inderdaad van zoo groot, iri het oog
springend praktisch belang, dat wij alle vrouwen
onder dit vaandel zouden kunnen vereenigen?
Men zou zeggen: ja, inderdaad; de onrecht
vaardigheid, de onwaardigheid onzer huwelijkswet
is zoo groot, dat alle vrouwen in den strijd hier
tegen toch wel samen moesten optrekken.
Maar dat is niet Waar, deze strijd^taat absoluut
niet in het centrum van de belangstelling der
vrouwen. Dat komt, omdat het geen levend,
praktisch, alle dagen weer gevoeld belang is veor
het meerendeel der vrouwen. Onze zeden zijn
gelukkig de wetgeving in dezen ver vooruit en
van onze slechte huwelijkswet merken de meeste
vrouwen in het gewone leven niets.
En degenen, die Wel de harde consequenties
der slechte wet ondervonden, zijn gewoonlijk zoo
vleugellam geslagen, dat zij niet meer de krachtige,
welbewuste strijdsters voor betere dingen ver
mogen te zijn. Alleen zij, die uit een krachtig
rechtsbesef hun strijdlust putten en onderhouden,
zullen dezen strijd tot de overwinning moeten
brengen en dezulken vindt men onder mannerf
even zoo goed als onder vrouwen.
Dan is daar de vrijheid van arbeid voor de ge
huwde vrouw, ook voor ons een kwestie van vrij
heid en recht, van belang slechts voor een be
trekkelijk kleine groep van vrouwen, terwijl dat
belang weer indruischt dikwijls tegen de belangen
eener andere groep vrouwen, die daar dubbele
tractementen zien, terwijl hare mannen misschien
met werkloosheid bedreigd worden.
Als men een onderzoek doet te dezen opzichte
naar den eisch: gelijk loon voor gelijkwaardigen
arbeid, dan komt men tot dezelfde uitkomst:
Keel veel vrouwen vinden toeslagen voor gehuw
den en grootere verhoogingen zeer billijk.
Wat zou dan wel de cry moeten zijn, die alle
vrouwen vereenigt, zooals het aloude recht
voor allen", bovenal: brood voor allen" de
proletariërs aller landen heeft vereenigd?
Er i's niet n groot vrouwenbelang, dat aan alle
vrouwen goede, praktische levenswaarden be
looft.
Wij strijden onzen feministischen strijd, omdat
ons gevoel van recht ons daartoe drijft en alleen
in dit rechtsbesef zullen wij overwinnen.
En onze mannelijke gelijkgezinden zullen ons
in dien strijd moeten helpen. Als wij alleen gaan
staan en ons alleen organiseeren en al onze krach
ten daartoe inspannen, zullen wij niet slechts
niets bereiken, maar wij zullen van de rechts- een
machtskwestie maken zonder ooit een machtig
leger achter ons te hebben en dat is Don
Quichotterie.
Bovendien meen ik, dat wij het kiesrecht niet
hebben begeerd en verkregen om alleen onze eigen
vrouwenbelangen te behartigen. Er zijn zoovele
andere, algemeene kwesties, waarop de vrouw een
andere kijk heeft dan de man, die samen beter
gedaan worden dan door mannen alleen.
Maar daarvoor moet zij zich bewegen in de poli
tiek, deelnemen aan de belangrijke vergaderingen
en besprekingen; daartoe moet zij aan het open
bare leven hare levende, daadwerkelijke belang
stelling geven; daartoe moet zij deel uitmaken van
de politieke partijen, die nu eenmaal ons staat
kundig'leven drijven en daar moet zij blijk geven
van haar helder en onbevangen oordeel, van
haren oprechten wil tot medewerking met den
man.
Dat lijkt mij de eenige weg voor de vrouw om
te komen tot volle ontplooiing harer krachten in
het openbare leven, langs dezen weg zal zij moeten
komen tot de volledige erkenning harer rechten op
wettelijk, economisch en maatschappelijk gebied.
Langzaam zal het gaan, veel te langzaam voor
ons, die overtuigd zijn, dat het openbare leven
winnen zal door de erkenning, waardeering en
gebruikmaking van de krachten der vrouw, maar
m.i. zal het gaan, slechts gaan langs dezen weg.
S. VAN DER HOEVEN?BAKKER
DRINK WEINIG MELK
maar goede melk, van betrouwbaar
GEZOND vee.
HOFSTEDE OUD-BUSSEM.
Kerkstraat 187. Tel. 49344.