De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 5 september pagina 19

5 september 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2517 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 OP DEN ECONOMISCHEN UITKIJK DIERSTUDIE: SLANK-LARI OF SPOOKDIERTJE Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Verstijnen 25 jaar F. N. Z. Voordat ik kom te spreken over den jubileerenden F. N. Z. (voluit geheeten: Algemeene Nederlandsche Zuivelbond, Federatieve vereeniging van bonden van coöperatieve zuivelfabrieken"), die op 20 October a.s. een kwarteeuw heeft bestaan, doch dit feit reeds op 9 September e.k. vieren zal, moet ik eerst iets zeggen over onze merkwaardige zuivelnijverheid. Merkwaardig is vooral in de laatste dertig jaren haar ontwikkelingsgang. In enkele trekken weergegeven is dit het beeld: van oudsher is de boter- en kaasbereiding een huiselijk bedrijf; de veeboer verwerkt op zijne hoeve de melk tot producten, die hij op de naastbijgelegen markt slijt. Plaatselijk' klein bedrijf dus; alles handwerk; geen massaal debiet. Aan het eind der vorige eeuw wordt de centrifuge uit gevonden; door de snelle omwenteling Werkt de middenpuntvliedende kracht en scheidt in een oog wenk de room af van de tapte melk". Straks wordt machinale bewerking ook op karnen en kneden toegepast. Fabriekmatige bereiding is nu de aangewezen weg en die weg wordt dadelijk reeds en daarna in steeds toenemende mate ge volgd. Plaatselijk houdt hier en daar (met name in Utrecht en Zuid-Holland) het kleine, huiselijke bedrijf nog stand, maar in zijn wezen is het vroegere handwerk uitgegroeid tot eene nijverheid, die in het groot werkt, allerlei vondsten der wetenschap aan haar voortbrenging dienstbaar maakt, buitenlandsche afzetgebieden opzoekt, onvermoeid streeft naar verbetering van haar product. Deze tak van volkswelvaart heeft krachtigen steun van den wetgever en de overheid gehad en verheugt zich daarin nog. Rijkszuivelschool, Rijkslandbouwproefstation, Rijkszuivelstation, de Rijkszuivelinspectiedienst, de instelling der zuivelconsulenten, deze enkele opsomming alleen reeds geeft een indruk van verstandige, beleidvolle staatszorg, die niet haar kracht zocht in altijd verlammende bescherming, maar zich aansloot bij wat door de belanghebbenden zelf werd ge daan en datgene verrichtte, wat het best of uit sluitend juist door de overheid tot verheffing van het peil dezer nijverheid gedaan kon worden: steun aan wat door de lieden zelf werd tot stand gebracht. En dit laatste ik kom daarop straks terug ??is bewonderenswaardig. Laat mij eerst enkele cijfers noemen, die ons iets zeggen omtrent de bereikte uitkomsten. Het uitvoersaldo van boter zien wij in de twintig jaren tusschen 1887 en 1907 stijgen met 170 pCt.; de uitvoer van kaas is in de drie decaden van 1877 en 1907 verdubbeld. In 1910 heeft onze boter-export het eerbiedwaardige cijfer van 32.8 millioen K.O. bereikt, in 1914 is dat cijfer nog tot 38^ millioen geklommen; boven hetgeen wij uitzonden fabriceerden wij nog 30 millioen voor eigen gebruik. Van kaas maakten wij vóór den oorlog 100 millioen K-G-, waarvan wij er 35 voor home trade" bestemden. (In de na-oorlogsjaren leveren ook hier onder den invloed van wisse lende conjuncturen en ongewone verhoudingen de cijfers geen beeld op van wat bij herstel van het economisch evenwicht weer bereikt kan, en zeker weer zal, worden). Moge, in dit kort bestek, dit heel weinige ge noeg zijn om even te schetsen tot welk een mach tigen hefboom van nationalen rijkdom en ge zegende volkswelvaart deze merkwaardige nijver heid zich heeft weten op te stuwen. Door de kracht, in de eerste en voornaamste plaats, van hen, die daaronder hun schouders hebben gezet. Wanneer men denkt aan de som van arbeid, rustelooze inspanning, durf en volharding daaraan ten koste gelegd, dan brengt men en daartoe doet zich nu de gelegenheid voor een eeregroet aan de mannen, die als ware builders of the empire" dit hebben gedaan. Hiermee ben ik tot den F. N. Z. genaderd, want deze bond was, en is, de belangrijkste organisatie van hen, die in het zuivelbedrijf aan het hoofd van zaken staan. Vooraf moet ik, ook ter npodige verklaring van het karakter dezer organisatie, op een bijzonderen trek wijzen. De Nederlandsche landbouwer is een geestdriftig, practisch coöperator. En juist hier was produc tieve coöperatie als 't ware de aangewezen be drijfsvorm. Want toen de fabriekmatige voort brenging zich opdrong en almeer doordrong, wat zou de boer toen anders doen dan de melk van zijn vee naar de zuivelfabriek zenden? Doch toen werd vanzelf ook de wensch levendig, dat hij bij de uitkomsten der fabriekmatige bereiding rechtstreeksch belang zou hebben, dat die fabriek voar zijn deel ook zijn fabriek zou zijn, m.a.w.: pro ductieve coöperatie. En zoo werd die weliswaar niet de uitsluitende doch spoedig de allerbelang rijkste bedrijfsvorm. De coöperatieve zuivel fabrieken echter zochten onderling bij elkander DE SI.AAPWAN.'>ELAAKSTEK ook steun voor behartiging van de vele gemeen schappelijke belangen; zij organiseerden zich in provinciale bonden. Zeven van die provinciale bonden traden toe tot eene federatieve vereeni ging: de F. N. Z. Ziedaar de doopceel van den jubilaris gelicht! En op welken staat van dienst kan die jubilaris nu, na een kwart eeuw, wijzen? Men zegt zeker niet te veel, als men van deze organisatie getuigt, dat zij, in den loop der jaren telkens nieuwe wegen volgende en aan de reeds toegepaste middelen weer nieuwe toevoegende, voortdurend en in stijgende mate hare veelvuldige bemoeiingen ge richt heeft op verbetering en versterking van het zuivelbedrijf. Bij de opsomming van die middelen moet men onderscheiden tusschen die, welke aangewend Worden door de provinciale bonden ieder voor zich, en andere, welke gebezigd worden door de federatie, door den F. N. Z. Maar het zou niet juist zijn, te meenen dat de federatie staat buiten hetgeen door de provinciale bonden wordt gedaan. Indien al, om verschillende redetien, niet alle arbeid ten bate van het bedrijf in federatief verband wordt verricht, dan is het toch wel duidelijk, dat de saamhoorigheid der bonden in dat verband haar stempel heeft gedrukt en haar invloed deed gelden ook op die maatregelen, waarvan de uitvoering niet voor rekening van het centrale lichaam kwam. Federatief samenwerkende leerde men elkander kennen en leerde men ook van elkaar, geraakte tot gemeenschappelijk over leg en tot wederzijdsche voorlichting, tot eenheid van actie ook waar de actie niet federatief werd gevoerd. Ik laat dus den F. N. Z. slechts recht wedervaren, indien ik op zijn credit ook boek, wat formeel en ook wezenlijk buiten den F. N. Z. om door de bonden is en Wordt tot stand gebracht. Onder dit bondswerk" valt allereerst de boterkeuring. Met de boter (en kaas-)keiiringen hangt in zekeren zin samen de tech nische hulp bij de bereiding, die er voor zorgt dat aan elke fabriek practische, juiste, volledige voorlichting en medewerking tot voortbrenging van een aan hooge eisenen beantwoordend pro duct worden verstrekt. Maar ook op ander gebied wordt technische voorlichting gegeven: de F. N. Z. beschikt over wat men een bouwbureau" zou kunnen noemen. Wil een coöperatieve groep een fabriek oprichten, de bestaande uitbreiden of wijzigen, de stat' van het bureau staat tot haar cii.-nst voor het maken van een bestek, de raming van kosten, advies over de practische inrichting, de te plaatsen machines enz. Een andere vorm van technische voorlichting betreft het stoken: ieder fabrikant weet, van hoeveel belang eco nomisch stoken" is, hoe zeldzaam die kunst en hoe waardevol leiding en advies is. Nog weer een ander vtlJ van actie is voor den F. N. Z. de gemeenschappelijke aankoop van alles wat in het zuivelbedrijf noodig is: verpakkings- en keuringsmateriaal en al wat collectief aangeschaft kan worden. Parallel daarmee loopt de verkoops organisatie, die echter nog niet federatief ge schiedt. Ten slotte moge ik de financieele controle nog noemen, waardoor accountants-bijstand aan de coöperators geboden wordt. Wel ben ik mij er van bewust, in deze vluchtige opsomming slechts een zeer oppervlakkig beeld te hebben geschetst van wat op dit terrein zooal wordt gedaan; hoe het gedaan wordt, hoezeer alles zich aanpast bij wezenlijke bedrijfsbehoeften en steeds op wezenlijke verbetering van het bedrijf is gericht, mijn bestek laat niet toe, dat ik daarop inga. Het is voldoende om te doen zien welk (en hoeveel) nuttig en mooi werk hier verricht wordt. Verricht dit mag ik niet onvermeld laten uit eigen kracht. De ?-'. N. Z. en tic bonden hebben nimmer cm cent Rijkssubsidie genoten noch gevraagd. Zoo staat dan de jubileerende F. N. Z. voor ons als een bewonderenswaardige uiting van ,,selfhelp1', als een fier monument van zelfwerk zaamheid", dat leert tot welke uitkomsten in zake verbetering en versterking van een bedrijf men komen kan als de gegadigden de handen daartoe stevig ineenslaan. S M i s s ,\ t u 'i'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl