Historisch Archief 1877-1940
No. 2517
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
GROOT SUCCES
SCHITTERENDE
RESULTATEN
EEN PIONIER VAN DE
BERGSPORT
door Dr. JAC. P. T H ij s s F
Er zijn verschillende manieren, om een
regen.-nchtigen dag in een Zwitsersch bergdorp door te
komen, en eigenlijk behoef je je nooit of nergens te
vervelen. Ditmaal greep ik naar de rijke biblio
theek", die in het prospectcis was aangekondigd.
Nu is rijk" een zeer betrekkelijk begrip en wat
er in die kast stond leek niet veel. Gelukkig echter
waren er een aantal Jaarboeken van de
Z\vits?rsche Alpenclub bij en daar was ik al lang mee
tevreden. De nieuwste ontbraken, alles ging terng
tot zoowat dertig jaargeleden en dat was heel aardig
want nu vond ik de oude heroen van thans,
Corrévon, Heim, Schröter, in hun jeugd en opkomst.
D; jaarboeken bevatten namelijk niet alleen zeer
interessante en levendige beschrijvingen van min
of meer gewaagde bergklimmingen, maar ook
wetenschappelijke bijdragen van allerlei aard:
geologisch, botanisch, folkloristisch, historisch,
economisch enz. Merkwaardig genoeg krijgt de
dierkunde maar zelden of nooit een goede beurt,
tenminste in die oude jaargangen. Men vindt er
natuurlijk gemzen en marmotten en adelaars, maar
?daar blijft het bij. 't Is alsof die forsche wandelaars
geen tijd hebben om eens stil te staan op een
vogclrijk plekje of om te midden van de
bloemenweelde eens te letten op al de prachtige insecten,
die daar onafscheidelijk mee verbonden zijn. Maar
eigenlijk wil ik het over iets heel anders hebben.
In het Jaarboek van 1894 vond ik een opstel ge
titeld ,,Zur eschichte des Bergsteigens", waar ik
het een en ander uit wil oververtellen. Het is be
kend, dat de eigenlijke bergsport nog geen twee
honderd jaar oud is, en dat is dan nog ruim ge
nomen, we zouden er misschien nog wel honderd
af kunnen doen. Voor dien tijd dachten maar wei
nigen er aan om voor hun genoegen een bergtop te
beklimmen, zich te verdiepen in den bouw der
bergen, te genieten van het uitzicht over wijde
landen. Het heeft intusschen maar weinig gescheeld
of de menschheid had al veel vroeger zich met deze
heerlijke dingen hezig gehouden. Een ongelukkig
toeval heeft den eersten modernen bergbeklimmer
er van weerhouden om zijn loopbaan voort te
zetten en zijn tijdginooten op te wekken, hem
te volgen.
Dat had hij anders zo:> mooi en gemakkelijk
kunnen doen, want die eerste bergbeklimmer was
niemand anders dan Francisco Petrarca, de zanger
van Laura. Zijn familie woonde in Avignon, waar
sinds 1309 het paus?lijk hof verblijf hield. Hij
studeerde in Montpellier en Bologna, reisde veel
maar kwam weer terug in Avignon en daar had hij
dan steeds den Mout Ventoux voor oogen, den
laatsten Alpentop van belang. Deze berg is nog
geen tweeduizend meter hoog, maar wie hem be
klimt moet haast al die meters afleggen, want
zijn voet is slechts 40 M. boven het zeevlak.
lienmaal op den top overziet rnen een groot deel van
Zuid-Frankrijk. De berg zelf heeft een interessante
flora en fauna, maar daar vertelt Petrarca weinig
van en indien ge daar op aangename wijze w'at
van te weten wilt komen, dan moet ge Fabre's
Souvenirs entomologiques ter hand nemen en daar
in opzoeken: Une Ascension du Mont Ventoux."
Petrarca beschrijft zijn klimpartij in een brief
aan Kardinaal Giovanni Colonna. Hij begint met
te vertellen, dat hij den berg beklom, alleen ge
dreven door den wensch om eens op een werkelijk
hoogen bergtop te staan en zoo de wereld te bezien.
In dien wensch wordt hij gesterkt, doordat hij in
Livius leest, dat Philip van MacedoniëiuTnessali
den berg Haemus had beklommen en toen van den
top de Zwarte Zee en de Adriatische zee had gezien.
Zooals straks blijken zal vond men in dien tijd,
1336, het beklimmen van bergen nog al zondig en
nu vond Petrarca in het voorbeeld van den
onderkoning een geruststellend precedent.
Hij zou er dus op uit gaan, maar had geen trek
dat op zijn eentje te doen. Het kost hem nog al
hoofdbrekens, een goeden kameraad te vinden,
want de een is hem te stil,-de andere te spraakzaam,
weer andere te dik, te mager, te haastig, te angstig,
te vroolijk, te droef, te onverschillig, eindelijk
komt hij tot !t besluit zijn jongeren broer mee te
nemen, die daar zeer mee in zijn nopjes was. Vroeg
in den morgen beginnen zij den tocht en ze zijn
maar nauwelijks onderweg, als zij een ouden herder
ontmoeten, die hen waarschuwt om toch vooral
niet verder te gaan. Vijftig jaar geleden heeft hij
zelf in jeugdigen overmoed den top trachten te
DROOGVERVEM
(VERBETERD PROCÉDÉ)
Wollen Mantels en Tailor-mades
in marineblauwe tinten en zwart.
Zijden Japonnen alleen in zwart.
PALTHE-ALMELO
COUPE EN GLANS STOFFEN KOMEN NIET
BLIJVEN BEHOUDEN MET WATER IN AANRAKING
bereiken, maar niets gevonden als moeite en be
rouw en gescheurde kleuren. De jeugdige Pctrarca's
worden door zijn vermaningen juist geprikkeld t"t
doorzetten en als hij dan ziet, dar er toch niets aan
te doen is, wijst hij hen een steil pad tusschen de
rotsen. Terwijl ze a! klimmen gaat hij nog door
niet zijn vermaningen en waarschuwingen. N.
tuurlijk gaan ze vee! te <nel (wij kennen dat), K
raken aemeehtig en ontdoen zicli van alle overtol
lige klceren en bagage. Ongelukkig hac' Petrarca
een boekje bij zich. Welgemoed gaan ze uu verder
en wel de jongere broer zoo steii mogelijk omhoog.
terwijl de oudere gemakkelijker omwegen zoekt en
het zijn zij i eigen woord'en omzijn luiheid te
verontschuldigen beweert hij dat hij tegen een lan
ge ren weg niet opziet. Ten slotte moet hij dan toch
met groote moeite van steen tot steen omhoog
klauteren terwijl zijn broer al lang boven is en
lekkertjes zit uit te rusten. Eindelijk is hij op den
top en als hij wat bekomen is van de inspanning
wordt hij getroffen door de heerlijke kwaliteit van
de lucht, de ons zoo welbekende en dierbare
berglucht van boven de achttienhonderd nieter. Dan
kijkt hij ronden herinnert zich de klassieke berg
toppen Athos en Olympus en Hannibal, die over
de besneeuwde Alpen trok. Dan denkt hij aan de
vreugde en den weemoed van het mensch-zijn,
ontwaakt uit die overpeinzingen en gaat dan als
een braaf, modern Alpinist de topografie beoefenen.
Hij zoekt naar de Pyreneeën, maar kan die niet
ontwaren. Wel ziet hij in het Noorden de bergen
van Lyon, onder zich de kronkelende Rhöne en
zuidwaarts de Midde'landsclie Zee, de baai van
Marseille en de lagunen van Aigues mortes. Hij
zou ook graag zijn geliefd Italiëzien, maar dat
lukt hem natuurlijk niet en daarom verwijl t hij
er een poosje in gedachten. Dan herinnert hij zich,
dat hij een boekje bij zich heeft, een handig
uitgaafje van de Confessiones van St. Augiistiuus.
een geschenk van zijn vaderlijken vriend Colonna,
denzelfden aan wien hij zijn rapport uitbrengt. Hij
neemt het boek en slaat het op goed geluk open
in de bijgeloovige meening, dat wat daar te lezen
staat een toepassing za! geven op zijn heldendaad
van heden. Iedereen, die wel eens een verjarings
kalender of zoo iets gekregen heeft, weet, dat
wij ons aan dergelijke bijgelovigheid ies nog
lang niet ontworsteld hebben en wij mogen daarom
Petrarca niet al te streng heoordeelen, om wat er
nu voorviel. Tol zijn groote ontsteltenis vond hij
deze uitspraak: Dan gaan de menschen heen en
bewonderen het liooge gebergte, de geweldige
watermassa van den Oceaan, de breede stroomen
en de stranden der zeeën en verlaten zich ~dj," Pe
trarca staat verslagen. Alles wat hij begeerd en
bewonderd heelt, het aanschouwen van de schootie
n' van den bergtop uit, dat wordt hem
geopenba<,rd als dwaling, zonde en misdaad. Zijn
kracht is gebroken, hij verdiept zich iti lange, droe
ve, mystieke beschouwingen over de ijdelheden
dezer wereld en zijn eigen verblinding, en innerlük
komt hij tot het besel da! men nie! mau streven
naar de toppen der bergen van deze aarde, maar
naar andere toppen, waaraan al liet aardsche
vreemd is.
Zwijgend aanvaarden ze de terugreis en iu den
nacht bij 't maan'icht komen ze <x'rug in het
herbergje van Malaucène. Terwijl .'iet avondeten wordt
bereid, schrijn Petrarca het ivlaas van de gebeur
tenissen van den dag en besluit met den wensch.
dat /.ijn vriend moge gelooven, hoe hij teruggekeerd
is van zijn wereldsehe dwalingen "ti zich voortaan
zal houden aan het Benige goede en ware en on
vergankelijke. De Middeleeuwsche stemming had
gezegevierd.
Hoe zou het gegaan zijn, wanneer hij in plaats
van Aügustimis eens Horatius had meegenomen
en ais die dan eens op een jolig, realistisch plekje
was opeti gevallen? Nu echter was het met de
bergsport gedaan en er moesten nog een groote
vierhonderd 'aar verloopen eer een ander dichter
de Vienvaldtstatter See zou bevaren, den
(iotthardpas beklimmen, ronddwalen over de Furka en dooi
de vallei van Chamonnix en het schoone bergleven
zou verheerlijken in proza en poëzie. Hebbeu wij
liet niet allemaal gezongen in ons gemengd koortje :
,,L'nd frische Nahrung, neues Blut Sang' ich atis
freier Welt?" Dat was (ioethe. Later volgt Schiller
niet zijn Wilhelm Teil en ondertusschrri heeft dan
ook Ho race de Saussure den Montblanc beklommen
niet wetenschappelijke bed .elingen. e kent 't
prentje wel, de S:mssure en zijn gids?n en mei
gezellen allemaal met hooge hoeden. Daarmee is
voor goed de bergsport en ik lust tot reizen in de
bergen geves'igd, dichterlijk, sportief en weten
schappelijk, een bron van genot en gezondheid
voor duizenden en nog eens duizenden. Het was
me tenminste in Luzern en B:isel weereen g"drang
van jewelste.
ZAALDEMONSTRATIE
van 4?13 September door
NE D. RADIOWERKEN
te Doorn, dagelijks in
PAVILJOEN VONDELPARK
1-2 en 4-0 (behalve 8 Sept.)
(i 9 nam. (behalve 5, 8 en 10 Sept).
9-11 nam. (in de pauzen)