De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 5 september pagina 7

5 september 1925 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2517 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND GROOT SUCCES SCHITTERENDE RESULTATEN EEN PIONIER VAN DE BERGSPORT door Dr. JAC. P. T H ij s s F Er zijn verschillende manieren, om een regen.-nchtigen dag in een Zwitsersch bergdorp door te komen, en eigenlijk behoef je je nooit of nergens te vervelen. Ditmaal greep ik naar de rijke biblio theek", die in het prospectcis was aangekondigd. Nu is rijk" een zeer betrekkelijk begrip en wat er in die kast stond leek niet veel. Gelukkig echter waren er een aantal Jaarboeken van de Z\vits?rsche Alpenclub bij en daar was ik al lang mee tevreden. De nieuwste ontbraken, alles ging terng tot zoowat dertig jaargeleden en dat was heel aardig want nu vond ik de oude heroen van thans, Corrévon, Heim, Schröter, in hun jeugd en opkomst. D; jaarboeken bevatten namelijk niet alleen zeer interessante en levendige beschrijvingen van min of meer gewaagde bergklimmingen, maar ook wetenschappelijke bijdragen van allerlei aard: geologisch, botanisch, folkloristisch, historisch, economisch enz. Merkwaardig genoeg krijgt de dierkunde maar zelden of nooit een goede beurt, tenminste in die oude jaargangen. Men vindt er natuurlijk gemzen en marmotten en adelaars, maar ?daar blijft het bij. 't Is alsof die forsche wandelaars geen tijd hebben om eens stil te staan op een vogclrijk plekje of om te midden van de bloemenweelde eens te letten op al de prachtige insecten, die daar onafscheidelijk mee verbonden zijn. Maar eigenlijk wil ik het over iets heel anders hebben. In het Jaarboek van 1894 vond ik een opstel ge titeld ,,Zur eschichte des Bergsteigens", waar ik het een en ander uit wil oververtellen. Het is be kend, dat de eigenlijke bergsport nog geen twee honderd jaar oud is, en dat is dan nog ruim ge nomen, we zouden er misschien nog wel honderd af kunnen doen. Voor dien tijd dachten maar wei nigen er aan om voor hun genoegen een bergtop te beklimmen, zich te verdiepen in den bouw der bergen, te genieten van het uitzicht over wijde landen. Het heeft intusschen maar weinig gescheeld of de menschheid had al veel vroeger zich met deze heerlijke dingen hezig gehouden. Een ongelukkig toeval heeft den eersten modernen bergbeklimmer er van weerhouden om zijn loopbaan voort te zetten en zijn tijdginooten op te wekken, hem te volgen. Dat had hij anders zo:> mooi en gemakkelijk kunnen doen, want die eerste bergbeklimmer was niemand anders dan Francisco Petrarca, de zanger van Laura. Zijn familie woonde in Avignon, waar sinds 1309 het paus?lijk hof verblijf hield. Hij studeerde in Montpellier en Bologna, reisde veel maar kwam weer terug in Avignon en daar had hij dan steeds den Mout Ventoux voor oogen, den laatsten Alpentop van belang. Deze berg is nog geen tweeduizend meter hoog, maar wie hem be klimt moet haast al die meters afleggen, want zijn voet is slechts 40 M. boven het zeevlak. lienmaal op den top overziet rnen een groot deel van Zuid-Frankrijk. De berg zelf heeft een interessante flora en fauna, maar daar vertelt Petrarca weinig van en indien ge daar op aangename wijze w'at van te weten wilt komen, dan moet ge Fabre's Souvenirs entomologiques ter hand nemen en daar in opzoeken: Une Ascension du Mont Ventoux." Petrarca beschrijft zijn klimpartij in een brief aan Kardinaal Giovanni Colonna. Hij begint met te vertellen, dat hij den berg beklom, alleen ge dreven door den wensch om eens op een werkelijk hoogen bergtop te staan en zoo de wereld te bezien. In dien wensch wordt hij gesterkt, doordat hij in Livius leest, dat Philip van MacedoniëiuTnessali den berg Haemus had beklommen en toen van den top de Zwarte Zee en de Adriatische zee had gezien. Zooals straks blijken zal vond men in dien tijd, 1336, het beklimmen van bergen nog al zondig en nu vond Petrarca in het voorbeeld van den onderkoning een geruststellend precedent. Hij zou er dus op uit gaan, maar had geen trek dat op zijn eentje te doen. Het kost hem nog al hoofdbrekens, een goeden kameraad te vinden, want de een is hem te stil,-de andere te spraakzaam, weer andere te dik, te mager, te haastig, te angstig, te vroolijk, te droef, te onverschillig, eindelijk komt hij tot !t besluit zijn jongeren broer mee te nemen, die daar zeer mee in zijn nopjes was. Vroeg in den morgen beginnen zij den tocht en ze zijn maar nauwelijks onderweg, als zij een ouden herder ontmoeten, die hen waarschuwt om toch vooral niet verder te gaan. Vijftig jaar geleden heeft hij zelf in jeugdigen overmoed den top trachten te DROOGVERVEM (VERBETERD PROCÉDÉ) Wollen Mantels en Tailor-mades in marineblauwe tinten en zwart. Zijden Japonnen alleen in zwart. PALTHE-ALMELO COUPE EN GLANS STOFFEN KOMEN NIET BLIJVEN BEHOUDEN MET WATER IN AANRAKING bereiken, maar niets gevonden als moeite en be rouw en gescheurde kleuren. De jeugdige Pctrarca's worden door zijn vermaningen juist geprikkeld t"t doorzetten en als hij dan ziet, dar er toch niets aan te doen is, wijst hij hen een steil pad tusschen de rotsen. Terwijl ze a! klimmen gaat hij nog door niet zijn vermaningen en waarschuwingen. N. tuurlijk gaan ze vee! te <nel (wij kennen dat), K raken aemeehtig en ontdoen zicli van alle overtol lige klceren en bagage. Ongelukkig hac' Petrarca een boekje bij zich. Welgemoed gaan ze uu verder en wel de jongere broer zoo steii mogelijk omhoog. terwijl de oudere gemakkelijker omwegen zoekt en het zijn zij i eigen woord'en omzijn luiheid te verontschuldigen beweert hij dat hij tegen een lan ge ren weg niet opziet. Ten slotte moet hij dan toch met groote moeite van steen tot steen omhoog klauteren terwijl zijn broer al lang boven is en lekkertjes zit uit te rusten. Eindelijk is hij op den top en als hij wat bekomen is van de inspanning wordt hij getroffen door de heerlijke kwaliteit van de lucht, de ons zoo welbekende en dierbare berglucht van boven de achttienhonderd nieter. Dan kijkt hij ronden herinnert zich de klassieke berg toppen Athos en Olympus en Hannibal, die over de besneeuwde Alpen trok. Dan denkt hij aan de vreugde en den weemoed van het mensch-zijn, ontwaakt uit die overpeinzingen en gaat dan als een braaf, modern Alpinist de topografie beoefenen. Hij zoekt naar de Pyreneeën, maar kan die niet ontwaren. Wel ziet hij in het Noorden de bergen van Lyon, onder zich de kronkelende Rhöne en zuidwaarts de Midde'landsclie Zee, de baai van Marseille en de lagunen van Aigues mortes. Hij zou ook graag zijn geliefd Italiëzien, maar dat lukt hem natuurlijk niet en daarom verwijl t hij er een poosje in gedachten. Dan herinnert hij zich, dat hij een boekje bij zich heeft, een handig uitgaafje van de Confessiones van St. Augiistiuus. een geschenk van zijn vaderlijken vriend Colonna, denzelfden aan wien hij zijn rapport uitbrengt. Hij neemt het boek en slaat het op goed geluk open in de bijgeloovige meening, dat wat daar te lezen staat een toepassing za! geven op zijn heldendaad van heden. Iedereen, die wel eens een verjarings kalender of zoo iets gekregen heeft, weet, dat wij ons aan dergelijke bijgelovigheid ies nog lang niet ontworsteld hebben en wij mogen daarom Petrarca niet al te streng heoordeelen, om wat er nu voorviel. Tol zijn groote ontsteltenis vond hij deze uitspraak: Dan gaan de menschen heen en bewonderen het liooge gebergte, de geweldige watermassa van den Oceaan, de breede stroomen en de stranden der zeeën en verlaten zich ~dj," Pe trarca staat verslagen. Alles wat hij begeerd en bewonderd heelt, het aanschouwen van de schootie n' van den bergtop uit, dat wordt hem geopenba<,rd als dwaling, zonde en misdaad. Zijn kracht is gebroken, hij verdiept zich iti lange, droe ve, mystieke beschouwingen over de ijdelheden dezer wereld en zijn eigen verblinding, en innerlük komt hij tot het besel da! men nie! mau streven naar de toppen der bergen van deze aarde, maar naar andere toppen, waaraan al liet aardsche vreemd is. Zwijgend aanvaarden ze de terugreis en iu den nacht bij 't maan'icht komen ze <x'rug in het herbergje van Malaucène. Terwijl .'iet avondeten wordt bereid, schrijn Petrarca het ivlaas van de gebeur tenissen van den dag en besluit met den wensch. dat /.ijn vriend moge gelooven, hoe hij teruggekeerd is van zijn wereldsehe dwalingen "ti zich voortaan zal houden aan het Benige goede en ware en on vergankelijke. De Middeleeuwsche stemming had gezegevierd. Hoe zou het gegaan zijn, wanneer hij in plaats van Aügustimis eens Horatius had meegenomen en ais die dan eens op een jolig, realistisch plekje was opeti gevallen? Nu echter was het met de bergsport gedaan en er moesten nog een groote vierhonderd 'aar verloopen eer een ander dichter de Vienvaldtstatter See zou bevaren, den (iotthardpas beklimmen, ronddwalen over de Furka en dooi de vallei van Chamonnix en het schoone bergleven zou verheerlijken in proza en poëzie. Hebbeu wij liet niet allemaal gezongen in ons gemengd koortje : ,,L'nd frische Nahrung, neues Blut Sang' ich atis freier Welt?" Dat was (ioethe. Later volgt Schiller niet zijn Wilhelm Teil en ondertusschrri heeft dan ook Ho race de Saussure den Montblanc beklommen niet wetenschappelijke bed .elingen. e kent 't prentje wel, de S:mssure en zijn gids?n en mei gezellen allemaal met hooge hoeden. Daarmee is voor goed de bergsport en ik lust tot reizen in de bergen geves'igd, dichterlijk, sportief en weten schappelijk, een bron van genot en gezondheid voor duizenden en nog eens duizenden. Het was me tenminste in Luzern en B:isel weereen g"drang van jewelste. ZAALDEMONSTRATIE van 4?13 September door NE D. RADIOWERKEN te Doorn, dagelijks in PAVILJOEN VONDELPARK 1-2 en 4-0 (behalve 8 Sept.) (i 9 nam. (behalve 5, 8 en 10 Sept). 9-11 nam. (in de pauzen)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl