De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 12 september pagina 1

12 september 1925 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1925 Onder Hoofdredactie van G. W. KERNKAMP Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en O. Nolst Trenité. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORP PrUs per jaargang f 10.-^bjTvooruitbetaling Per No. 25 cent Advertentiën f 0.75 P. Regel _ Dispositiekosten 20 Cent REDACTIE EN ADMINISTRATlEi KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM NAAR AANLEIDING VAN DE ZUID-HOLLANDSCHE GEDEPUTEERDEN-VERKIEZING De verkiezing van twee Gedeputeerden van Zuid-Holland heeft weer den vinger gelegd op een der wonde plekken van het politieke leven. Een der open gekomen plaatsen is bezet door een antirevolutionair, den heer Heukels, die bij de jongste Kamerverkiezingen zijn zetel kwijt was geraakt. Hij was nog maar sinds 1922 Kamerlid en kreeg dus, als jongste lid, of althans een der jongste leden van zijne fractie, een plaats op de candidatenlijst^ die hem geen zekerheid van herkiezing bood; Volgens het systeem van laat zitten wat zit", waren de veilige plaatsen gereserveerd voor de ouderen in dienstjaren als Kamerlid. Ujt het feit, dat hij zijn Kamerzetel verloor, behoeft men dus nog niet te concludeeren, dat hij door zijne geestverwanten niet gewaardeerd werd; zooals men weet, moest de antirevolutionaire partij in Juni 1.1. een paar veeren laten. Maar toen er voor die partij twee nieuwe Kamerleden werden aangewezen, omdat de heeren Colijn en Rutgers, door hunne benoeming tot minister, het Kamerlidmaatschap niet aanvaardden, behoorde de heer Heukels niet tot de gelukkigen, die krachtens hunne plaats op de lijst de opengevallen zetels mochten innemen; hij stond daarop zoo laag, dat ook deze kans hem niet mocht baten; buitengewoon gewaardeerd werd hij dus niet in zijne partij. Door zijne verkiezing tot Gedeputeerde is hij nu weer onder dak gebracht, dank zij de meerderheid, waarover de gezamenlijke rechtsche partijen in de Staten van Zuid-Holland beschikken. Het Vaderland heeft medegedeeld, dat hij vroeger Christelijk onderwijzer en vervolgens klerk in het scheepsbedrijf is geweest. Men kan zich beter aanbevelingsbrieven voor het ambt van Gedeputeerde denken, maar ook in de genoemde carrière had de heer Heukels kunnen doen blijken van eigenschappen, die hem voor een bestuurscollege als dat der Gedeputeerde Staten bizonder in aanmerking brachten. Dit schijnt echter niet het geval te zijn. Zijn verkiezing tot Gedeputeerde moet hij hoofdzakelijk te danken hebben aan het medelijden zijner partijgenooten; hij moest aan een baantje worden geholpen, dat hem een bestaan verschafte. Ik ken den heer Heukels zoo min als ik het genoegen heb Abd-el-Krim te kennen; maar uit het feit, dat in het persdebat over de verkiezing van Gedeputeerden in Zuid-Holland niemand de benoeming van den heer Heukels heeft verdedigd op grond van zijne groote bekwaamheid voor het ambt, dat hem werd toegestopt, mag men afleiden, dat hij dat ambt niet aan zich zelf, maar aan onze politieke zeden dankt. Die zeden brengen mee, dat iemand, die zich voor een politieke partij het vuur uit de sloffen loopt, zoo hij maar eenigszins de eigenschappen bezit, die men aan een Kamerlid moet stellen, op den duur voor de bewezen diensten beloond wordt door een Kamer lidmaatschap; dat hij, zoo hij eenmaal ,,in de politiek" is geraakt en zijn vroeger bedrijf of ambt dien ten gevolge heeft moeten op geven, aan een bestaan moet worden geholpen, zoo de wisselvallig heden der politiek hem buiten emplooi stellen; dat hij, wat voor zijne partij ook de minste kosten meebrengt, wordt begiftigd met een openbaar ambt waaraan een inkomen is verbonden, zoodra zij daarover de beschikking krijgt. Er is geen enkele partij, al maakt de eene het wat bonter dan de andere, die in dezen geheel vrij uitgaat. Het is begrijpelijk en het valt in zekeren zin te loven, omdat het van verantwoordelijkheids gevoel getuigt dat een politieke partij iemand, dien zij uit zijn maatschappelijken werkkring heeft gehaald, niet op de steenen laat staan, als hij op straat is gezet; maar zij behoort hem dan uit eigen fondsen een plaats te verschaffen in haar tehuis voor dakloozen, en de openbare ambten daartoe niet te misbruiken. Nog een andere kwestie is door de Zuid-Hollandsche verkiezing aan de orde gesteld. Namelijk deze: of in het college van Gedepu teerden de verschillende politieke partijen vertegenwoordigd moeten worden naar evenredigheid van hare getalssterkte in de Staten, dan wel of daarin alleen vertegenwoordigers zullen worden gekozen van de partijen, die de politieke meerderheid vormen. Men zou eigenlijk wenschen, dat bij de verkiezing van Gedepu teerden de politiek geheel buiten het spel bleef, en daartoe alleen personen werden benoemd, die krachtens hunne maatschappelijke positie en hun bizondere vertrouwdheid met de belangen van de provincie, als de meest geschikten voor dit ambt werden be schouwd. Nu dit echter een vrome wensch is geworden, en ook voor de verkiezing van Gedeputeerden de politieke gezindheid den door slag geeft, is er veel voor te zeggen om ook bij de samenstelling van dit college het evenredigheidsbeginsel in praktijk te brengen. Niet alleen omdat het samenzitten, in n bestuurscollege, van menschen van verschillende politieke overtuiging tot beter vvaardeering van andermans, en verruiming van eigen inzicht kan leiden, maar ook omdat daardoor de gelegenheid wordt geboden, zitting in dit college te geven aan personen, die voor het ambt geknipt zijn, maar er anders steeds uit zouden worden geweerd, omdat zij tot n der partijen van de politieke minderheid behooren. Intusschen, ook dit stelsel heeft zijne gebreken. Waar het ge volgd wordt, met name ook bij de wethoudersverkiezing in de gemeenteraden, komt het voor, dat gemeen overleg omtrent de personen als uitgesloten wordt beschouwd, en de politieke partijen liet recht opeischen, zelf de vertegenwoordigers aan te wijzen, waarop zij volgens het evenredigheidsstelsel recht hebhen; de andere partijen worden dan «ecenseerd verplicht te zijn, hare stem uit te brengen op den candidaat, waarmede de partij, die aan de beurt is, voor den dag komt. Zulke afspraken, waarbij gemeenschappelijk overleg als inbreuk wordt beschouwd op het recht van een partij, om zelf te beslissen wie haar candidaat zal zijn, en aan de andere partijen de dwang wordt opgelegd, op hem te stemmen, lijken ons uit den booze. De partijen dienen zich het recht voor te behouden, op een anderen candidaat van dezelfde partij te stemmen, wanneer zij aan hem de voorkeur geven. In de practijk zullen zij daarmede gewoonlijk weinig uitwerken; de partij-discipline is wel zoo streng, dat een aldus gekozene zou moeten bedanken en ten slotte toch de partij-candidaat zou moeten worden aanvaard; maar men heeft de betrokken partij dan althans openlijk te kennen gegeven, dat zij in gebreke is gebleven de voor waarde te vervullen, die zulk een evenredigheidsstelsel alleen aan nemelijk maakt, n.l. dat elke partij vertegenwoordigd wordt door die personen, die, niet naar het oordeel van de partij alleen, maar volgens de meening van de gezamenlijke partijen, de meest ge schikte candidaten zijn. Alleen dan kan men ook voorkomen, dat een partij van haar tourbeurt" gebruik maakt om een partij genoot, die schipbreuk geleden heeft, weer te scheep te helpen. Wanneer men zooals in Zuid-Holland het geval is, waar im mers door een rechtsche meerderheid ook aan een vrijzinnig democraat zitting werd gegeven in het college van Gedeputeerden het meerderheidsstelsel niet meer strikt handhaaft, bestaat er in elk geval geen reden om de sociaal-democraten, die de sterkste tractie uitmaken in de Zuid-Hollandsche Staten, stelselmatig uit het college van Gedeputeerden te weren. En zeker niet, nu deze fractie den heer Schaper candidaat had gesteld voor dit college. Tegenover hem kan men allerminst het bezwaar laten gelden, dat een sociaaldemocraat niet in een be stuurscollege behoort, omdat zijne partij niet de verklaring" heeft willen afleggen, dat zij afziet van de revolutie". Want hij was het, die in November 1918, in de zoogenaamde revolutie"-week, openlijk uitsprak, dat een minderheid niet naar geweld mag grijpen om haar wil door te drijven, wanneer die wil op geordende wijze tot uiting kan komen in een behoorlijke democratie. En het is ongepast, bij hem te veronderstellen, dat hij met dat woord behoorlijk" een slag om den arm heeft willen houden, omdat de heer Schaper in het algemeen van zijn hart «een smoorkuil pleegt te maken en bovendien zijn «eheele politieke Inopbaan de waarborg levert, dat hij niet roekeloos op revolutionaire avon turen uit zal «aan. Zoowel het Christel.-historische blad De Nederlander als een katholiek orgaan. De Residentiebode, heeft zijn leedwezenjuitge sproken over de houding der rechtsche partijen bij de Zuid-Hol landsche verkiezing. Het stemt tot verheugenis. Misschien zullen zij een volgende maal nog een stapje verder «aan en in plaats van achteraf te be treuren, vooruit waarschuwen. K E K x K A M p

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl