Historisch Archief 1877-1940
No. 2518
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
REDE VAN HUGO GROTIUS
ter vergadering van den Volkenbond te Genève,
in September 1925
O, nageslacht van Vredesdemagogen
En dwazen,
Wat spreekt gij toch, en spekt met list en logen
Uw frazen ?
Gij veinst wel veel van mij en mijn gedachten
Te weten,
Maar de praktijk wordt al door tien geslachten
Vergeten.
Gij spreekt zóó veel van Recht, dat er niet veel
schijnt
Te raden,
' Maar woorden bleven altijd nog een hél eind
Van daden.
Gij galmt in koor om 't hardste dat geen macht
stoort
Uw rechten,
En als het er op aankomt is uw wachtwoord
Weer vechten.
Ik beeldde in mijn boek ,,De Jure Belli
Ac Pacis"
Een wereld, waar voor een Machiavelli
Geen plaats is.
Gij schenkt den vredeswijn met grooten luister
Per okshoofd,
Maar 's werelds loop wordt altijd nog in 't duister
Bekokstoofd.
Mijn hart wordt koud als ik, in zijn voornaamheid,
Uw Raad zie,
Zooals gij hier van heind' en ver te zaam zijt,
In statie,
Al uwe volkeren, van Turk tot aapmensen
En verder,
Maar wolven in uw hart, die 'k aan geen schaap
wensch
Tot herder.
Ook de Gemeenschap heeft voor goed en kwaad 'n
Geweten.
Wat recht is voor een mensch, moet ook voor
Staten
Zoo heeten.
Gij draait dat om, en volgt, met allerhande
Citaten,
Bij wanbetaling, moord, geweld en schande
Uw Staten.
Ik leerde dat men oorlog ook fatsoenlijk
Kan voeren.
Gij zit met gifgas zoo venijnig doenlijk
Te loeren.
In mijn tijd kon men na 't gevecht de dooden
Nog tellen.
Uw massamoord doet Mars en alle goden
Ontstellen.
Gij hebt mijn naam tot schild voor uw gekonkel
Genomen.
Hoe zijt gij in uw hersens aan die kronkel
Gekomen
Men huldigt mij met veel vertoon van deemoed
En eerbied;
Een poppenkast waar wie er niet aan meedoet,
Op neer ziet.
Ik ben een uithangbord voor valschen vrede
Gebleven,
Tot harlekijn, van politieke rede
Verhe en
Een arend die in 't nestje van een grasmusch
Gelegd heeft
't Is zotheid al, zooals het leeds Erasmus
Gezegd heeft.
M.
CÜARIVARIA
DE WONDEREN DER NATUUR
Geboren Hans, z. v. Jan Smit en Hendrik Muller."
(Mepp. Nbl.)
Men kon daar zoo gezellig broodjes met voor de deur
gevangen gerookte zalm eten." N. R. C.)
Vriendelijk tehuis gevraagd voor zindelijk, mooi
geteekend poesje, tevens schildpad voor tuin."
(Adv. O. H. Ct.)
DE WONDEREN DER TECHNIEK
Ingesteld is een staatscommissie, ten einde te onder
zoeken de wijze, waarop een belasting ware te heffen,
drukkende op de ruwe tabak, bestemd tot vervaardiging
van tabaksfabrikanten." (Hbl.)
De kruiser Java is gisteren te Trondjem aangekomen,
waar het schip 6 Aug. denkt aan te komen." (Hbl.)
DE WONDEREN DER JOURNALISTIEK
Ik bladerde er in, bekeek de plaatjes, zag de inhouds
opgave even door, en daarin zag ik hoe verschillende
vrouwen de meest uiteenloopende onderwerpen duidelijk
en met goede kennis van zaken behandelen." (Gr.)
Men kan er ook heerlijk de groteske versiering van
de Oroote Markt gadeslaan." (O. H.C.)
We hebben 't wel eens maller gezien, bv. die
roode draaimolendoek aan het Paleis te Amsterdam.
RADIOFONISCHE HULDE?
Hoewel niet aanwezig, zong de schare de Koningin
na het gebed de bekende zegenbede toe uit Ps. 134."
(N. C.)
De GEBEURENS
Wij zijn nog geheel onder den indruk van het ont
zettend gebeuren. Wij konden met moeite gewaar worden,
hoe het gruwelijk gebeuren gisteren avond moet zijn
geweest. Zoo zie ik het gebeuren van de laatste jaren
in de vrijzinnig godsdienstige beweging, als een aarzelend
allengs verder tasten naar de zonnevangst." (Hbl.j
Het schandbord, dat hen dreigt, die den toestand
misbruiken tot eerlijkheid, draagt nog geen enkelen
naam." (Kath. 111.)
Geen wonder! bromt de pessimist.
DE
VAN AALpÊr^
. ZUffNIGE KEUKENMEID.
dOOr A L I D A Z E V E N B O O M
Ik was aan 't stofafnemen in den kleinen salon
en de deur van den grooten stond toevallig op een
kier. U kent me genoeg om te weten dat het toe
vallig was. Ik houd niet van luistervinken. Ik
ben niet als Mevrouw, gelukkig, die op haar teenen
de keukentrap afgaat, om te luisteren of wij het
over haar hebben !
Maar als een deur op een kier staat, luistert een
mensch onwillekeurig en wat je onwillekeurig doet,
is nooit kwaad, als je zelf van binnen maar zuiver
op de graat bent. Zoo leeraarde dominéde Gaay
Fortman het ons en ik ben dit altijd dankbaar
indachtig.
Er werd veel gelachen. En het was nog geen elf
uur. Dit vind ik bijna op het zondige af. Lachen is
goed maar in de ochtenduren past het niet. Dan
moet de mensch nog tot zich zelf ingekeerd zijn.
Als Mevrouw lacht, is er altijd een heer op visite.
Dat gaat steevast samen. Ik had hem niet open
gedaan en wist niet wat voor een snuiter het was.
Ik zette het Japansche vaasje voorzichtig neer
en keek eens door de kier. Waar is een kier anders
voor? Neen, ze zaten niet vlak bij elkaar. Zoo ver
waren ze nog niet. Zij zat op de poef en speelde met
Doep, het mormel, en de visite zat in een fauteuil.
Ik zag hem op zijn rug. Een grijze kop, die geen
seconde stil stond. En zij lachte achter in haar keel.
Dat vind ik onfatsoenlijk. Dat geeft een man maar
bijgedachten. Als ik achter in mijn keel lachte, zei
meneer Pierre altijd.... Maar dat was meneer
Pierre en geen visite.
Eén woord van u, zei de grijskop, en 't is
gepiept.
Ze lachte. Waarom weet ik niet. Toen lachte hij
ook.
Denkt u werkelijk dat wij vrouwen zooveel
invloed hebben? vroeg zij.
De vrouwen, die achter de schermen blijven,
regeeren de wereld, zei hij weer. Die in 't openbaar
mee-regeercn, zitten er voor spek en boonen bij.
Een compliment voor Frida en Suze en hoe
heeten die andere van voren ! lachte Mevrouw.
Dus u zoudt denken?....
Ik denk al lang niet meer, nu ik hier zoo ge
zellig zit, zei hij. Ik weet het zeker.
En uw aanspraken? vroeg zij.
Geen enkele! riep hij, en stond met-een op.
Een lange kerel maar meer zag ik niet want hij
was weg van de kier.
Dat is een warme aanbeveling, hoorde ik
haar zeggen. Toen lachten ze weer. Hij stond nu
voor den schoorsteen, dacht ik. Daar staan ze
altijd als ze dichterbij komen.
Maar weet u zeker dat er nog niemand aan
gezocht is? Ik meende van mijn man gehoord te
hebben
Pardon, zei hij en ik hoorde een krant ver
frommelen. Mag ik u dit even voorlezen: Naar
wij van de meest bevoegde zijde vernemen, zijn de
geruchten, als zou tegelijk met de benoeming van
den heer Welter tot minister van Koloniën reeds
voorzien zijn in de vervulling van den in het a.s.
voorjaar vacant wordenden gouverneur-generaals
zetel van Nederlandsen-Indië, van eiken grond
ontbloot. Tot dusver zijn geenerlei besprekingen
aangaande de benoe'ming van den nieuwen gouver
neur-generaal gevoerd".
Dat verandert, zei zij. Maar uw beginselen?..
Heeft u ze nog?
Toen lachten ze weer.
Helaas, zei hij. Een mensch moest het zonder
beginselen in de politiek kunnen doen.... ik bedoel
openlijke beginselen. Die zonder innerlijke be
ginselen in de politiek zijn, zou ik niet graag de
kost geven.
Blijft u lunchen? vroeg ze in eens.
Zou u mij dus wel de kost willen geven?
vroeg hij en ik voelde dat hij een stap naar de poef
deed.
Toen zei ze iets in 't Fransch dat ik niet ver
stond. Ze spreekt altijd Fransch als ze iets zeggen
wil dat een fatsoenlijk christen-mensen niet mag
weten. Ik vind het verdacht en niet netjes. En
natuurlijk lachten ze weer.
Het is anders mijn beurt, zei hij. Eerst hebben
we van Heutsz gehad. Militair en Katholiek.
Katholiek? vroeg zij verwonderd.
Nou ja.... Toen kwam Idenburg.
MilitairPoliticus. Anti-Revolutionair. Daarna van
Liniburg-Stirum, Diplomaat-Edelman en
ChristelijkHistorisch. Toen Fock, Advocaat-Politicus en
Liberaal. En nu moet er eindelijk eens een Sociaal
democraat komen....
Ik vrees.... zei zij.
Niet bang zijn, zei hij weer. Er zijn geen
beteren om communistische relletjes te onder
drukken dan de sociaal-democraten. Als van Kol
was blijven leven, zou het zijn beurt geweest zijn.
Nu is het de mijne. Over een maand of wat promo
veer ik op een dissertatie over het werpen van
pisangschillen op den openbaren weg". Een koloni
aal-juridisch onderwerp, waaruit mijn belangstel
ling voor de Koloniën blijkt. Verder weet ik van
Indiëniets. Zelfs naar de redevoeringen van de
Waal Malefijt heb ik nooit geluisterd. Ik viel er
altijd bij in slaap. Maar dat is de beste aanbeveling.
Ik ga als blank papier en sta onbevooroordeeld
tegenover al de kwesties. Behalve de kwestie van
het salaris en het pensioen. Vooral dat pensioen
trekt me erg aan.
En ze zijn u hier zes jaar kwijt, lachte zij.
Dat alleen is het pensioen al waard, ant
woordde hij en hij deed weer een stap al zag ik het
niet.
Ja, zei zij langzaam, waarom u niet eens, een
andere nul wel....
U zegt? vroeg hij en ik zag het puntje van
zijn neus door de kier. Een rood-blauw geaderd
puntje.
-?Ik bedoel, zei ze dat ze wel weer een
antirevolutionair zullen trachten te nemen. Ik heb
er al zoo iets van gehoord. Maar ze durven niet
goed. Als Aalberse maar wat decoratiever was,
zouden de Katholieken die wel willen....
Decoratief ben ik genoeg, zei het neus-puntje.
En ik kan goed tegen de warmte. Wat heb je aan
een gouverneur-generaal die driekwart van den
tijd in appelflauwte ligt?
Dus serieus? vroeg ze.
Met al den ernst die in me is, zei hij.
Dan weet ik het, zei ze. En ze lachten weer.
Toen zag ik hem heelemaal. Hij stond nu achter
de poef en keek op haar page-kop neer. En ik
moet u eerlijk zeggen dat ik zoo verschoot dat ik
een bordje Delftsch, een van 't stel van Mevrouw
Zaliger, liet vallen. Toen ging in eens de kier dicht.
Toen hij wegging en ik hem in de gang beneden
bij het aandoen van zijn jas, het lusje onder de
kraag stopte, keek hij me over zijn schouder aan.
Alida, niet waar? vroeg hij.
Ja, meneer, zei ik.
Nou kind, als ik gouverneur-generaal word,
neem ik jou mee als Hollandsche boe-ba. Afge
sproken?
Toen lachte hij weer met zijn tanden en ik. die
anders niet op mijn mondje gevallen ben, wist zoo
gauw niet wat te antwoorden en eerst 's middags
onder het vleesch braden, schoot het door me
heen. Ik had moeten zeggen: Zeker om uw
bruine kinderen een luier aan te doen". Dat had
ik meneer Jan Diiys moeten zeggen.
WNNEUESVARINA*
GOUDZEGEL
3O ets. per Pakje.