De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 19 september pagina 15

19 september 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2519 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 DIERSTUDIE: STEEKMUG Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Verstijnen DE SOLO-DANSERES OP DEN ECONOMISCHEN UITKIJK Na U !" (I). ?"" Het raadselachtige van de twee woorden, die ik hierboven als opschrift heb gesteld, ga ik aanstonds verklaren. Ik heb ze ontleend aan een artikeltje dat voorkomt in het Juni-nummer van De Werkgever" (orgaan der Vereeniging van Neder landsche Werkgevers) over De Acht-uren-conventie en Engeland". De aanhef van dat artikeltje luidde als volgt: Ten opzichte van de ratificatie der 8-uurs-Conventie van Washington blijven de mogendheden voor de deur staan, in de beleefde houding van menschen, die eikaarden voorrang willen geven: NA u!" Frankrijk zal ratificeeren als Duitschland daartoe overgaat. Belgiëlaat zijn houding afhangen van hetgeen Frankrijk en Duitschland, niet alleen in theorie maar ook in de praktijk zullen doen. De ratificatie van Italiëzal eerst van kracht worden pp den dag, dat pok Engeland, Duitschland, Frankrijk Belgiëen Zwitserland zullen hebben geratificeerd. En Duitschland? Dit wacht op Engeland, naar het heet. Maar zelfs als Engeland tot ratificatie overging, zou men nog niet goed kunnen zien, hoe Duitschland in zijn hachelijke omstandigheden zou kunnen volgen. En in datzelfde artikel wordt er dan aan her innerd dat het jongste debat in het Engelsche Lagerhuis over het voorstel van den labourafgevaardigde Buchanan tot bekrachtiging van de overeenkomst verworpen werd, nadat de Minis ter van Arbeid het wetsvoorstel onaannemelijk had verklaard, met 223 tegen 128 stemmen.... Ziedaar de verklaring van het opschrift. De door mij overgenomen woorden geven, dunkt mij, volkomen juist en scherp de verhouding weer en teekenen de positie: de mogendheden wachten allen op elkaar; niemand durft voorgaan; ieder is LAAT UWE CENTRALE VERWARMING N BIJKOMENDE INSTALL ATI t S AANLEGGEN DOOR DEKON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT bereid te volgen of mee te gaan als tegelijkertijd ook een ander mar cheert. Na U !" Waaraan is deze angstvallige houding toe te schrijven? Natuur lijk aan deze, bij alle Regeeringen diepgewortelde overtuiging: dat toetreden zonder de zekerheid dat ook anderen zullen toetreden aan de belangen van hem, die haantje de voorste" is, ernstig nadeel zal toebrengen, indien en zoolang niet anderen hetzelfde besluit heb ben genomen. Ja, dit is duidelijk genoeg. Maar welk nadeel ducht men dan? En waaruit zou dat voortvloeien? Ons is immers door Minister Aalberse en zijn medestanders bij de be raadslagingen over de Arbeidswet-1919 geleeraard, dat de 8urige-arbeidsdag, wat zeg ik? de 45-urige werkweek niet alleen voor de werknemers gewenscht en nut tig was, niet slechts de volks kracht vermeerderen zou, maar ook de voortbrenging niet scha den, veeleer in talrijke gevallen verhoogen, zoodat men ook uit een oogpunt van internationale mede dinging daarvan geen of nauwlijks eenig bezwaar had te duchten, te minder daar immers niet wij in dit opzicht alleen zouden staan ,. Ziet ge, dat is het nu juist, wat Inen in andere landen niet (of niet zoo grif) gelooft en daarom blijft men voor de geopende deur staan met het beleefde gebaar, dat den ander tot voorgaan uitnoodigt. Men is er zich zeer wel van be wust, dat ook maar eenigszins aanmerkelijke en (door eene wet 'ingestelde, dus algemeene) beper king van den normalen arbeids duur onvermijdelijk een last legt op de nijverheid, doordat over 't geheel in korter tijd voortaan niet zooveel zal kunnen worden voort gebracht als voorheen in meer uren geschiedde, zoodat om slechts dit ne te noemen de op elke onderneming drukkende vaste lasten (de standing expenses"), die bij geringere productie niet dalen of althans niet evenredig, over eene kleinere hoeveelheid fabrikaat moeten worden omgeslagen en dus den voortbrengings- (of kost-) prijs verzwaren. En het is deze verzwaring van den kostprijs, die men ducht, want zij zal leiden tot verhooging van den verkoopprijs, dus tot daling der koopkracht van het geld, bestendiging of vermeerdering van duurte, aandrang tot hooger (geld-)loon, geringer verbruik, bevordering van werkloosheid. Die verzwaring van den kostprijs dwingt den producent, ook op de wereldmarkt een hoogerén prijs voor zijn fabrikaat te verlangen dan waarmee hij zich anders had kunnen tevreden stellen, maar dat verlangen zal nergens ingewilligd worden waar een goedkooper aanbod van elders daartegenover staat en dit goedkoopere aanbod is als al het overige gelijk blijft te wachten uit alle landen, waarin niet zoodanige drang tot prijsverhooging bestaat, omdat de daar ge vestigde producenten niet op zoodanigen voet door een wet in de bepaling van arbeidsduur worden gebonden. Het is deze gedachtengang, die de Regeeringen angstvallig maakt en ze doet terugdeinzen voor het nemen van besluiten, die naar haar inzicht ten aanzien der ontwikkeling van de nationale welvaart, met name van de arbeidsgelegenheid, verderfelijk zouden werken. Bij de beraadslagin gen in het Engclsche Lagerhuis, waarop ik hier boven reeds doelde, bleek heel duidelijk, dat de straks weergegeven gedachtengang ook die der Engelsche Regeering was. Ja, zeker, zoo ongeveer redeneerde daarbij de Minister van Arbeid, wij zouden over ratificatie wel kunnen denken, wan neer wij er zeker van waren dat aanstonds Frank rijk, Duitschland en Belgiëons op dien weg zou den volgen, maar die zekerheid bestaat volstrekt niet. En indien die zekerheid al bestond, dan waren wij er nog niet, want de Conventie wordt in ver schillende landen verschillend uitgelegd; wij in Engeland zouden de verplichtingen, die o.i. de Conventie ons oplegt, stipt en eerlijk nakomen, maar in Frankrijk b.v. huldigt men eene andere, mildere opvatting, waarbij men wel het beginsel in de wet vastlegt, maar veel aan bestuursmaatregelen overlaat en deze hebben dan tot gevolg, dat Fransche patroons in beter conditie zijn dan Engelsche. De (Engelsche) Minister wilde die (Fransche) opvatting niet bestrijden, doch wees daar slechts op als op een beletsel en stelde den eisch dat er, wanneer men zich internationaal wilde verstaan, ook wezenlijke eenheid zijn zou. Het zou, aldus zeide hij, gevaarlijk voor ons in onze positie zijn om op den tast vooruit te gaan: eenige bedrijven staan aan den rand van den af grond en wij zouden ze daarin doen vallen, als wij hun zwaardere lasten gingen opleggen. Ik wil dus wel, zoo eindigde hij, met de regeeringsvertegenwoordigers van andere landen in overleg treden omtrent wat er te doen zou zijn, maar ik leg er den nadruk op, dat bij eene internationale overeenkomst moet worden gewaakt voor een zelfde opvatting en gelijktijdige inwerkingtreding en stipte uitvoering. Men ziet het: de ondergrond van dit betoog was geen andere dan deze: de wettelijke dwang, dien wij, ratificeerende, aan onze bedrijven zouden moeten opleggen, zou voor hen de lasten verzwaren en de internationale mededinging maakt het voor ons ongeraden tot die lasten-verzwaring over te gaan, indien niet vaststaat, dat andere Rijken terzelfdertijd en in gelijke mate zulks doen. Het belangwekkende vraagstuk der mogelijk heid van gelijktijdige en gelijkmatige arbeids bescherming in verschillende landen was reeds lang vóór de Conventie van Washington aan de orde, zelfs lang reeds vóór den oorlog. Men heeft altijd wel gevoeld, dat het onvoorzichtig was, alleen op den weg der arbeidsbescherming voor te gaan, omdat zij, die niet volgden, dan in beter conditie kwamen dan de voorganger. En men had de Internationale Vereeniging voor de bescher ming van arbeiders" ingesteld, in welker ver gaderingen afgevaardigden van verschillende Re geeringen bijeenkwamen om te overwegen of en in hoeverre men stap voor stap iets verder kon komen en wat na eiken bedachtzaam gezetten stap de volgende zou kunnen zijn. Heel veel heeft die vereeniging (waarin ook Nederland vertegen woordigd was) niet bereikt; wel iets. Zij is door den oorlog weggevaagd en na den oorlog heef t de Con ventie van Washington haar werk als 't ware overgenomen. Alleen maar: de daar genomen be sluiten wachten op de ratificatie. En nu ziet men wat wel vanzelf spreekt dat de eisch van gelijktijdige en gelijkmatige bescherming, voort vloeiend uit de beduchtheid voor internationale mededinging, welke eisch zoozeer het vruchtbaar werken der Vereeniging belemmerde, evenzeer remmenden invloed doet gelden nu het initiatief tot gezamenlijke actie van eene conventie is uit gegaan. Aan dat vraagstuk van gezamenlijke actie is nog eene andere, belangwekkende zijde. Daarover 'n volgend maal. S M I S S A E R T PRIJSVRAAG: WELK BOEK? Evenals in 1924 zal de Nederlandsche Uit geversbond, in samenwerking met de periodieke en de dagbladpers, aan het einde van dit jaar een prijsvraag uitschrijven voor het Boek van Uw voorkeur". Hieronder volgt een opgave van nieuw-verschenen Nederlandsche of in het Nederlandsch vertaalde werken. TONY DE RIDDER, DEN BERG OP. Gec. / 1.50; Geb. / 1.90. Band-en titelteekening van Ina Rahusen. Nieuwe verzen van de bekende dichteres. TONY DE RIDDER, JONGE GELUIDEN. Gec. ?2.25. Geb. ?2.75. Dit is een herdruk van enkele verzen uit , de reeds lang uitverkochte bundeltjes De Stille Dagen" en Blauwe Verten". TONY DE RIDDER, WITTE WEGEN. Tweede druk. Geb. ? 2.40. Titelteekening van Ina Rahusen. Van dit werkje, bevattende mediteerend proza en poëzie is de eerste druk uitver kocht. De tweede wordt onveranderd uitgegeven, alleen is 't uiterlijk veranderd door het bandje van De Roos. J. ANKER LARSEN, DE STEEN DER W "IJZEN, vert. door A. en E. Huber; 3e druk, 7e?9e duizend. Ing. ? 3.90, geb. ? 4.90. Een roman, waarin het geestelijke en het gemoeds leven van tal van min of meer belangrijke moderne menschentypen behandeld zijn, in hun verhou ding tot goddelijk bestier en tot booze machten. J0RGEN FALK R0NNE, DE CONSULS VROUW, vert. door A. en E. Huber; 2e druk, 5e?8ste duizend. Ing. / 1.90, geb. ?2.50. Het laatste boek van den Deenschen predikant R0NNE, schrijver van ,,Het Geluksland", enz. MAS RANOE, JOHN VAN AERZEN'S CA DETTENT IJD, ?3.90 ing.; ? 4.90 geb. Dit boek speelt in de Cadettenkringen bij de Koninklijke Militaire Academie. J. S. MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-DEN HAAG. DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl