De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 19 september pagina 19

19 september 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2519 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 HOE DE KUS GESCHAPEN WERD door I A N W A L c H Ja, en toen.... Ja, en toen.... Werd geschapen nog de zoen !.... (Prins van Pappenheim) Onze Lieve Heer had al aardig wat werk achter den rug ! Eerst had hij het terrein afge bakend; onderaan den hemel een stolpje gemaakt, prachtig gelijk bolde het overal; en daaronder had je dan de aarde". Jawel, maar het was er nog maar je aarde naar ! Van de heiligen, die met groote belangstelling toekeken, wat er van dat ding worden zou, trokken er al een paar bedenke lijk de wenkbrauwen op; Onze Lieve Heer had hun verteld, dat ze daar, op dat tooneeltje, ook 'n rolletje zouden te spelen hebben, maar ze zagen er nog niet veel van komen; en de heilige Thomas, die altijd de brutaalste was, en 't minste fiducie had in de onderneming, glimlachte zelfs ongeloovig en zei: Moeten we daar op? 't Is 'n raar, ?drassig boeltje; je zakt er gewoon doorheen!" En hij stiet Petrus, den portier, die ook, met den sleutel van de poort stevig in zijn hand geklemd, eens was komen neuzen, spottend aan. Bij Petrus vond hij nog wel eens een gewillig oor. Onze Lieve Heer, die alles hoort, deed net of hij er niets van gehoord had; dat doet hij zoo vaak ! Dan hebben ze nog den tijd om van idee te ver anderen ! Nu, en daar was hier alle reden voor ! Want den volgenden dag zagen ze Hem een beetje blazen en fatsoeneeren; en waarachtig ! er kwam teekening in die drassige brij, en Onze Lieve Heer weef naar zoo'n vast stukje en zei zachtjes vóór zich uit: aarde". En hij wees naar de pure nattigheid en zei: dat is zee". En toen knikte hij met welgevallen, omdat het er zoo aardig begon uit te zien, en de twijfelaars keken beschaamd,en de oogen van den heiligen Franciscus waren vol stralende bewondering en een heel jonge heilige, Johannes, het kind" noemden ze hem, huppelde van louter plezier over de hetnelsche bergen en klapte in zijn handen. Maar 't zou nog veel mooier worden. Want nu begon het fijne werk. De heiligen zijn niet als onze Lieve Heer zelf; -/e hebben gebreken; ze zijn niet zoo altijd waak zaam. Toen ze den volgenden dag weer eens toe keken, waren ze verrast over de aankleeding die, -zonder dat ze het gemerkt hadden, al zoo'n stuk gevorderd was. Overal op 't droge gedeelte, dat dan ,,aarde" heette, waren groene streepjes; 't fijn gearceerde heette gras"; en er waren dikker strepen, opgaande, met allerlei kunstig, los-levend draaisel in den wind, gebladerte" heette dat,en 't was heelemaal niet eentonig; soms had elk blaadje een kunstig uitgesneden vorm; dat waren eiken blaadjes; enzoovoort,'enzoovoort; en soms waren de bladen statige waaiers, dan heetten het palmbladeren",en tegen de glooiingen op de aarde ston den fijne priknaaldjes van de dennen. Het was mooi. Maar 't zou nóg veel mooier worden ! Want den volgenden dag werd er gezorgd voor de verlichting. Dat was eerst een wonder ! Een draaiende verlichting werd het. Het was een durend vuurwerk; maar natuurlijk veel, veel grooter ! De heilige handen van Onze Lieve Heer tooverden dat allemaal in den stolp; een groot, heel sterk licht, dat alles fel verhelderde, en als dat den heelen stolp was rondgedraaid, en onder de aardschijf verdwenen, dan was er meteen een ander opgekomen, bleeker, dat alles in een ander, zachter licht zette; dat was de Maan; waar je met een schijf stukjes af kon dekken. En dan waren er ook nog tintelende sterren, en door de mekaniek van wolkendrift was dat allemaal eindeloos te varieeren. Als de Zon onder was, schoof ze ónder de aardschijf, weer langzaam naar den anderen kant, zoodat ze altijd aan denzelfden kant opkwam. Die belichtingsinstallatie was wel het allermooiste, ?wat je je denken kunt. En toen er waren al vier dagen verloopen , toen begon onze Lieve Heer den vijfden dag wat leven in den boel te brengen.Dat was dan op Vrijdag; er zijn menschen die zeggen dat het op Donderdag was, maar diejweten er niets van.Nu, op Vrijdag dan, werden eerst de plassen en de lucht bevolkt. Als je ziet hoe dat afliep, begrijp je dat die gescha pen werden vóór de dieren van de aarde. Ten minste ik zou zeggen: aan deze dieren zag je, dat Onze Lieve Heer toen nog 't meeste plezier in 't werk had. Ze waren fantastisch van vorm daar had je bijvoorbeeld de reusachtige walvisschen, die waterspuiters; en wat 'n pracht van veeren hadden sommige vogels; en wat was dat allemaal vlug en zwierig; wat schoten de visschen gracieus en zilverig door de stroomen ! Er was dan nu ook hoegenaamd geen critiek ! Maar den laatsten scheppingsdag haalde die critiek zijn schade in ! Toen werd namelijk de vaste aarde bedierd. Nuu, en dat vonden de hei ligen minder mooi en minder fantastisch, 't Was allemaal: loopen of kruipen. Vliegen en zwemmen was zooveel aardiger! 't Is waar.de olifanten en de mammouthen, dat was nog iets bijzonders; en zoo'n lama al vond Petrus dat hij wat te verwaand keek , daar zat ook wel 'n chic fatsoen in; maar de slang werd vrij algemeen afgekeurd, en al wat knaagt en wriemelt.... Men kon zich eigenlijk niet goed van Onze Lieve Heer begrijpen hoe Hij daartoe kwam ! Want onder ons gezegd, en zachtjes:?de heiligen hebben niet veel gevoel voor humor; en in God, die alles omvat zooals ook de humor, de spelende en onverstoorbare humor, de lieve-en-hooge humor alles omvat, in God is de humor juist zoo groot; en zoo volmaakt. Nu ja, zooals alles in hem volmaakt is. Maar n heilige was er, die met blikken van lief de al de dieren streelde. Dat was de kleine Franciscus; aandachtig keek die toe; en als er weer eentje klaar was, zei hij zacht glimlachend: Dag broeder Slang !" Dag zuster Muis !" En hij had ze lief. Onze Lieve Heer die alles hoort al doet hij dan vaak, of hij niets hoort deed toen iets, dat de critizeerende heiligen vrijwel buitenzichzelven bracht; ze stom sloeg van schrik. Hij schiep een allerpotsierlijkst gedierte; dat, zoodra zijn snuit was gevormd, grijnsde; en toen zijn voorpooten klaar waren, er dadelijk n ge bruikte om zijn derriére te krabbelen. Nu was er geen critiek in woorden meer; maar de oogen waren groot van ontzetting. Alleen de kleine Franciscus zei: Dag broeder Aap !" En broeder Aap, die moppig met zijn anderen nog onbezetten voorpoot wuifde, kreeg iets zachters in zijn oogen, en de wuifpoot ging iets langzamer, nog iets lang zamer, en werd sti!.*En de andere poot krabde eventjes niet verder. En toen, op dat oogenblik want de heeknatuur is een prachtige dramatiek, die telkens op voert naar de bezwijmelende glorie Gods , toen zei Hij dan, Onze Lieve Heer zei: Laat ons nu den mensch maken,naaronsbeeld, naar onze gelijkenis." En hij nam kleiaarde van een aardschen zee oever, en fatsoeneerde die heel, heel zorgvuldig, en toen tilde hij het poppetje naar zijn heiligen mond en in de neusgaten biies Hij; en dat was nu weer zoo'n vondst, als geen geschapene zelf ooit zou kunnen doen want nu was Hij zelf, zijn adem, de levende ziel, in den mensch; het altijd vloeiende en lichtende, het eeuwige.... En al de heiligen, die gecritizeerd hadden, vielen op de knieën. Toen maakte Onze Lieve Heer nog gauw een prachtig plekje op aarde ; wonder-, wonder-heerljk was dat, en een rivier stroomde door het verrukke lijk stralend groen, ener was gespikkel van bloemp jes, rood, en geel, en paars, en de rivier splitste zich in ruischende, heerlijke beken. Dat was het Eden, der hoven hof. En toen zei Onze Lieve Heer: Oef". En hij besloot een dagje rust te nemen. Hij kon dat met plezier doen; want het geval daar beneden zag er alleraardigst uit. * * * 't Was ook alleraardigst. Maar toen Onze Lieve Heer, die al-maar gezien had, dat alles goed" was, nu aan 't einde van dien zesden dag zijn welverdiende rust Wou gaan nemen, toen hinderde hem toch iets.... Wat, dat wist hij eerst niet; maarja, er was toch bepaald iets, nog niet goed En meteen voelde hij, wat er mankeerde. Adam, de mensch, was geschapen; en Adam had al het gedierte zijn naam gegeven; ze waren daartoe in een statige polonaise langs hem gewan deld, twee-aan-twee, mannetjes en wijfjes. Maar Adam zelf, die had geen wijfje. Dat moest verholpen worden. Maar hoe? Die fijne roodbruine klei, Waaruit hij Adam had geboetseerd, was op.... Het was nu avond; de geweldig blin kende bol, die Zon heet, was ondergegaan, en schoof rustig onder de aardschijf voort; het was maan- en sterrentijd. Het was ook tijd om te slapen. En Onze Lieve Heer zorgde, dat Adam eens extra diep sliep. Hij liet een wind waaien. net van den kant van een groot papaverveld; en de papavers, die wisten wat Onze Lieve Heer be doelde, deden hun uiterste best, en schudden zooveel van hun slaperigrnakende aromen uit, als ze maar konden. En de wind bracht die over Adam; en Adam knipoogde, en knipoogde, en knipoogde al zwaarder tegen den olifant, en tegen de parkiet, die op den rug zat van den olifant; en toen begon hij te geeuwen, te geeuwen, of hij den heelen olifant Wou verzwelgen. En toen voelde N.v. v/?F. VAN DER HEIDE HILVERSUM 'SORAVELANDSCHEWEG. TEL. 1150. VRAAGT U EENS TEEKEN INGEN EN PRIJSOPGAAF VOOR HET SMAAKVOL INRICHTEN VAN uw LANDHUIS OF VILLA. BEKNOPT PROSPECTUS FRANCO. hij, dat hij niet meer op zijn beenen kon staan, en schoof wat varens saam en legde zijn hoofd daarop, en strekte zijn beenen uit, en sliep in. En toen hij dan goed sliep, heel, heel secuur sliep, toen maakte Onze Lieve Heer zijn borst open en haalde er een mooie, blinkende rib uit. En uit die rib maakte hij een vrouw. Hoe hij dat nu precies deed, moet men niet vragen; en men moet nog minder probeeren om het na te doen; daar zou niet veel van terecht komen. Wie kan, wat Onze Lieve Heer kan? ! Enfin, het werd een vrouw; en een prachtige vrouw; want het was om-zoo-te zeggen een eerste afdruk; net als Adam een eerste afdruk was. Het wasallesop zijn mooist en edelst; later, door den tijd en al de modes,is er veel verstümmelt; maar aan déze vrouw was iedere lijn evenzeer edel als bekoorlijk. En die vrouw, die ook sliep dank zij den papavers, die Weer slaap-aroom bliezen, tot ze er vuurrood van werden (en dat zijn ze tot den huidigen dag gebleven) , die vrouw dan, ze heette Eva, die legde Onze Lieve Heer nu naast Adam neer op de varens. Als twee beeldige poppen in een etalage lagen ze daar; en toen voelde Onze Lieve Heer zich een oogenblik heel gelukkig; want nu was 't toch wel werkelijk goed, heelemaal goed. Nu zou onze Lieve Heer een vollen, vollen dag, een completen zonne- en manedraai rusten, en niet naar zijn werk omzien. Nu, en toen, toen Onze Lieve Heer, dan niet naar ze omzag, toen is het gebeurd. Adam werd het eerst wakker. Maar toch wel onmiddellijk daarna Eva. Want het was nog zoo kort geleden dat ze rib vvas, een stuk Adam; en dus voelde zij nog wel een lieeleboel onbewust mee, wat er met Adam gebeurde. Dus Eva werd ook wakker. En dadelijk, toen Adam Eva zag, zag Eva Adam. Dat was een moment in de geschiedenis der menschheid ! Men kan zich moeilijk de beteekenis daarvan groot genoeg voorstellen. De val van het Romeinsche Rijk, de instelling van het lager onder wijs door Ka re l den (irooten, ja de wereldoorlog van 1914, zijn eigenlijk niets vergeleken bij dit oogenblik ; toen de Man de Vrouw zag; en de Vrouw ? even daarna den Man. En toen, toen dat allergrootste oogenblik ge boren was, toen werden er, in n geweldige be weging, in den Man en in de Vrouw, meer groote dingen geboren. De lyrische poëzie Werd geboren. Ze Was nog heel eenvoudig toen, dat begrijpt men. Ze was maar n lettergreep. Ze Was alleen het woordje: O!" Dat trouwens in de lyrische poëzie een belangrijke plaats is blijven innemen. O!" zei Adam Ik kan niet beschrijven, hóe hij het zeide. Het was verwondering en ver rukking . . Alles lag erin ; want kwamen er niet alle, alle verdere geslachten der menschen uit voort: met al hun liefde-en-haat; met al hun bewogenheden? Uit die o"? O !" En zijn mond sprak die o", die eerste, ontzachlijke o", en zijn lippen, vooruitgestrekt en gerond, hadden den vorm van die O". En Eva?.... Eva zei ook: O!" Het klonk zachter, dieper, weeker. Het was meer een zich openstellen voorde openbaring; de heerlijke, onver getelijke openbaring, die Adam 't eerst ervoer: en die na Adam, en ook wel een beetje dóór Adam, tot haar kwam. Zoo zaten ze daar. Ten halve uit hun lighouding overeind gekomen, tuurden ze elkaar aan, verrukt en verbijsterd, en zeiden: O!" En die stuwing, die hen o" deed zeggen, wakkerde aan in hen; en dreef die twee paar geronde lippen naar elkander toe .... Ja, en tóén.... Wel, is'het niet mal? Nu ben ik vanzelf weer gekomen tot dat operette-vvijsje, da! nu, zooveel duizenden jaren later, van dat feit zingt, en mij over dat feit mijmeren deed; dat operette-wijsje, dat ik hierboven zette: Ja, en toen.... Ja, en toen..,. Werd geschapen nog de Zoen....

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl