De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 19 september pagina 2

19 september 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2519 m * '?/.-.-..?'»> ' ' ?.-?.'. ???!*? i * ,,m?l ?*'.?? ??? -«i '? . ??:?V V Tj/DGENGDTEN < MH!7Hi>ii';ii|iH,i-Ji;;iU'll l UI FERDINAND OSSENDOWSKI d o o r D r. W. G. C. B Y v A N c K III Sinds hij gedurende den tijd van zijn opsluiting met Russische gevangenen heeft omgegaan, meent Ferdinand Ossendowski pas het echte Russische karakter te kennen. Een man als hij, steeds uit op ontdekkingen, met zijn behoefte van aansluiting, zijn sympathie voor al wat leven in zich droeg, moest natuurlijk belang gaan stellen in de onderscheiden typen die hem voor oogen kwamen. Een avond werd iemand binnengebracht die zijn plaats schuw innam aan het eind van een bank, niet ver van een troep je van drie of vier Georgiërs, die zich onder de aristocraten rekenden, van wie het Lot had gewild dat ze gevangenen waren. Zoo'n groen onder ons, zei een, die massief was gebouwd als van graniet, wij moeten hem aan 't verstand zoeken te brengen wat ccn rechte boef waard is. Een kleine ring wou zich vormen als om ge tuige te zijn van de bedoelde afstraffing. Maar lenig en flink als van veerend staal, strekte de schuwe jonge man zijn ledematen, en vroeg uit de hoogte: Als iemand het tegen me wil op nemen, laat die weten, dat ik Demetrius ben en meteen greep hij een zware bank en zwaaide die over de hoofden van wie hem niet hadden herkend. Een wachter vertoonde zich aan de deur en beval: verboden hier te vechten, en dook weg toen de ander met geweld de bank tegen hem aanslingerde. Maar de cipier kwam dadelijk terug met sol daten; de Havik, zoo was de bijnaam van den Georgischeh rooverhoofdman, bood geen tegen stand en liet zich wegvoeren naar een strafcel; .maar hij ging heen met opgericht hoofd en een afscheidswoord voor de kameraden: Lieve hemel, alsof een aanvoerder zooals ik er een ben, met zulke wurmen samen zou kunnen blijven !" Uit de strafcel ontslagen en teruggekeerd, als leider door de Georgiërs erkend, nam hij dadelijk zijn maatregelen voor de vlucht. Hij en zijn vol gelingen groeven met onmetelijke inspanning een onderaardschen gang naar een hoofdriool, dat buiten de omheining uitkwam en in een nacht verdwenen zij, maar niet dan nadat Ossendowski zich op de hoogte had gesteld van de exploicten van den Georgischen bandiet. Den dag na hun ontkomen, maar het is duidelijk dat zij ook door gevangenisbeambten Werden bijgestaan,?iseen vaatje met vodka over den muur gegooid, waarop de handteekening stond van den Caucasischen brigant, het Demetrius' p.p.c. aan de gevangenis-kameraden. De cipier heeft echter gezorgd, dat zij zich niet bezondigden aan den inhoud. Deze en dergelijke ontmoetingen behoorden tot de avonturen van het gevangenisleven; het heeft geen zin in een kort bestek verschillende daarvan op te sommen, zij maken, verzameld, nog niet liet gevangenisleven zelf uit. Dat had Ossendowski toch ook de gelegenheid van zijn cel af te observeeren, want het kleine raam van zijn verblijf kwam uit op twee verzamelings lokalen voor de boeven, en hij kon op die Wijs assisteeren bij hun gesprekken. Het duurde niet lang of uit den aard van wat hij kreeg te hooren, voelde hij zich verplicht in het leven in te grijpen van die Wezens in zijn buurt. Hij sprak hun toe, kon sommigen een raad geven en werd weldra een vraagbaak voor ieder. Hij werd gekozen tot Starosta der gevangenen, een waardigheid die hem den bemiddelaar maakte tusschen de autoriteiten en hun gevangenen en hem het scheidsrechterschap opdroeg bij de twisten die zich met een arbitrale uitspraak lieten oplossen. Hij was in zekeren zin de biechtvader geworden van de boeven. Zijn taak ging nog verder, hij wilde ook hun leeraar zijn en gaf geregeld onderricht aan die onwetenden in dingen die hun belang inboezemden. Kunstzaal De Rietvink" J. A. A. M. VAN ES, WASSENAAR Permanente tentoonstelling van schilderijen. 1 Men ging hem respecteeren en van hem houden, en toonde dat door hem met geschenken te over laden. Dikwijls waren het voorstellingen in ge kneed brood van tafereelen uit het gevangenisbestaan, soms ook geregelde cadeaux bijv. van een mes, een zaag om ijzer door te vijlen, een fleschje vergift, een horlogeketting van haar.... Het was al laat op een avond toen hij eens, zonder zich den juisten indruk te herinneren, de gewaarwording had dat iemand, terwijl hij zat te schrijven, achter hem stond. De man moest bijna onhoorbaar zijn cel binnen zijn geslopen. Hij keek op en zag Mironoff, een zeeman die zware misdaden op zijn geweten had, ofschoon misschien minder slecht dan wel ongelukkig te noemen. Mag ik u iets vragen? Natuurlijk, wat is het? Laat me in uw cel blijven, terwijl ge aan 't werk zijt. Maar waarvoor? Mironoff begon te fluisteren, dat niemand anders het zou hooren. Ge kunt niet weten, dat daar waar wij leven de heusche hel is. Al zes jaar zit ik daarin; hier is er een andere lucht. Veertien dagen wil ik uw bediende zijn en in de gang voor uw deur zal ik slapen; wellicht kom ik tot verademing, want ik houd het niet langer uit. Zoo geraakten zij aan 't praten. Ossendowski deed zijn best den man op te beuren, die 's avonds rustig op zijn koffer zat, bezig zijn goed of zijn schoeisel te herstellen. De een leerde van den ander. De ontdekker en wetenschapsman vernam van den boef de lingua franco met haar schilder achtige tlïtdrukkihgëi', waarvan de veroordeelden onder elkander gebruik maakten, en onder leiding van zijn gast bestudeerde hij de telegraphie met geklopte teekens, die de gevangenen hebben bedacht voor mededeelingen aan hun lotgenooten. De afge sloten en gesloten wereld begon leven te krijgen. Waarlijk, het bracht hem verre van altijd een verheffing. Dat onophoudelijk rumoer in het on herbergzame gebouw, het tieren en vloeken zoowel van gevangenen als van gevangenbewaarders, dat neerdrukkend besef van een eindeloozcn roes van leed van een troep gebarricadeerde ellendelingen, begon ten slotte iedere zenuw bij herhaling te pij nigen, en gaf een moeheid vol van schrikopwinding, die het hart verbitterde tot een wanhoop van angst en toorn en van haat. Was daar niet geweest een afwisseling van tooneelen telkens !.. En hier zou het de plaats zijn om in te gaan op den rijkdom van verhalen in Ossendowski's boek verspreid, van trouw tusschen gelieven, jong en oud, onder de beproevingen van het lot, van vriend schapsbanden aangeknoopt en volgehouden te midden van het leed, van halsbrekende toeren bij het ontvluchten verricht, van bevrijdingen op het punt van te gelukken, verijdeld door het schot van den militair op wacht, van boevenwraak op de verklikkers, welke de plannen verraden en diergelijke meer. ... Maar waartoe dit alles te memoreeren, men zal het zich wel kunnen voorstellen, en wien de imaginatie daarvoor ontbreekt, dien verwijs ik naar Ossendowski's boek zelf. Hij zal zich door de lezing niet teleurgesteld gevoelen. Laat mij slechts een voorbeeld aanhalen om het pathos waarmee het tot ons spreekt. Shilo was de bijnaam van een reus met ketens beladen om hem te temmen, die den kop van een verklikker met n slag had verbrijzeld. Hij was naar de strafcel gevoerd, voor het gerecht gebracht en ter dood veroordeeld. De gevangenen wachtten zijn terugkomst in de gevangenis af. Zij zagen hem lusteloos en ge broken weerkeeren. 't Is het eind, fluisterde men bij zijn ver schijning. In den middag herwon hij zijn tegenwoordigheid van geest. Het is voor morgen, zei hij tot Miro noff. De rechters hebben eens voor al een eind er aan gemaakt. Komt er van avond geen woord voor mij, dan is het uit. Wel, eens moeten wij er toch aan gelooven. Hij wou het liedje van de galg gaan zingen: Twee palen, een balk en een eind koord Zoo is het loon dat ons behoort. Hij ging niet verder dan den eersten regel, zijn stem werd dof. Hij deed de ronde bij de andere gevangenen. Ze zullen me opknoopen, wat is je idee? Hij keek den kameraden in de oogen, als wilde hij hun een bemoediging afdwingen. Dan ging hij naar Mironoff. Ze zullen me hangen, is het niet je idee? Mironoff gaf hem zijn zoekenden blik weer.. Luister eens, Shilo. Den heelen nacht kunnen wij met elkander door den telegraaf spreken. Dat maakt je zeker alles gemakkelijker. Shilo gaf geen antwoord. Hij nam een bal op van den grond. Ik geef je de vrijheid, vlucht. MTT HET LEVEN ONZER VOOROUDERS iiniiinitiiiniiininiiiimiiiuiiniiiiiiiiiuuniniiiiiJiiiuim HET PLANTEN VAN DEN ME I BOOM Hij gOQ.ide den bal zoo hoog hij vermocht; hij kwam op deri grond terug. Ik heb er genoeg van, zei hij, alles is maar vermoeienis. Met zijn ketens ging hij voor den nacht naar zijn cel. Men hoorde hem zwaar op en neer gaan, hij wou blijkbaar aan geen slaap denken, zoolang nog de laatste berichten dien nacht om twaalf uur hem konden bereiken. De klok sloeg ergens twaalf uur. Nu hoorde men telegrafische signalen. Dat is Shilo, werd er gezegd. Mironoff, Mironoff, werd er gezegd, het is over twaalven, en er is geen woord van het gerecht. Wat zal het zijn? Moet ik dood? Ik ben zoo vreeselijk beangst. Mironoff antwoordde met kloeke telegraafteekens: Zoo gaat het leven. Wij zijn er vandaag nog en morgen gaan wij heen. Het was een vreeselijke nacht, de heele gevange nis luisterde gespannen naar den telegraaf; dan hoorde men in lang niets, dan kwam weer de angstige stem die om raad vroeg. Ossendowski herinnerde zich een van de eerste nachten in de gevangenis en hij doorleefde zijn uren van ver twijfeling. Op eens, bij de eerste schuchtere ver schijning van mogelijk daglicht sprong hij uit zijn bed, en meende den telegraaf te hooren die zcide: Ik ben het, Shilo. Mijn vonnis is veranderd in levenslange gevangenis. Leven ! Alle gevangenen waren in opwinding. Toen de commandant dien morgen verscheen, werd hem gevraagd om een bijzonderen dienst in de kapel, die bij den kerker behoorde. Hij stemde toe en op het vastgestelde uur was de kapel geheel gevuld. Shilo was vooraan onder de biddenden. Welk een hartstocht was er in zijn ziel geboren ! welk een aandacht hield zijn oogen gericht op het kruis! Hij kon niet anders dan weenen en uitroepen: Leven.... Leven ! De boeven, zijn medegevangenen, konden hun blikken niet afwenden van hun bevrijden lotgenoot. Er was een oogenblik van herleving en wederopwekking in de hel. Ossendowski's verhaal is nog niet teneinde. Daar is nog het bezoek van zijn moeder in de gevangenis, zijn ontslag uit den kerker na afloop van zijn strafmaat, zijn eerste bevindingen wan neer hij in de gewone wereld is teruggekeerd, zijn eerste pogingen tot het brengen eener verbetering in het lot dergedetineerden; .... maar wij zullen in verdere deelen van zijn avonturen nog wel meer hooren van den onderzoeker en vinden dan de gelegenheid de leemten, hier gelaten, aan te vullen. Koninklijke Meuballranspori-Maatschappjj DE GRUYTER &Co. DEN HAAQ AMSTERDAM ARNHEM Bergplaatsen voor l n b o e de Is

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl