De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 26 september pagina 1

26 september 1925 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

No. 2520, ZATERDAG 26 SEPTEMBER 1925 voor _ Onder Hoofdredactie van O. W. KERNKAMP Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en G. Nolst TrenJté. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam UITGEVERS: VAN HOLREMA 6 WARENDORF Pr|js per jaargang f 10.- bij vooruitbetaling. Per No. 25 cent Advertentiën f 0.75 p. Regel - Disnositiekosten 20 Cent REDACTIE EN ADMINISTRATIE, KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM RECTORAATSOVERDRACHT Op den derden Maandag van September alleen te Wageningen en aan de Vrije en de Katholieke Universiteit is men er vlugger bij brengen de Rectoren onzer universiteiten en hoogescholen in het openbaar verslag uit over de lotgevallen der inrichting van hooger onderwijs, die een jaar lang ik mag niet zeggen: door hen bestuurd werd, want te besturen hebben de Rectoren niet veel, maar als wier officieele vertegenwoordiger zij dan toch optreden; daarna dragen zij hunne waardigheid aan hun opvolger over. De volgorde van deze beide handelingen is in de Wet op het Hooger Onderwijs eigenlijk anders geregeld; deze schrijft voor, dat de Rector eerst zijne waardigheid overdraagt en daarna, als hij dus geen Rector meer is, verslag uitbrengt; daar een stipte opvolging van dit voorschrift een Gordiaanschen knoop van kwesties zou leggen, overtreden alle Rectoren manmoedig de wet: zij dragen hun ambt eerst over, nadat zij het hunne hebben gezegd over de lotgevallen". Door déradio worden deze redevoeringen nog niet overgebracht; er is dus nergens, tijdens het uitspreken ervan, een telegram ingekomen, zooals Zaterdag 11., bij de huldiging van Troelstra, de luistervinken" uit Dronrijp er een zonden: Wij verstaan alles"; maar wie in de N.R.C, de \2l/3 kolom uittreksels uit de academische lotgevallen van a tot z heeft gelezen, zal het den Dronrijpers nazeggen: wij verstaan alles. Wij verstaan, dat de professoren der juridische faculteit te Leiden waar het aantal studenten in de rechtsgeleerdheid dat aan andere Rijksuniversiteiten verre overtreft" klagen, dat hun eigen studie schade lijdt door het vele ambtelijke werk, vooral ten gevolge van het steeds aangroeiend aantal examen uren. Wij verstaan, dat te Utrecht de studenten in de wis- en natuur kundige faculteit en die in de tandheelkunde soms uit wandelen worden gestuurd, omdat er voor allen geen plaats meer is in de practica. Wij verstaan, dat de Regeering met de handen in het haar zit; ja wij verstaan zelfs bijna, dat zij om advies heeft gevraagd over de middelen, waardoor de toevloed van studeerenden zou kunnen worden beperkt. Want het aantal daarvan aan de gezamenlijke universiteiten en hoogescholen bedroeg in het afgeloopen studiejaar bijna 10000 ! Het is waar: er zijn enkele teekenen, dat de eb is ingetreden. Te Leiden b.v. daalde het aantal ingeschrevenen sinds het vorige studiejaar van 1717 tot 1615. Aan de Technische Hoogeschool is reeds sinds 1921 een inzin king merkbaar. Maar wie zich hierdoor reeds mocht vleien, dat het ergste voorbij is, wordt weer ongerust, wanneer hij den Leidschen Rector hoort verzekeren, dat de vermindering van het geheele aantal volstrekt niet evenredig is aan de daling van het aantal der voor de eerste maal ingeschreven studenten (van 513 slechts tot 497), zoodat het voorbarig zou zijn, reeds van een kentering te spreken in de gestadige toeneming, die de laatste jaren viel te constateeren. En ook de Delftsche Rector wijst op het grillig verloop van de lijnen der voor de eerste maal ingeschrevenen, geenszins in over eenstemming met die van het totaal aantal ingeschrevenen"; ook hij is van meening, dat het nog te vroeg zou zijn, van een blijvende daling te spreken, en dat men alleen een onrustig verloop" kan opmerken, waarin zich de wisselvalligheid der tijden en de wisselende beoordeeling van de vooruitzichten van de studie" door studenten en hun ouders weerspiegelen. Maar hetzij men wat pessimistischer of wat optimistischer gestemd is ten opzichte van den wassenden vloed van studenten, nergens heeft de gedachte van den afgetreden Minister van Onder wijs, om nl. de poorten van universiteiten en hoogescholen minder wijd open te zetten, bijval gevonden. Nergens zag men heil in een kunstmatige beperking van het aantal studenten; daargelaten nog of men zulk een beperking gewenscht, of gerechtvaardigd achtte, niemand zou een middel aan de hand weten te doen om bij de pas aangekomen studenten, indien het tot een selectie moest komen, met zekerheid uit te maken, wie als minder geschikt voor de studie moesten worden afgewezen. Het zou wel prettig zijn, als je een eenvoudig middel daarvoor had, zei de Delftsche Rector; maar hij wist er geen; de Amerikaansche manier om het te probeeren door het meten van den schedelomvang kon hem niet bekoren. Zoodat de nieuwe Minister van Onderwijs, als hij het denkbeeld van zijn voorganger overneemt, het zal moeten uitvoeren zonder de toejuiching van de Senaten. Maar misschien ziet hij de toekomst iets minder somber in, als hij overweegt, hoe in de laatste jaren de taak van den Staat ten opzichte van het Hooger Onderwijs verlicht is door de hulp van particulieren. Zelfs uit het buitenland ! The International Education Board van de Rockefeller Foun dation te New-York stelde niet alleen een som van 100.000 dollar ter beschikking van de Leidsche Universiteit, ten behoeve van het door Kamerlingh Onnes wereldberoemd geworden laborato rium voor allerlaagste temperaturen, maar maakte het door een nog ruimere gift mogelijk, dat de Utrechtsche hoogleeraar Magnus een nieuw laboratorium krijgt voor zijne pharmacologische onderzoekingen. In beide gevallen zal de Regeering ook iets bij moeten passen; maar zij wordt toch grootendeels ontheven van de kosten, die zij zelf zou moeten dragen, wanneer zij zich kweet van hare verplich ting om ten behoeve van hooglecrarcn, die zich buitengewoon verdienstelijk maken voor de wetenschap, ook buitengewone maatregelen te nemen, en hun de ruimste gelegenheid te openen tot het verrichten van hunne onderzoekingen. Maar ook door Nederlandsche particulieren wordt een gedeelte van de Staatstaak voor het Hooger Onderwijs overgenomen. Het is in de laatste jaren herhaaldelijk gebeurd, dat bizondere leerstoelen zijn gesticht door vereenigingen, die zich hetzij hiervoor opzettelijk gevormd hadden, hetzij reeds werkzaam waren voor universitaire doeleinden, zooals het Leidsch Universiteits-Fonds of het Utrechtsche Oud-Studenten-Fonds, hetzij als aangewezen konden worden beschouwd om voor de oprichting van een be paalden leerstoel te ijveren, zooals Nederland-Frankrijk en Nederland-Engeland. Afgescheiden van andere gevaren, die sommige van deze bizondere professoraten meebrengen, is er n, waarop ik hier met name wil wijzen. Te Utrecht b.v. zijn door de genootschappen Nederland-Frank rijk en Nederland-Engeland bizondere leerstoelen opgericht voor het Fransch en het Engelsch. Men hoort zeggen, dat ook de vereeniging Nederland-Duitschland zelf een leerstoel voor het Duitsch wil vestigen. Desniettemin zal er, ook wanneer dit laatste is geschied, aan de Utrechtsche Universiteit geen volledige opleiding bestaan voor de moderne talen; wie de colleges van de bedoelde hoogleeraren volgen, zullen buiten de Universiteit, of buiten Utrecht, aan vulling daarvan moeten zoeken. Hiervan kan men natuurlijk geen verwijt maken aan de zoo straks genoemde genootschappen. Zij behoeven op dit gebied niet de volle taak van de Regeering over te nemen; het is a! mooi, dat zij dit gedeeltelijk hebben gedaan. Maar het gevaar schuilt hierin, dat de Regeering en het heeft er den schijn van, of zij daartoe besloten is nu verder de hand maar aftrekt van het onderwijs in de moderne talen aan de Utrechtsche Universiteit, omdat daarin althans gedeeltelijk is voorzien. Dan zou de leege dop eigenlijk te verkiezen zijn boven het halve ei. Het is te hopen, dat de nieuwe Minister van Onderwijs nu eens afdoende verbetering zal brengen in dezen toestand. Zooals men ook zou wenschen, ja verwachten, dat hij het niet aan den afgetreden Utrechtschen Rector overlaat om zich voor de Regeering te schamen wegens het niet vervullen van de vacature-Niermeyer. Maar dat hij zelf toonc te beseffen, dat aan de eenige Rijksuniver siteit, waar een opleiding voor geografen is gevestigd, de sociale aardrijkskunde haar voornaamste leerstoel niet mag missen. KERNKAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl