Historisch Archief 1877-1940
No. 252 J
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
DIERSTUDIE: ARA
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Verstijnen
DE KEUKENPRINSES
PIONIERS
door CORNELIS VETH
Opstellen uit Van onzen Tijd" verzameld door
TH. DE JAGER en G. KNUVELDER. Van
Munster's Uitgevers Mij. Amsterdam.
De verzamelaars van deze opstellen uit het
katholieke orgaan Van onzen Tijd" hebben uit
het werk der pioniers van een eigen Roomse
Kunst" een bloemlezing willen geven. Iets bij
zonders van deze bloemlezing is al dadelijk, dat de
beschouwingen, critieken en betoogen somtijds zijn
afgebroken, waarna een gedeelte is uitgelascht
en met een enkel woord weergegeven; zoo missen
wij, door weglating van de K'erk's hoofdstukken
over een nieuwe Vondel-beschouwing, elke be
spiegeling over den grooten, voor het katholicisme
gewonnen dichter. Misschien was dit systeem
onvermijdelijk reeds zóó is het een dik boek
geworden, en als de auteurs zelf het met de
inkorting eens zijn, bestaat er, behalve in het
geval dat ik noemde, voor ons geen reden tot
klagen.
Het tijdschrift, later weekblad Van Onzen
Tijd" waaraan zooals men zich herinnert, ook
prof. Struycken meewerkte is in 1900 opgericht,
en in 1919 bezweken. Ik geloof niet, dat iemand zal
beweren, dat het overbodig is geworden,doordat het
zijn baanbrekende roeping had vervuld en de
baan voor een katholieke kunst volkomen ge
broken was. Die katholieke poëzie der 20ste eeuw
waarvan C. R. de Klerk spreekt, die komende
kunst door Maria Viola voorspeld, ze mogen in
wording zijn, zoo sterk dat zij het gezicht op
deze pioniers zouden mogen verliezen, zijn ze
nog niet. Toch doet Van onzen Tijd", vertegen
woordigd door deze bloemlezing, i'men moet helaas
zeggen: helaas), niet meer aan als van onzen tijd.
Of zouden we misschien nu juist te grager luisteren
naar stemmen als deze, geluiden gedragen door
geloofsovertuiging, maar ook door schoonheids
drang en heryormingszin, naar de pittige, soms
driftige betoogen van schrijvers, die zich zelf hebben
opgevoed tot veelzijdige waardeering en doordrin
gende critiek en wier roeping tot opvoeden van
anderen uit eigen ontdekkingen, strijd en lijden
ontstond?
Zou er in onze straten van het materialisme, plat
geloopen door valsche democratie, met op alle
hoeken, als schamele vergoeding, uitdragerijen van
ethische afleggertjes en slap-religieuze
lorrepijperij zou daar geen plaats meer zijn voor
een tempel?
Hoe het zij, Van Onzen Tijd" bestaat niet meer
en die door geestdrift hartsterkende betoogen.
waarin pioniers hun ervaringen en hun ver
wachtingen uitspraken, waarin zij niet schroomden
elkaar nu en dan duchtig te lijf tegaan, of althans
vrijelijk te becritiseeren, doen ons alweer aan
als dingen uit het
verleden, en als
karakteristiek
voor die herle
vingen, die dik
wijls op iets heel
anders uitloopen
dan zich deed
aanzien.
Onze jongste
dichtkunst heeft
sterk - religieuze
tendenzen, toch is
ze in geen harer
voornaamste ver
tegenwoordigers
katholiek, terwijl
Maria Viola, de
veelzijdigste en in
pure , woordkunst
stellig
uitnemendste der pioniers"
in de journalistiek
is terecht geko
men. Het zou
voorbarig en mis
schien boosaardig
zijn, deze
religieusartistieke bewe
ging een bom te
noemen, die ver
keerd gebarsten is;
wij zijn dichter
bij de waarheid
wanneer wij haar
een vertakking
noemen van een
grooten groei.
Van de opstellen
in dezen bundel
is, wanneer men
het
oppervlakkigdoceerende van
Theo Molkenboer
uitzondert, te getuigen, dat zij de uitkomst
blijken van ernstige studie en gespannen denken.
Voelt men al dat de auteurs zich meer dan
anderen bewust zijn zich te richten tot een in
kunst ganschelijk ongeschoolden kring, zij ver
vallen niet in het leeraren; polemiseeren doen zij
met hartstocht, profeteeren, zoo niet met rotsvaste
zekerheid, dan toch met fiere verwachting.
Als ik van profeteeren spreek, denk in aan het
mooi geschreven artikel Een eigen Litteratuur"
van C. R. de Klerk, dat in enthousiasmeerende
zinnen een moderne Mystiek aankondigt daarbij
nimmer vergetende in sterke beelden aan te
duiden wat ze niet moet zijn (een kunst van
kunstbloemen)?maar nog meer aan de voorspelling
(met een waarschuwenden ondertoon) van Maria
Viola: Onze komende kunst zal zich ontwikkelen,
vrij van de kortzichtige vrees voor den trek naar
werkelijkheid, die, wij weten het aan het verleden,
steeds de machtigste factor was in de praktijk
van het ras". Legt Maria Viola, zich herinnerende
misschien dat Breero en Jan Steen katholieken
waren, hier niet den vinger op een teêre plek: is
onze katholieke litteratuur tot dusverre niet wat
te zeer verknocht aan het abstracte, te bang voor
het gemeenzame ?
Van de meesten dezer schrijvers bewonder ik den
stijl. Een verzorgde en gedragen stijl schijnt het
voorrecht van een goed katholieke opvoeding te
zijn; men herinnert zich hoe die zonderlinge en
geniale verschijning in de journalistiek, Matthijs
Vermeulen er al bij zijn eerste optreden elk door
aangreep. Het minst onderga ik dien stijl bij
Gerard Brom, wiens aanval op Adama van
Scheltema's boek over Italiëoverigens vol rake
critiek en door overtuiging gestuwde mooie
felheid is; het meest in Maria Viola. Het zijn
vooral haar artikelen over beeldende kunst,
waarin zij naast zooveel deugdelijke kunsthisto
rische kennis zoo veel echt warm gevoel en een zoo
zeldzame ontvankelijkheid toont, die ons hart
winnen. Meer dan een der anderen stort zij zich
in de sfeer harer onderwerpen, en ik meen op te
merken dat zij bij dien altijd vloeienden en altijd hel
deren stijl, die nooit vermoeit en altijd vasthoudt,
nog een zeldzaam en stellig uit haar aanleg van
schilderes voortkomend vermogen tot beschrijven
in gloedvolle en teedere woorden bezit. Het is
niet de geringste verdienste van den bundel, dat
haar werk er een groote plaats inneemt.
NEDERLANDSCHE LIED
COMPOSITIES
door CONSTANT VAN W E s s E M
IZ^ir=l MUZIEKHANDEL _
PIANO'S l VLEUGELS
A" 18'tf D U DAUD D Tel. 443
ichtsrSt. Pieter4
H. RAHR
UTRECHT
De voorliefde voor het componeeren van liederen
houdt niet gelijken tred met de belangrijkheid
der resultaten. Een goed lied is zeldzaam en ook
aan een modern lied stelt men eischen ten opzichte
van de stem als instrument". Nog te veel blijken
onze moderne Nïderlandsche componisten modern
en klassiek te beschouwen als een jasje, dat men
aan en uit kan trekken. Hun imitatie-talent voor
Debussy en nog nieuwere is toegenomen, doch
ook in dit nieuwe klanken-milieu ontwikkelt zich
ten slotte geen eigen schepping. Sporen van in
vloeden behoeven niet veroordeeld te worden,
bij Diepenbrock b.v. laten zich vele zulke sporen
aanwijzen wanneer uit het geheel maar een
persoonlijkheid spreekt, die het zijn eigen stempel
opdrukt. Wij hebben reeds eerder op deze goede
uitspraak van Se m Dresden gewezen: dat een
Nederlandsche scheppende toonkunst desnoods
de vitale elementen der muziek van alle andere
volkeren mag bevatten als zij maar zuivere spijs
biedt". De persoonlijkheid, die wij verwachten
vinden wij ook bij de liederen niet, die ons den
laatsten tijd onder oogen kwamen. Wij zouden een
uitzondering behooren te maken voor de liederen
van Willem Pijper en Paul Sanders. Deze zijn in
ieder geval van opmerkelijke geaardheid. Pijper
publiceerde een tweetal liederen op
oud-Hollandsche teksten 1), die een declamatorische zangstem
zelfstandig door het klavier laat begeleiden, het
karakter van beide als instrument" handhavend,
en een bewerking der oud-Hollandsche melodieën
van Daer staet een clooster in Oostenrijc",
Jesus' Bloemhof", De winter is verganghen" 2)
e.a., sober met een gemakkelijk speelbare be
geleiding zonder in de banale cadensen van
vooren naspel te vervallen: een goed staaltje van
intelligente piano-begeleiding" bij
volks-melodieën. De drie liederen van Sanders 3) op gedich
ten van Marsman zij werden het afgeloopen
seizoen door Berthe Seroen gezongen laten in
druk interessante fijnheden zien, die in de uitvoe
ring verloren gaan. Het komt mij voor, dat de
componist wat hij nu voor piano opschreef, in den
geest aan andere instrumenten had toevertrouwd.
De plastiek in de uitdrukking zou er zeker door
gewonnen hebben.
Frans Wiemans is een van hen, die knap, doch
meer imiteerend dan oorspronkelijk uit den
Debussyaanschen geluidskring composities weet
te vervaardigen 4). J. P. J. Wierts, de bekende
volksliederen-componist, ten slotte, gaat door
op de populaire cadens te schrijven, die aan het
ouderwetsche, naar onze Oosterburen georiënteerd
liedgenre zijn frischheid verleent, en publiceerde
een reeks van zes Zuid-Afrikaansche liederen op
Transvaalsche teksten 5).
1) Willem Pijper, Twee liederen (1923) Broek
mans en van Poppel, Amsterdam.
2) Willem Pijper, Acht oud-Hollandsche liederen,
J. A. H. Wagenaar, Utrecht 1924.
3) Paul F. Sanders, Drie liederen, Broekmans
en van Poppel, Amsterdam 1924.
4) Frans Wiemans, Drie Wijzangen, G. H. van
Eek en Zoon, den Haag 1925.
5) J. P. J. Wierts, Ses Afrikaanse Liederen,
J. H. de Bussy, Pretoria.
Nederl. Munt
Holtand» tto»to IO ttont»
Er wordt vrij geregeld Nederlandsche muziek
gepubliceerd, het meest liederen. Wij ontvingen
er een aantal in den laatsten tijd. Wij willen eenige
feiten vaststellen, daar wij niet iedere publicatie
afzonderlijk kunnen bespreken.
NIEUWE UITGAVEN
Amsterdam, Oud en Nieuw, Stemmingen en
Studies door CORN. J. GIMPICL. Geïllustreerd naar
teekeningen van H. HI;UFF en met reproducties
van oude teekeningen en schilderijen. Voorwoord
van R. W. P. de Vries; tumdversiering van J G.
Veldheer. Tweede Druk. Uitgave van J. M.
Meulenhoff te Amsterdam.
Dat de uitgave van oud en nieuw Amsterdam
veler belangstelling heeft, bewijst deze tweede
druk. De uitgever heeft dan ook in den schrijver
en illustrator uitstekende krachten gevonden,
waardoor het boek een betrouwbare bron werd
voor de geschiedenis en topografie van de hoofd
stad.
VAN NELLES VARINAS
GOUDZEGEL
3O ets. per Pakje.