Historisch Archief 1877-1940
16
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2520
HET INTELLECT REPLICEERT
door L. J. J o R D A A N.
Het is ons niet meegevallen ! Wij wisten wel,
toen wij den euvelen moed hadden onze meening
te zeggen over de film-enquête van De Stem",
dat er populair gesproken wat zwaaien
zou". En Wij bereidden ons, niet zonder angst,
voor op een hautain, fijn-ironisch wederwoord:
scherp en flitsend als een Damascener kling
elegant en moordend als een Florentijnsche dolk.
Een Wederwoord, dat ons spelenderwijs, maar
strikt volgens de Wetten der aesthetica, naar de
Eeuwigheid zenden zoude dat ons, zoo wij al
niet in schoonheid vermochten te leven, dan ten
minste de voldoening zou schenken in schoonheid
te sterven. Helaas ! Hoe verbaasd en teleurgesteld
waren wij, toen de Stem" der Dichters en Ver
geestelijkten ons begon te vergelijken met een
razenden boschjesman en een beenen-kluivenden
straathond ! Toen Wij inplaats van een degenstoot
in 't hart, dezen schop tegen onze scheenen ont
vingen met een ... .klomp ! Dat het antwoord
van De Stem" zakelijk niet veel om het lijf zou
hebben daarop Waren wij voorbereid.... maar
de vorm de vorm ! Zie wij hebben geen litte
raire aspiraties en aanvaarden gelaten de
qualrficatie van een nog onbeholpen en onverantwoor
delijk scribent" ??maar wij verwachtten van de
zijde dezer meester-scribenten een bestrijding,
die een voorbeeld zou zijn van technische geraffi
neerdheid temeer waar hun zakelijke positie
ons nogal zwak toescheen. Niets van dit alles. Het
antwoord is van een ontnuchterende onbeduidend
heid en een nuance of drie te luid en te heftig,
voor een behoorlijke discussie. Wij kunnen de
gedachte niet van ons afzetten, dat de redactie
gelijk alle menschen, die niet gewoon zijn te
worden tegengesproken in hooge mate ge
prikkeld door het feit, dat wij haar gestie durfden
critiseeren, zich heeft laten verleiden tot de min
of meer compromitteerende associatie met den
boschjesman en den straathond voornoemd - een
tactiek, die toch van een zekere platheid (?plati
tude" zegt men in de kringen van De Stem") niet
is vrij te pleiten.
Valt ons de toon van het artikel niet mee
ook uit tactisch oogpunt bezien, is het een teleur
stelling. Wij lezen dat onze arbeid voortreffelijk
werk" en aanvankelijk sympathiek van toon"
onder den invloed der verrassende aanmoediging
van de zijde van het publiek, al spoedig een
zwetserig karakter aannam" en verder, dat de
slechte films, die een film-criticus noodwendig
moet zien" ons een zekere besmetting afgaven van
Americanisme, en dat in den slechten zin des
woords". Prachtig dat is tenminste een houw,
die zit" en bij uitstek geschikt om door Welwil
lende dagblad-redactie's te worden geciteerd. Maar
een eind verder verklaart dezelfde Stem"-redactie,
dat zij juist op den heer Jordaan wilde toetreden,
om hem bij deze gelegenheid tevens met zijn nuttig
werk geluk te wenschen", toen onze ge
ncrimincerde enquête-critiek verscheen. Hoe nu? Wij
waren al geruimen tijd aan het zwetsen en
laboreerden klaarblijkelijk reeds aan een vergevorderd
Americanisme en niettemin treedt men op ons toe,
om ons geluk te wenschen enz. ! Het zal wel aan
onze gesignaleerde onbeholpenheid en onervaren
heid liggen, maar wij vinden deze zonderlinge
tegenspraak van een geduchten tegenstandster als
De Stem" nogal.... onbeholpen.
Maar een uiterst bedenkelijke eigenschap van
het verweer, lijkt ons zijn fel-persoonlijk karakter.
Onze geachte opponente is niet met onze journa
listieke persoonlijkheid ingenomen in vredes
naam, il y a de quoi! maar het verraadt naar
onze meening een absoluut manco aan argumenten,
om aan deze antipathie een zoo belangrijk deel
harer bestrijding te wijden daargelaten, dat het
ons nóg maar ijdeler maakt. Want Wij zijn
allerverschrikkelijkst ijdel op deze belangwekkende
bijzonderheid komt de Stem"-redactie herhaalde
lijk, in een eenigszins vermoeiende monotonie,
terug. Wij zijn ijdel wij reiken onszelf attesten
uit wij hangen onszelf kransen om wij zijn
in extase over onszelf zoo gaat het een heele
bladzijde-lang voort ??'t is waarlijk om er verlegen
onder te worden. Verder behooren wij tot de on
oorspronkelijke, grove geesten zijn kwaadaardig,
naijverig en perfide kortom de ,,Stem"-redactie
verdiept zich in onze karaktereigenschappen en
geeft een compleet signalement om van te rillen !
Nog eens: Wij zijn gevoelig voor de eer, maar wij
hadden iets militanters verwacht, dan dit
langademige, tamelijk goedkoope scheldpartijtje. Wij
kennen journalisten doodgewone krantenschrij
vers ! die de kunst verstaan, met n enkel vlijm
scherp zinnetje een tegenstander te vernietigen.... !
Tenslotte moeten wij tot onze spijt constateeren,
dat de Stem"-redactie zelfs geen
kinderachtigheden versmaadt. Wij waren zoo onvoorzichtig in
ons eerste artikel, zeer terloops, onze verbazing
te uiten over de stunteligheid van een zinnetje, dat
wij moesten citeeren uit de enquête van de Stem"
toch immers het orgaan van het litteraire In
tellect ! Wij betreuren het, achteraf, ronduit
want het deed niets tot de zaak toe of af en het
laat ons per saldo volkomen koud, of de Stem"
mooie zinnetjes schrijft of niet. Maar het is gebeurd
en daarmee basta ! Onze geachte tegenstandster
evenwel, die blijkbaar tot de fijne en vooral
oorspronkelijke geesten behoort, gaat nu óók naar
stylistische fouten in onzen critischen arbeid
zoeken en citeert ze met welbehagen .Lek
ker!" plachten wij in onze schooljaren te zeggen.
Hoe nu op deze weinig voorname strijdwijze te
reageeren? Het is toch te mal om in alle ernst te
gaan twisten over de vraag of de heer Jordaan
ijdel is of niet of hij tot de grove, onoorspronke
lijke geesten behoort, dan wel of hij zich reeds
heeft opgewerkt tot het hoog-intellectueele jargon
van den boschjesman en den straathond. Wij voe
len er weinig voor nu op onze beurt, breed uit het
venster te gaan hangen, en de journalistieke per
soon van onze tegenpartij met overvloedige en
luidruchtige critiek te lijf te gaan. Bovendien
moeten wij bekennen tot dat talrijke geestelijke
pauperdom te behooren, dat ook zonder geregelde
kennisname van het doen en laten der
Stem"redactie in vollen vrede meent te kunnen leven.
Laat ons dus liever tot de zaak komen !
Wij hebben de enquête van de Stem" in drie
uitvoerige artikelen gecritiseerd misschien niet
met al den eerbied dien zij voor zich opeischt, dan
toch uitvoerig gedocumenteerd en in 't algemeen
zeer bezadigd. Hetwelk de redactie transponeert
met de geïrriteerde Stem"-uitzetting, waarop Wij
reeds zinspeelden in de mededeeling, dat de
heer Jordaan" haar met een schelle schreeuw en
een doffe grauw naar de keel vloog, besloten om
voor de kluif te vechten of te sterven" en dit alles
onder een wreed geblikker van tanden en een
bosch van opstaande haren !" Kom, kom
geachte opponente drink eens en kom tot u
zelven ! Zoo erg was 't heusch niet! Wij vonden
alleen maar, dat de opzet en het resultaat van uw
enquête weinig gelukkig waren en achtten het
noodig, den indruk door de dagblad-publicaties
op de goêgemeente gemaakt, tot de juiste propor
ties terug te brengen.
Daartoe drukten wij de vijf vragen, waarin de
enquête was geformuleerd, precies zooals ze door
de Stem"-redactie aan haar lezers waren voorgelegd,
aan den kop van ons artikel af en onderwierpen ze
daarna, stuk voor stuk aan critiek. De Stem"
noemt dit het verminken van den opzet van de
enquête van de Stem" en het verstrekken van
volkomen onwaarachtige inlichtingen aan de
lezers van het Groene Weekblad...." Tja dit
kan natuurlijk óók al nervositeit zijn maar het
lijkt bedenkelijk veel op krasse
onwaarachtig"heid !
Zoo zijn er meer voorbeelden, die ons doen be
sluiten, de interpretatie van onze artikelen door de
Stem"-redactie, met terzijdestelling der tale
Kanaans, vlakweg onjuist te noemen.
Wanneer wij lezen dat om de nijdigheid van zijn
insinuaties (brrr !) te kunnen handhaven, de heer
Jordaan de Redactie beschuldigt zich te hebben
gewend tot niet-bevoegde vooraanstaanden"
dus klaarblijkelijk de niet-vooraanstaanden"
maar bevoegden" te hebben genegeerd" dan
kunnen wij niet nalaten den geïncrimineerden zin
uit ons eerste artikel af te drukken, luidende:
Welk een zonderlinge opvatting moet men hebben van
een ernstig onderzoek in 'f openbaar.... om zoo maar
klakkeloos-weg naar eenige ,,,,Nederlanders" " te loopen,
welke doet er niet toe, als ze maar vooraanstaan
hun oordeel te vragen en dit nog op den koop toe te
publiceeren.
Voor ieder, die lezen kan staat daar duidelijk,
dat wij geenszins de vragen aan vooraanstaan
den" veroordeelen, omdat zij vooraanstaanden"
zijn maar omdat de Redactie niet de moeite
nam als eerste voorwaarde de eisch te stellen, dat
de vooraanstaanden" in quaestie, van het onder
werp waarover zij en vaak op zoo hoogen toon !
hun meening uitten, de allernoodzakelijkste
kennis bezaten. Het is waar wij noemden het
een onbeschaamdheid van inzenders, vooraan
staand" of niet, zonder dit minimum van bevoegd
heid met een volmaakt overbodige krenking van
andersdenkenden een hooghartig en apodictisch
oordeel te vellen over de bioscoop en haar voor
standers. Met hetzelfde compliment aan het adres
der Redactie, die dit fraais publiceert. Welnu
wij blijven daarbij en vinden onze repliek nog zeer
gematigd, als wij herlezen wat de heeren zich
jegens de film-voorstanders permitteeren !
Terloops zij er op gewezen, dat de
weiiiig-scrupuleuze redactie een alinea verder reeds spreekt
van haar onbeschaamde" enquête alsof wij
de enquête-zelf een onbeschaamdheid vonden.
Toch niet! Wij vonden haar met verlof van
Talleyrand erger dan een onbeschaamdheid ....
n.l. een onhandigheid !
De redactie van De Stem" noemt onze arti
kelen een straat-gejouw (merkwaardig zoo ver
trouwd als dit aristocratische orgaan met het
begrip straat" blijkt te zijn !)een straat-gejouw"
alzoo, naar alle Nederlandsche schrijvers en
intellectueelen en bloc". Wij durven met een gerust
hart De Stem" aan te bevelen, onze artikelen ook
in hun scherpsten vorm, naast deze zinsnede te
leggen onzentwege naast haar heele relaas. Het
kan haar onderscheidingsvermogen ten opzichte
van werkelijk straatgejouw" slechts ten goede
komen !
Intusschen de waarheid dient erkend
heeft de Stem"-redactie werkelijk ook nog ge
tracht de door ons aangevallen Enquête te ver
dedigen. Zij doet dit met de volgende woorden:
Een enquête is een informatie. Een enquête is een
poging, te weten te komen wat een bepaalde groep
menschen over een bepaald probleem denkt, hoe deze
menschen zich ertegenover verhouden. Een enquête over
een bepaald probleem van artistieken aard neemt zijn
informaties natuurlijk allereerst bij de vooraanstaande
kunstenaars. Het zou een zonderlinge enquête worden,
die zich met negeering van de kunstenaars, allereerst naar
de niet-vooraanstaanden wendde!" (Natuurlijk! is ook
nimmer door ons verlangd zie boven. J.) Wat
deze kunstenaars willen antwoorden is hun zaak. Wat
zij ook antwoorden: het heeft zijn waarde, 't zij statis
tiek, 't zij om een stemming te vertolken, 't zij om een
gradueelen groei te kunnen constateeren."
En dan vergelijkt zij deze rondvraag .met een
vroeger door haar gehouden Dostojevski-enquête
en constateert daarbij met voldoening, dat het zijn
hooge documentair-litteraire waarde had" te
hooren, hoe kunstenaars die D. ternauwernood
kenden" op het slachtoffer afgaven.
Het blijkt dus een bewuste en speciale liefheb
berij te zijn van De Stem" antipathieke en
apodictische oordeelen" te publiceeren van promi
nente persoonlijkheden over zaken, waarvan deze
hoegenaamd geen verstand hebben. Wij gunnen
haar dit zonderlinge genoegen gaarne, ai ontgaat
het nut van dergelijke vreemdsoortige informa
ties" ons ten eenenmale tenzij men er dan de
humoristische gelegenheid in wil zien voor groote
mannen, om zich eens gewoon-menschelijk te
vergaloppeeren.
Hoe dit zij, wanneer de Stem" het voor de
kennis der Dostojewski-figuur nuttig acht,
onbekookte en begriplooze scheldpartijen over dezen
schrijver te publiceeren, dan is dit haar zaak en die
van letterkundig Nederland. Maar wij, die ons nu
eenmaal bovenop de film gelegd hebben en haar
met ons leven bewaken" rneenen, dat het onze
zaak is tegen een dergelijk gesol met het
filmvraagstuk krachtig op te komen. De film is een
integreerend deel van onze cultuur geworden,.
van het hoogste gewicht voor de ontwikkeling van
de massa en wij zijn nu eenmaal van meening, dat
deze met de nuttelooze knoopen-tellerij van dit
selecte orgaan weinig gebaat is. Dit echter daar
gelaten het zal wel iedereen duidelijk zijn, dat
het film-vraagstuk een crisis-periode is ingetreden
een tijdperk, waarin men zich nauwkeurig dient
rekenschap te geven van de wijze, waarop de ge
voelige publieke opinie wordt beïnvloed. En het
zal wel niemand verwonderen, dat onze werkwijze,
die gericht is op een krachtige, positieve propa
ganda voor de veredelde film in botsing moest
komen, met dit in 't wilde weg publiceeren van
rijpe en groene aanvallen op de film gedekt,.
helaas, door min of meer illustere namen.
Wij vergeleken in ons tweede artikel de objec
tieve werkelijkheid, met de koperen etsplaat, waar
van de film de afdruk zou zijn. De Stem"-redactie
vergelijkt thans (ach, die fijne, oorspronkelijke
geesten !) haar enquête zeer ingenieus, met de
fotografische plaat die een stemming vastlegt".
Wij zien er, in de gegeven omstandigheden, juist
een gevaar in, dat zij zooveel redelooze
o/ifstemming" vastlegde !
Tot slot Willen wij nog vermelden, dat de
Stem"redactie, die aan onze fameuze ijdelheid gelukkig
niet lijdt, vertrouwelijk meedeelt, dat een zeer
bekend kunstenaar" op haar enquête niets ander?
had geantwoord, dan dat hij de film verafschuwde
en het zonde vond van De Stem"."
Welnu, zoo wij ooit onze vele en uiteenloopende
bezwaren zouden moeten samenvatten in n
enkelen kernigen zin dan lijkt onseen paraphrase
op de uiting van dien onbekenden, zeer bekenden
kunstenaar buitengewoon treffend: Wij waren
tegen de Stem"-enquête omdat wij' het zonde
vonden van.... de film !"
PAST 5TAUEN RAMEN TOE
VAN DE "".' ;
KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT
SPECIALITEIT/VERZINKTE STALEN RAMEN.