De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 3 oktober pagina 12

3 oktober 1925 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2521 SCHILDERKUNST-KRONIEK BELANGSTELLING Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan DE CIRKEL, KUNSTHANDEL, LAAN VAN MEERDERVOORT, DEN HAAG. I. Ge moet moedwillig-oppervlakkig zijn (om geen feller en misschien juister woord te gebruiken), onkundig van de factuur van Permeke's groot werk, zonder zicht op de hoedanigheden van de houtsnee van Nicolas en verward door den boerschen trant der schildering (vol subtiliteiten, wrange witten" etc., en meer passend bij den aard van Nicolas' voorstelling dan menig recensent zag !) om niet de kracht van de twee schilderijen van dezen Nicolas te ervaren, noch het ranke stijgen der eene, hoogop gaande teekening. Ik heb hier niet den glazenier Nicolas meer te loven, ik deed het elders, maar ik heb hier te spreken over Nicolas, als schilder, en over een foutieven aanval op den schilder. Het werk van Nicolas vertoont kracht en geen ijdele kracht, maar een kracht, die een innerlijkheid bewijst; de aanvaller, die dat niet zag, bewees daardoor eigen machteloosheid iets te doordringen. Het werk van Nicolas is iets, dat dracht heeft; het heeft een beteekenis in de figuren, en in de landschappen of stadsgezichten daar rond. Het heeft het kenmerk der goede werken van dezen tijd, dat de achtergrond in dezelfde stemming werd gegeven als die zich ontwikkelt uit de figuren zelf. Het heeft daarenboven nog een persoonlijk merk, dat onzen landsaard eens eigen was; het is zóó zeker van zijn eerbied voor wat het schildert als hoofdmoment van het schilderij (man, vrouw en kind b.v.) dat het onbevreesd deze groep of figuur durft omgeven met voorstellingen etc., die bij een ander dien eerbied voor dat hoofdmoment zouden verzwakken, maar bij Nicolas alleen een volledigen eerbied bewijzen voor het gansche leven, en een weet, dat het deftige en het komische steeds te saam gaan, en het uitbundige tiert tegelijk met de geslotenheid van een leven, ver zonken in n idee of alles omvaemende gedachte. Ik behoef u na dezen uitleg niet meer te zeggen, dat ik geen vrees gevoel voor de verdere ont plooiing van dezen schilder, maar een opgeruimd vertrouwen, hij is toch vol onverschrokkenheid voor alle mogelijkheden des levens, en in de vier kantigheid zijner voordracht (zwaar zijn de hoofd figuren zoools hun innerlijkheid dat is) vindt ge de vastheid zijner overtuiging vertolkt. Zwakker is Otto van Rees, maar daardoor den meesten gemakkelijker en sneller aangenaam. Van Rees is een der naturen, die zich niet moeten intoomen of beperken om tot de grootste eenheid te komen, maar hij is een schilder, die langzaam, langzaam-aan een niet-groote teederheid en kunde moet verplegen, verzorgen, beschutten, versterken, wil die teederheid en kunde het brengen tot een dragelijk schilderij. Hij is een begaafdheid van geringe diepgangen van niet-elementairen drang, maar die op een dag een bepaalde innigheid kan vertoonen, zooals een ijle stem op zeker moment een roering kan brengen. Toorop had teekeningen en etsen (droge-naalden) Een der teekeningen, uit 1924, was een meisjesgezicht, dat van Albertine Deletaille-Roelofs, de dochter naar ik meen van Albert Roelofs. Het was een innig bewijs van de stelling, dat Toorop allerlei menschen kan teekenen, en altijd kan benaderen of leven doen op een wijs, die psychisch vol bekoring is. Hier trof het peinzende, ietwat neergedokene voor het leven. De droge-naalden (ik moet van het graphisch werk van Toorop nog eens een katalogus maken) er waren bekende onder en niet bekende, meer of minder belangrijke, maar alle hebben zij toch aan zich een innerlijke vertolking een eigen vorm, een wezen dus. CHINEESCHE KUNST, STEDELIJK MUSEUM, AM STERDAM. I. De Vrienden-der Aziatische kunst hebben n noodzakelijkheid van een tentoonstelling steeds begrepen en deze is, dat wanneer ge een tentoon stelling organiseert, wanneer ge werken laat zien aan het publiek, ge door de wijze van hangen en opstellen der werken een eerbied moet vertolken voor die werken. Met andere woorden scherper gezegd: een tentoonstelling moet steeds een eer betoon zijn bovenal. En zulk eerbetoon wordt nooit bereikt door een groote hoeveelheid vrij willekeurig gestapelde kunstwerken uf dergelijke te laten zien, maar door met wijze spaarzaamheid ze uit te stallen. Zoo zijn in het Stedelijk Museum de Chineesche en andere werken thans te zien; er is geen nonchalance, maar zorg uit liefde.... II Voordat ik deze verzameling en détail, voor zoover ik dat tenminste doen zal, wil behandelen, wilde ik iets algemeeners laten voorafgaan. Het is dit. Bij de beschouwing van Aziatisch werk kan van tweeërlei standpunt de beschouwing beginnen. De DE VOLKENBOND: EN NU, MEVROUW, MOET IK TOT MIJN LEEDWEZEN M'N REDF-: AFBREKEN!' DE OPENBARE MEENING: O U KUNT ME ANDERS NOG VEEL MEER VERTELLEN!" eerste wijs van beschouwen is deze, dat de nadruk wordt gelegd op het bizondere en afzonderlijke, op het vreemde; dat ge dus het werk met een zekere onverstaanbaarheid omgeeft, die alleen te doordringen is voor kenners en voor helderzienden; dat ge u het genoegen schept te behooren tot een uitmuntenden, zeer sélecten kring; dat ge als het ware lid zij t van een geheim genootschap van verstaanders (ik bedoel niet: ver-staanders!) Zulke houding is zeer menschelijk, maar zij lijkt mij toch te ver van de ware houding. Was de Aziatische kunst alleen voor sinologen etc. een afzonderlijke spijs en kondt ge haar niet naderen dan in een mandarijnenkleed gehuld, dan was xij een bizar verschijnsel, en niet meer, dat is dus niet genoeg ! Maar ge kunt anders tot haar gaan, en achter den soms ongewonen schijn deeeiiwigheden van alle kunst ervaren, en haar laten zien in haar verwantschappen met ons meer eigen en meer gewone kunst; ge kunt haar met andere woorden van geheim tot iets eeuwig-openbaars willen maken, doen begrijpen, dat kunst de meest algemeene taal is van alle spraken, omdat zij, hoe subtiel ook geconstrueerd, aangeduid of verfijnd, primaire elementen van het leven moei bevatten, en een overal geldende wet onverbiddelijk heef! te gehoorzamen. ZI'K'I wilde ik deze tentoonstelling in een tweede artikel schetsen.... EERMAKS' WEKK (UIT 10 JAREN) BIJ MAK, TE AMSTERDAM. EEN OPMERKING. De eigenschap, die bij het werk van teekenaar u voortdurend treft, is een eerbare vasthoudend heid aan een vooropgezet doel, een niet-aflaten van een nmaal wei-bepaald voornemen. Dat is te prijzen, evenzeer als een ander voornemen: TABA SIGAREN ZIJN TOCH DE BESTE de tragische moeiten en omstandigheden der menschen te geven. Daarnaast kunt ge de lust constateeren, dat dit werk gaat van het meer natuurgetrouwe, tot een eigenaardige mengeling van realiteit en zeer sterk-uit-gesproken vlakversiering, die soms op wat expressionistische manier heet wordt benaderd. Daarbij te voegen is, ter nadere bepaling van het geheele oeuvre, dat Eekmans zich niet zonder reden gaarne wendt tot zwart-en-wit, want de kleur is hem niet rijk noch fel-zuiver of hem natuurlijk. Dat allemaal tesaam is echter niet de opmerking die ik hier wilde maken, en deze nog te uiten op merking is ne van algemeenen aard voor Eekman. (ie voelt toch in al dit werk meestal te veel het voornemen (een daad van het verstand dus) en niet de noodzakelijkheid (de drang van het gevoel), en daardoor is de psychische rijkdom van dit werk, als geheel overzien, niet groot genoeg. P DE KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT VERZIN KT,VERLOODT, VERKOPERT ONAFHANKELIJK VAN VORM EN AFMETING TEGEN BILLIJKE PRIJZEN. LOONSCHOOPEERAFDEELING

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl