Historisch Archief 1877-1940
No. 2521
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
Teekerring voor de Groene Amsterdammer" door
B. van Vlijmen
GUSTA DE VOS?POOLMAN
Gelijk Badeloch om nen man" bei haar kin
deren wilde geven, zoo geeft Weldra Guusje
Poolman" haar kunst en haar roem om Jan C.
de Vos haar echtgenoot niet meer te verlaten
in den strijd tegen ziekte en ouderdom.
Er zal wel niemand zijn, die dezen nen man,
en onvergeten kunstenaar, haar offer dat
onzerzijds het offer: haar voortaan te zullen missen,
inhoudt niet van harte gunt; niemand, die zich
niet zal verheugen, wanneer aan het einde der
voorgenomen afscheidstournée mag blijken, dat
het haar liefde is gelukt zich vrij" te spelen, ter
?wille van dit optreden voor hem alleen" aan den
huiselijken haard.
Een veertigjarige ambtsvervulling is gewis ook
in dit kunst-beroep lang genoeg om de keerzijden
daarvan grondig te leeren kennen, en een vuriger
bewonderaar dan hem, dien zij, hopen wij, nog vele
jaren behouden mag, heeft Mevrouw de Vos Wel
nooit bezeten. Alle oogenblikken van kortsluiting
in den vriendschappelijken omgang met Jan C."
hebben mij daarvan mogen overtuigen: dat geen
eer zijn eer zóó angstig na kwam als de hare. Niet
tegenstaande mijn pen ? ten opzichte van het
genre, waarin mevrouw de Vos uitmuntte, en niet
licht te overtreffen zal zijn voor geen superlatief
ooit terugdeinsde, en ik wat meer zegt haar
altijd even gaarne heb gezien.
En velen met mij. In den tijd, toen de drama
tische kunst ten onzent nog te overzien was, de
belangstelling in onze tooneelkunstenaars warmer,
gaf haar naam, al stond die niet en vedette",
aantrekkelijkheid aan het programma, en haar
brillante lach klonk lang in onze ooren nog na.
Aan tal van saaie vertooningen heef t haar optreden,
het opgewekte, kantige, geacheveerde van haar
werk, fleur bij gezet; nu en dan heeft het ook
ontroering gelaten.
Maar het spijtige voor dit talent is geweest, en
dat heeft waarschijnlijk ook den kunstenaar aan
haar zijde verdroten en extra waakzaam gemaakt,
dat de tijd, waarin Guusje Poolman in haar jonge
kracht Was, genoegen nam met een uiterst beperkt
repertoire en een even beperkte regie. Een reper
toire, waarin de fijne kunst der comédienne, de
kunst een gesprek te voeren, die met Schnitzler
en Shaw herleefde maar zelden werd gevraagd
in dien toegespitsten vorm, welken zij er, met
haar rappe tong, haar aangeboren gratie, die
geestig n navrant kon zijn, aan wist te geven.
Voor het moderne kamerspel is dit modern talent
zijn tijd vooruit geweest. En het Werk, waarvoor
Guusje Poolman misschien bovenal geschapen was:
de soubrette, die met Molière en Beaumarchais
het rijk der klassieke kunst betreedt, vereischte
een milieu, waar de toenmalige opvatting van
regie en monteering nog niet naar reikte.
Zóó zagen wij in de Tivoli-jaren en bij Legras en
Haspels mevrouw de Vos eerste vrouwen-rollen
vervullen (Het Goudvischje o.a.) die Weliswaar een
kant van haar talent een kans gaven, maar die
toch niet het meest eigene en karakteristieke
uit haar haalden; en feitelijk was het toen het
zangspel" bij gelegenheid van de
Rotterdamsche kermissen waarin zij de ware geestdrift
verwekte.
Doch in die deftige dagen, waarin men de
ernstige" tooneelkunst, waartoe mevrouw Pool
man zich evenals de dichteres Helene Swarth
tot het schrijven van proza geloof ik, zelve het
meest aangetrokken gevoelde, hoog verhief boven
de kunst van dergelijk divertissement, beteekende
dit succes voor de reputatie en evolutie van een
jonge actrice weinig. En misschien is het nog be
denkelijk, en gevaarlijk voor de goede verstand
houding, wanneer ik, bij dit veertigjarig jubileum,
beken: Mevrouw de Vos-Poolman nooit hartelijker
te hebben bewonderd dan in Onze Don Juans",
als de onvergetelijk charmante, van leven tinte
lende Kathinka", met haar Poolsch accent.
Guusje Poolman is niet verouderd op het tooneel;
bij haar optreden als de eene of andere duchess"
verleden winter in De Wrekende God", was zij
nog de ziel van het gezelschap. Evenals haar
moeder, verlaat zij de planken ontijdig.
Christine Poolman, Henri Poolman, Gusta....
een dynastie sterft uit. En ook in dit verband
zullen ongetwijfeld velen de gelegenheid nog
gaarne waarnemen het begaafd geslacht in haar
te eeren, en tegelijkertijd het echtpaar Jan C. te
doen blijken van hun onverflauwde genegenheid.
RUSSISCH CABARET. Der blaue Vogel"
Het verschil tusschen den kunstenaar en den
dilettant ligt minder in de intensiteit van het talent,
dan in de intensiteit van den arbeid".
Met deze woorden leidt Paul Zucker het
tooneelWerk dezer Russen in, in het bekoorlijk
reclameprentenboek, dat Der blaue Vogel" uitgeeft, en
dat nevens deze inleiding, een reeks van hartelijk
waardeerende uitspraken bevat, onderteekend
door de beste Europeesche namen: Georg Brandes,
Siegfried Jacobson, Elsa Lasker?Schüller, Carl
Meinhard, Moïssi e.a.
En daarmede onderstreept de inleider ineens
waarom ook ons deze kleine kunst van zoo groote
beteekenis dunkt: wijl zij den strijd om het
volkomene in sommige uitingen als overwinning
in zich draagt. Het ophemelen van uitheemsche
tooneelkunst ten koste van wat ons eigen land
vermag, heeft tot veel onrechtvaardigheid geleid ;
te meer omdat het in den regel ster-vertooningen
gold, waarbij al het overige beneden kritiek bleef.
Doch hier ligt het geval anders.
Dit Russisch ensemble, dat bij zijn eerste be
zoek aan ons land reeds vele harten voor zich
innam, biedt inderdaad een voorbeeld van die
intensiteit van den arbeid, welke de begaafdheid
opvoert tot haar uiterste mogelijkheden. En deze
scherpe concentratie van kunstenaars-aandacht,
deze niet-aflatende innigheid, maakt hier uit ma
teriaal, van oorspronkelijk niet meer gehalte dan
onze bruilofts-,,aardigheden", tooneelkunst
liever gezegd: theaterkunst van den eersten
rang. In een minuut of vier, vijf ondergaan wij,
spelenderwijs, de kern eener ontroering: den diepen
ernst van Die ewige Frage", de Rococo-bekoring
van een gracieuse amourette, de donkere beklem
ming van de Wolga-trekkers". Wij voelen de
melancholie van het Oosten in het enkele gebaar
van den droomenden tapijtenkoopman, de zware
weelde van een half-bizantijnsche, half Aziatische
cultuur in het sprookje van De Prinses, die niet
lachen kon"; van ongekende werelden wordt ons
een'tip onthuld, juist genoeg om de onmetelijkheid
Waarin wij leven te doen beseffen; het leven, waar
in dit alles gering, en nochtans van eeuwige betee
kenis is. Want in den arbeid dezer kunstenaars ligt
het bewustzijn deel te hebben aan die eeuwigheid,
de hartstocht voor het volstrekte, de liefde, die
in het kleine niets te gering acht. Hun ziel zingt
in de stemmen, in de kleeren die zij dragen, in het
rhythme hunner bewegingen. Oppervlakkig be
zien, zijn het maar kinderlijke charades, ballet
fragmenten, waarbij men zich verwondert hoe
zich binnen de enge podiumruimte zooveel
levensvolheid, monumentaal, grotesk, samendringen
laat, hoe zij zich daar kan verheffen en uitspatten.
Een bladzijde uit een legendenboek, eene tranche
de vie, ineens raak, afgesneden, als een schilderij
in de lijst, niet te veel, niets te weinig. Kunst van
het hart, kunst van de zinnen, doch zonder een
zweem van dubbelzinnigheid; een volkomen
kuisch vermaak.
Niet alle nummers bereiken dit artistiek peil,
niet alle zijn voor ons aantrekkelijk. Het bizarre en
excentrieke komt ons gauw gezocht voor, het sterk
decoratieve,?al moe t men me t da t woord voorzich
tig zijn!?past weinig bij onze soberheid; en zoo heel
onbevangen lachen wij niet meer. Terwijl de heer
Jushny, de conferencier, spreekt, om den tijd te
vullen, die verloopen moet voor de opstelling van
een volgend decortje, dwalen onze gedachten nog
wél zoo graag af naar al wat er in die beknopte
tooverwereld achter zijn correcten rug op zoo'n
oogenblik omgaat. Pisuisse, minder
hoffelijkbeminnelijk dan deze collega, boeit mij meer. En
natuurlijk moet men zich dit werk verbeelden,
niet in een nuchtere huurzaal, maar in de intimi
teit van wat eenmaal ik weet niet of Der
blaue Vogel" het nog bezit zijn eigen, als een
bonbonnière gestoffeerd, nestje was.
Het repertoire is, niettegenstaande de uitge
breidheid, zoozeer ingespeeld, dat de heer Jushny
het publiek somtijds laat kiezen wat het wenscht
te zien. Hij kan dit veilig doen, in alle steden in
alle landen ik trof het gezelschap dezen zomer
in Bern valt de keuze op dezelfde nummers. En
als bewijs voor de in hoogste instantie zuivere
ontroering der menigte, mag gelden, dat zij zoowel
ten opzichte van De Wolga-trekkers", als van
Der Leierkasten", juist de twee meesterwerken
op den kop tikt.
Het eerste, een tafereel van zwoegende mannen
aan een lijn, die een denkbeeldig schip
voortsleepen, en daarbij een monotoon lied zingen,
waarvan het tableau eigenlijk de illustratie is,
heeft reeds vele pennen in beweging gebracht,
zonder dat de stemming van dit troosteloos
levensbeeld in woorden weer te geven bleek. Men moet
deze negen gestalten zien, tegen den als met
bloed beloopen horizon, als het ware voortschrij
dend zonder te vorderen, in den eindeloozen tred
molen van het bestaan, dat menschen maakt tot
doode werktuigen.
Doch ook der Leierkasten" behoort voor mij
tot het aangrijpendste wat ik ooit op het tooneel
zag. Realisme, uit de school van Stanislawsky, en
hoe gesublimeerd! Een straattafereel, zooals we er
dagelijks voorbij kunnen loopen. Drie figuren:
de liereman, de baas, met zijn aan een riem han
gend draaiorgeltje, waarvan de puntstok tusschen
de keien staat, een jonge man, van terzijde gezien,
die de triangel slaat. Tusschen deze beiden: het
meisje, de broodwinning, dat straks op het
niatrasje, dat voor hun voeten ligt, haar kunsten
moet vertoonen. Dat wezentje, het is om nooit
te vergeten ! Een lichaampje, waarvan geen lid
normaal lijkt uitgegroeid, een gezicht, onder het
stroohaar, zonder de geringste uitdrukking, ver
loren in den dot'sten droom. En dan de stem, die
daar uit komt, met al de schrille hooge halen en
heesche dalingen, die we honderde malen met
onze ooren hoorden, maar nooit als hier, nu de
indruk in kunstvorm tot ons komt, zóó onder
gingen, als n langgerekte pijn. Het oogenblik,
dat dit schepsel haar werktuigelijke bewegingen
staakt, om op een kreupel drafje rond het matrasje
te loopen en over haar hoofd te buitelen, en weer
als een ledepop op haar plaats te gaan staan, is
hartverscheurend. Maar nog ontzettender is het
volgende, waarop de baas het stuk is uit
haar plotseling zijn deukhoedje in de armen smijt.
Dat is het eerste, wat haar tot de werkelijkheid
terug brengt, met een schok van angst, van
eindelooze levensangst. De blik, dien zij naar den beul
opslaat, vóór zij met een smeekgebaar,
smartelijkgedwee, den hoed aan de denkbeeldige voorbij
gangers biedt, ontbloot de tragiek van dit, en
dergelijk, kinderleven, tot op het gebeente. En
zooals Breitner ons de schoonheid van een hei
machine en een huis-in-aanbouw openbaarde, zoo
roept ook dit alledaagsch stadsbeeld, dank zij de
volmaaktheid der factuur, waar de ziel onbe
lemmerd doorheen kan schijnen, de schoonheid
op van de straat, van het leven, nog in zijn
jammerlijksten staat. Zelfs het matrasje neemt
droomgestaite aan, het heft de drie figuren als op een
bronzen voetstuk. Een groep, waarvan de aan
grijpende poëzie door geen Rodin of Meunier te
overtreffen zou zijn.
Is de actrice, die, waarschijnlijk recht van lijf en
leden, dit beeld van ellende schiep, zooveel be
gaafder dan anderen? heb ik me afgevraagd. Zou
het, binnen dit kader, een Greetje Lobo, Annie
van Ees, Charlotte Kohier misschien, niet gegeven
zijn door te dringen in de diepste schuilhoeken van
de kunstenaars-opgave, het volmaakte beeld
te scheppen en te fixeeren, de geheime grenzen
te overschrijden, waar naturalisme mystiek wordt?
Minder in de intensiteit van het talent, dan in
die van den arbeid..." Het is een tamelijk stoute
stelling. De Russische actrice, wier naam op het
programma niet eens vermeld staat, is wellicht
even toegewijd als begaafd geweest, en in de
gelukkige omstandigheden, dat zij zich niet
behoefde te haasten.
TOP N A E F F