Historisch Archief 1877-1940
No. 2521
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
NIET MEER IN ZAK EN ASCH
door LE'O PLEMP VAN DUIVELAND
Onder hen, die de Duitsche gebeurtenissen van
op een afstand volgen, zijn er maar weinigen, die
opgemerkt hebben, dat eene stemming van dee
moed het Duitsche volk nagenoeg vijf jaar
beheerscht heeft. Geen wonder voorwaar ! Deemoed
is eene deugd, Welke men in de allerlaatste plaats
heeft leeren zoeken bij het Duitsche volk, dat
voor den oorlog aan zijn drang tot expansie voort
durend op de meest ontactvolle wijze uiting heeft
gegeven en daardoor in hooge mate schuldig ge
weest is aan de slechte atmosfeer, welke voor het
uitbreken van de catastrofe het verkeer tusschen
de staten onderling bezwangerde. Verder waren er
na den oorlog houwdegens te over, die voor het
vermeende onrecht, het Duitsche volk te Versailles
aangedaan, wraak en vergelding predikten, de
jeugd mobiel maakten, de pers bezoedelden met
gezwollen smaadredenen tegen de Entente, den
nood der massa's aan hunne oorlogszuchtige propa
ganda dienstbaar maakten. Hun getier was zoo
luid, dat het ver buiten de landsgrenzen vernomen
werd en het behoeft weinig verwondering te wek
ken, dat de Entente daaruit de voor de hand liggen
de conclusies trok. Toch waren deze conclusies
niet altijd juist. De groote massa van het Duitsche
volk was na den oorlog nolens volens pacifistisch.
Diep getroffen door het schrijnende verschil
tusschen het weleer en het thans, zag zij in, hoe
zij door haar leiders in den afgrond was gevoerd.
De jammerlijke stand van de Duitsche valuta
heeft vele menschen ziende gemaakt, die tijdens
het keizerrijk met blindheid waren geslagen. Thans,
na de stabiliseering van het Duitsche geld, heeft
nachtelijke duisternis de meesten van deze zienden
opnieuw omfloerst. Overigens heeft men ook in
andere landen eene wisselwerking tusschen valuta
en politiek inzicht kunnen waarnemen. Een functi
onaris aan het ,,Auswaertige Amt", die in Brussel
en in Parijs eenige jaren als attachégewerkt heeft,
vertelde mij nog onlangs, hoe eene min of meer
agressieve stemming bij eene daling van den franc
onmiddellijk placht plaats te maken voor eene
rustiger beschouwing van feiten en toestanden.
Nu wil het ongeluk, dat tien kalme menschen
belangrijk minder leven maken dan n schreeu
wer, zoodat het voor de Entente moeilijk viel om
aan een bekeerd Duitschland te gelooven. In niet
mindere mate dan Duitschland is Frankrijk de
dupe geworden van de Duitsche nationalisten, die
hun vaderland met de Roer-bezetting hebben
opgescheept en Frankrijk tot tweemaal toe van de
vruchten eener overwinning hebben beroofd. Na
den wapenstilstand had Frankrijk van Duitsch
land kunnen krijgen, wat het wilde. Dit was nog
in sterker mate het geval, nadat Duitschland het
lijdelijk verzet aan de Roer had moeten opgeven.
Het oogenblik voor eene nauwe economische
samenwerking tusschen Duitschland en Frankrijk
was aangebroken en zoodra zulk eene samenwer
king tot stand komt, verliezen ook bestaande poli
tieke tegenstellingen hare scherpte. Frankrijk,
door nationalistisch geschreeuw in het eigen en in
het vreemde land misleid, heeft het gunstig
oogenblik beide keeren werkeloos laten voorbij
gaan. Thans hunkert de algemeene meening in
Frankrijk naar een samengaan met Duitschland.
Politici en hooge militairen zeggen: tusschen
Duitschland en ons kan slechts oorlog bestaan
of zeer nauwe samenwerking. Wij echter kiezen
de samenwerking". Ook nu zijn er nog genoeg
menschen, die meenen, dat dit samengaan toch
eenmaal, hetzij vroeg of laat, tot stand moet komen.
Maar hoe lang zal het nog duren, voordat Duitsch
land zich weer tot het standpunt, waarop het voor
twee jaar nog stond, kan opwerken? Zal men
daarop hebben te wachten toteene tweede inflatie?
Voor dengeen, die gelijk de steller dezer regelen
thans na afwezigheid van een half jaar in Berlijn
is teruggekeerd, valt tusscheii de Duitsche mentali
teit van toen en nu een aanmerkelijk verschil
waar te nemen. Ongetwijfeld was reeds van den
winter in Duitschland de drang naar internationale
samenwerking verzwakt, maar toch bleven politici,
pers en publiek in hunne uitingen nog eene zekere
voorzichtigheid betrachten. De schrik van de
booze inflatiejaren zat den menschen nog in de
beenen. Maar in 1925 heeft zich het blad gekeerd.
Duitschland kreeg in Januari eene rechtsche regee
ring, waarin ook nationalisten zitting hebben.
Eenige maanden later werd het idool van den
oorlogstijd, de veldmaarschalk Von Hindenburg,
Rijkspresident. Even voor het ingaan van cie
parlementaire vacantie, wist de rechtsche meerder
heid van den Rijksdag door den spreeklUd van de
oppositie te beperken, er eene tariefwet door te
jagen, die het Duitsche Rijk met een muur van
protectie omgeeft. Tegenwoordig is het meer dan
ooit: Dein Deutschen ein deutschcs Rad,
deutscher Weinbrand, deutsche S toffe. Hurrah, das
deutsche Vaterland". Dat bij dergelijke opvattin
gen de levensstandaard naar boven vliegt, en de
uitschakeling van vreemde concurrentie ook de
qualiteit van het product niet ten goede komt,
ligt voor de hand. Toch willen de toonaangevende
kringen dit de groote massa der verbruikers als
bijzaken doen slikken. Een landgenoot, die tegen
over een Duitsch ambtenaar ons land als het
klassieke land van den vrijhandel prees, kreeg
van dezen te hooren: ja zeker, uw land kent geen
eerzucht op het gebied van productie".
Ook het militarisme heeft onlangs weer een duw
omhoog gekregen. De jongste verordening van den
Rijkspresident staat gewezen officieren het dragen
van de oude uniform weer toe.
Dat Duitschland lijdt onder overbevolking, is
zeker niet geheel onwaar, maar het is merkwaardig,
hoezeer deze erkentenis opeens gemeen goed
geWorden is van het groote publiek, dat u haarfijn
Weet te vertellen, hoe de kaart van Duitschland er
naar recht en billijkheid moet en na verloop van tijd
ook zal uitzien. De hatelijke corridor moet ver
dwijnen, opdat Oost-Pruisen weer in
rechtstreeksche verbinding met het Rijk te staan komt.
Duitschland moet Posen terug hebben om zijne
graanproducten en Opper-Silezie om zijne kolen.
Vooral in zake dezer gebieden, die Polen
toebehooren, dulden de Duitschers niet de geringste tegen
spraak. Met eene schuchtere tegenwerping riskeert
men een gemelijk: ja, was wol/en Sie denn; wir
brauchen diese Gebiete, wir haben sie einfach
notwendig". Dat het belang van eene andere natie
aan het Duitsch belang tegenstrijdig kan zijn, zegt
den Duitschers in het algemeen al weinig, maar
minder dan niets, wanneer zulks Polen betreft.
Met twee beweringen meenen de Duitschers de
Polen volkomen te disqualificeeren. De Polen zijn
geen organisatoren. De Polen zijn niet ordelievend.
Nu zijn organisatievermogen en liefde tot orde
stellig twee voortreffelijke eigenschappen, waarvan
men zeggen kan, dat de Duitschers ze in buiten
sporig hooge en de Polen ze in dito geringe mate
bezitten. Maar het gaat toch niet aan, deze eigen
schappen tot de uitsluitende criteria ter beoor
deeling van een volk of zelfs maar van een enkel
mensch te verheffen.
De Duitschers doen gewoonlijk nog erger. In de
ontstentenis van deze eigenschappen wenschcn zij
eene rechtvaardiging te zien tot elke bedreiging van
de nieuw verworven Poolsche staatseenheicl. Er
zijn echter niet veel volken, die hun recht op be
staan overtuigender bewezen hebben dan het Pool
sche, dat 150 jaar lang tegen Slavische en Duitsche
verdrukking in een eigen nationaal gevoel heeft
weten levendig te houden. Sedert 1870 hebben de
Polen in Duitschland ook niet maar n Duitscher
naar den Rijksdag afgevaardigd, hoewel zij wisten,
dat afgevaardigden van Poolschen oorsprong niet
alleen niets voor hen bereiken konden, maar dat
ook het feit alleen van hunne aanwezigheid in het
Duitsche parlement als uittarting van het Duit
sche volk beschouwd werd. Ieder Poolsch gezin
hield zijn taal in eere, ofschoon kinderen, waarvan
uitkwam, dat zij thuis Poolsch spraken, op school
zwaar gekastijd werden. Voor den buitenstaander
leek het vaak, of de Polen hunne harde koppen
tegen een ijzeren muur te pletter liepen. Tot het
jaar 1919 kwam en de omstandigheden Polen in
het gelijk stelden, dat het nog niet verloren was.
Eene nieuwe haard van onrust is dezen zomer in
Tsjecho-Slowakije ontstaan, waar de
SudetenDuitschers op verschillende partijdagen en congres
sen, die door de Oost-Pruisische en Pummersche
agrariërs druk bezocht werden, fel te keer gingen
tegen wat zij noemden Tsjechische dwingelandij en
onomwonden over den daggesproken werd,Waarop
de aansluiting bij het Rijk met het zwaard in de
vuist geforceerd zou worden. Polen en
TsjechoSlowakije, van nature geen vrienden, zoeken in
den laatsten tijd toenadering tot elkaar, iets waar
over men in Duitschland eene naieve verwondering
aan den dag legt. Het vraagstuk der aansluiting
van Oostenrijk bij het Rijk heeft de gedachten der
Duitschers nog nooit zoo in beslag genomen als
thans. Zij zijn op dit punt sentimenteel en doen het
voorkomen alsyf de Volkerenbond opzettelijk twee
geliefden wreed gescheiden houdt. Nationalisten
en sociaal-democraten zijn het hier roerend met
elkaar eens. Een der warmste en ijverigste voor
standers der aansluitingsgedachte is de
sociaaldemocratische Rijksdagspresident Locbe, die daar
om in de Entente-pcrs als een gevaarlijk man wordt
voorgesteld. Loebe, die de beminnelijkheid zelve
is, moet daar erg om lachen. Gelukkig, vindt hij,
kunnen deze aanvallen op zijn persoon hem slechts
weinig deren, aangezien hij alleen maar Duitsch
verstaat.
Ten opzichte van de aansluiting vergeten de
Duitschers maar al te zeer, dat het belangrijker is,
hoc de Oostenrijkers, die zich moeten aansluiten,
daarover denken dan zij zelve. In Oostenrijk be
staat stellig eene vrij sterke strooming voor de
aansluiting bij het Rijk, maar van een sterk levend
volksverlangen in deze richting kan men toch
volstrekt niet spreken. De grootste liefde voor de
aansluiting koesterde Oostenrijk nog in 1921, maar
dit was een liefde, die de baatzucht het noodlijdend
land had ingegeven. De gemakkelijk levende
JCORNB
VAN6LU/6
DER
l
MEUBELS.
GEHEELE WOON
INRICHTING
DEN HAAG
NGORDEINDE
Oostenrijker voelt zich in het land der zwaar
wichtige Pruisen nog minder op zijn gemak dan wij.
Ook in het Noorden van het Rijk vinden de
Duitschers eene kleine correctie noodzakelijk. Het
stuk van Sleeswijk, dat de Denen in 1919 weer
hebben teruggekregen, moet weer bij Duitschland
worden ingelijfd. In Noord-Sleeswijk bevindt zich
eene sterke Duitsche minderheid, die voor deze
gedachte ijverig propaganda maakt en bij de or
ganisatie van optochten, congressen voor het
stambewustzijn en wat dies meer zij krachtigen steun
ontvangt van de landgenooten aan gene zijde van
de grens. Zelfs in den tijd, dat geheel Denemarken
zich mobiel maakte voor de hulpactie ten bate van
het noodlijdende Duitschland, honderden Duit
sche kinderen in Deensche gezinnen werden onder
gebracht om wat op te knappen, staakten de Duit
schers in Noord-Sleeswijk hunne actie niet. Laatst
sprak ik een jongen Duitscher, die net teruggekeerd
was van eene studiereis naar Kopenhagen en zeer
onaangenaam was getroffen over de weinig aange
name bejegening, die hij aldaar van de meeste
Denen had ondervonden. Hij was naar Denemar
ken gekomen om wat te leeren en ziet, het enkel
feit, dat hij Duitscher was, had vele deuren voor
hem gesloten. Was zooiets in den haak? Natuurlijk
niet. Maar valt het aan den anderen kant niet te
begrijpen, dat de Denen onder de huidige omstan
digheden verderen toevlo'ed van Duitschers met
leede oogen aanzien?
Na het bovenstaande zou men verwachten, dat
de Duitschers eens recht op dreef zouden komen
bij het spreken over Elzas-Lotharingen, maar neen,
bij dit onderwerp willen zij zich eene zekere be
perking opleggen. De rust aan hunne Westgrens,
welke een waarborgverdrag met Frankrijk hun zou
verzekeren, is hun, nu zij van de noodzakelijkheid
van de boven aangeduide grenscorrecties zoozeer
overtuigd zijn, ook wel wat waard. In zake
ElzasLotharingen denken zij: reculer pour mieux
sauter". Het waarborgverdrag is er naar Duitsche
opvatting voor bestemd om Frankrijk te
immobiliseeren, zoodat Duitschland vrij spel naar het Oos
ten heeft. Zijn de verlangens in Oostelijke en
ZuidOostelijke richting eenmaal bevredigd, dan hoopt
men zijn volle macht naar het Westen te kunnen
keeren. Want ieder Duitscher bekent tenslotte
volmondig, dat Duitschland zich natuurlijk op den
duur bij den afstand van Elzas-Lotharingen, van
oer-Duitsche gebieden", niet zal kunnen neer
leggen.
Deze uitbreidingswenschen worden in Duitsch
land door nagenoeg alle partijen gekoesterd, even
zeer door de zoogenaamd vrijzinnige als door de
rechtsche. De wenscheiijkheid van een Rijk der
vereenigde Duitsche stammen" is voor haast
lederen Duitscher boven elke bedenking verheven.
Slechts over tempo en methode bestaat verschil
van opvatting.
AAN DE MEDEWERKERS
Brieven en bijdragen bestemd voor het redac
tioneel gedeelte moeten worden geadresseerd aan
het secretariaat der redactie, Keizersgracht 333,
Amsterdam, zonder vermelding van persoons
namen.
VAN NCLLC S VARINAS
GOUDZEGEL
5O ets. perPakje.
Een aangename Bezuiniging
een HALF ONS vervangt
vele GOEDE SIGAREN