De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 3 oktober pagina 6

3 oktober 1925 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2521 BIJKOMSTIGHEDEN docr ANNIE SALOMONS CLXLI. Het is vreemd nu ineens niet meer het gesuis van het water en het zwoegen van de schroeven te hooren; de vaste grond lijkt wonderlijk te golven en te schommelen en je kunt niet begrijpen, dat je nu weer recht door zou kunnen loopen, zoover als je wilt, in plaats van de afgepaste wandeltjes over het promenadedek, het kinderdek, en achteruit tot in de derde klas. De auto Wordt aangezet en we stuiven over den donkeren, stoffigen weg; je herinnert je vaag: daar is de rivier, waar, dien verren ochtend van het weggaan, het leven zoo onoverzienbaar zwaar leek ; daar is de inrichting voor de leprozen gaan we daar nu eens naar toe? ja, over een poosje, we hebben den tijd, we hebben den tijd; een leven tijd ; hier weer een kampong; vieze luchtjes, wel bekend; wat is toch geur, die onze ziel beroert, op zulk een vreemd verhelderende wijze?" en kijk, daar begint de stad. Ze ligt al heelemaal in 't donker; natuurlijk, 't is bij half twaalf; wie zou er nog wakker zijn, bïhalve enkele dierbare getrouwen, die vier uur lang op onze aankomst hebben gewacht? En ik denk aan het huis, dat ook in het duister zal liggen; waar we, als zoovele avonden, zachtjes de trap van de voorgalerij zullen opgaan, voor zichtig de kikker mijdend, die op de voorlaatste trede zit te doezelen, en dan de zijdeur open schuiven, die even ratelt Maar als we den hoek omslaan, valt een breede lichtschijn over den weg; alle lampen branden, en als we het hek inzwaaien, zie ik de vertrouwde boeventronie van den kebon, die met zijn hoed in zijn hand staat te wachten: Ach, kebon, slaap je nog niet?" zeg ik getroffen, maar hoe weinig ken ik nog de manieren van de Inlandsche be dienden; want daar staat onze kokkie, in een schoon baadje, en de baboes, glinsterend als op getuigde beeldjes, en de huisjongen, die de leiding heeft, komt me tegemoet; en dan zie ik, dat er een heuveltje van bloemen staat onder een dierbare ets van Oraadt van Roggen; en in de tusschengalerij staat de tafel gedekt, versierd met roze azalea's en chevelures en er zijn bloemen in de boekenkamer en bloemen op de tcilettafel en bloemen rond de klok, die opeens twaalf uur begint te slaan. We blijven allebei staan; het is de oud bekende klank; hij begeleidde vele jaren inHolland ; hij spande zich in om zich aan te passen aan het tropische klimaat; nu slaat hij opnieuw ons eerste uur.... En dan moet ik alles zien, wat er is veranderd; neen, ik geloof niet, dat mijn oogen op 't oogenblik goed onderscheiden: ik sta vol bewondering voor een kussen, dat ik al twee maanden blijk gebruikt te hebben; maar ik zie de aanwinst van de boeken kast met de drie schuifdeuren voorbij.... Maar o ja, het kleedje onder mijn bureau is nieuw, en dat gezellige, lage tafeltje, en daar is de zijden pajong, waarnaar we samen vergeefs in zooveel winkels hadden gezocht waar heb je hem nu eindelijk gevonden? en er is een nieuw middeltje tegen de muskieten, en als kokkie me naar de mandikamer leidt, straalt ze van trots, want hij is nieuw geteerd en nieuw gewit, en 't lijkt er nu heelemaal niet zoo triestig. Zou iemand het hart hebben te zeggen, dat hij zeer copieus heeft gedineerd en liever niets meer eten wil, als een trouwe ziel uren lang haar potjes en pannetjes warm, heeft gehouden? Wij hebben het niet; we gaan aan tafel; er staat een bouquetje melatti naast mijn bord, geschenk van den boy, dat bedwelmend geurt. Wist je, dat hier zooveel koper in huis was?" zeg ik verbaasd. Overal glimt en blikkert het; het kleinste puntje is gepoetst, de handvatsels van alle laden glanzen. Ik trek ze open met, diep in mijn hart, de angst, dat ik dadelijk het zwarte gebroed weer zal zien wegwemelen, de griezelige kakkerlakken met hun lange sprieten; maar het zijn leege laden met blanke papieren; geen vieze sporen, geen eitjes in de hoeken.... Ik durf het woord nauwelijks uit te spreken; ik kijk vragend op: Hoe heb je het klaargespeeld....?" Premiestelsel", zegt hij glorieus; ik denk aan het gevleugelde woord van den ervaren Indischman, die meende, dat, wie gelukkig getrouwd was, niet op een kakkerlak meer of minder behoorde te zien; en mij valt de nieuwe formule in, dat een gelukkig huwelijk zónder kakkerlakken misschien toch nog prettiger is dan een dito mét. Maar nog in de schemering, den volgenden dag, komt het weerzien met het paardeknechtje, huive rend in zijn dunne kieltje. Hij staat met zijn hand voor zijn voorhoofd en zegt: Tabémem", en lacht, en kijkt met zijn slimme, oude oogjes als een kind, dat op een verrassing rekent. Want al twee weken tevoren heeft hij tegen zijn meester gezegd: Den 13en van deze maand vraag ik meneer een nieuw pak". Waarom juist den 13en, Pa Djellak? Sainan zegt, dat dan onze Mevrouw terugkomt". En nu staat hij vol verwachting, tot zijn baas met een Europeesch zomerpak de trap afgekomen is: Hoe vind je dit, Pa Djellak?" En hij houdt de lange broek hem onder de kin; dan raken de uit einden van de broekspijpen nog zijn bruine voeten Sainan komt er bij kijken en lacht; vooral het vest lijkt hem een merkwaardigkleedingstuk, maar met groote dankbetuigingen neemt hij den dikken bundel mee. Als hij echter na een week nog loopt te bibberen in zijn katoenen kieltje, de vroege ochtenden zijn koud en veel bloed heeft het oude kereltje niet meer over, vraagt zijn baas, een beetje streng: Waar is nu het Europeesche pak? Je hebt 't zeker weer naar de lommerd gebracht". Gerust niet, meneer. Het vestje draag ik 's nachts, en de jas en de broek zijn bij den Chinees om ze te laten veranderen. Meneer krijgt de rekening". En weer een week later, midden op het warmst van den dag, komt Sainan lachend ons roepen: Pa Djellak vroeg ons te spreken, hij was op het achter erf. En, stoomende van de hitte, stond daar een statig oud heertje, met een rood-fluweelen fez op, in een keurig grijs pak, waar de magere, bloote voeten onwaarschijnlijk onder uit kwamen; achter hem de Chinees met de rekening. Zie je nou", zeg ik, blij, dat mijn vertrouwen in den Inlander niet beschaamd is, hij heeft het niet naar de lommerd gebracht". Nog niet", zegt hij lachend, terwijl hij de rijksdaalders uit zijn broekzak diept, hij heeft het eerst in een meer courante maat laten ver anderen". Ik moet bekennen, dat ik, na dien eenen, glo rieuzen dag, het pak niet meer teruggezien heb. In het No. van 20 Sept. 1.1. van Den Gulden Winckel is een karikatuur opgenomen van mijn onpersoonlijker!, principieelen strijd met de groep De Distelvinck, naar aanleiding van mijn aanval daarop in het No. van 15 Aug. van dit weekblad. Bij die karikatuur voegde een der redacteuren van eerstgenoemd blad, Qreshoff enkele regels, waarin ik op de grofste manier werd beleedigd en een deel van mijn artikel geciteerd als .... wartaal. Er werd mij bovendien aangewreven, dat mijn aanval om een onnaspeurbare reden plaats had, hoewel ik duidelijk in de Groene deed blijken, dat de aan leiding daartoe was het voor jongeren zeker ! slappe en laffe Manifest. Verder zou dit gebeurd zijn door jaloezie en omdat ik mij miskend acht. Mijn collega's weten, dat ik niet aan die kwaal lijd en ten tweede heb ik vooral in de laatste jaren zulke goede kritieken gekregen op mijn werk óók van twee jongeren van die groep: Scholte en Ter Braak dat van miskenning geen sprake meer is. Dat ik tegen de nieuwe litteratuur in het algemeen zou ageeren, is eenvoudig een leugen. Over dit alles had ik in het openbaar het zwijgen willen bewaren. Maar nu is het toch tébar. In hetzelfde No. van Den Gulden Winckel wordt met eenigszins andere woorden precies hetzelfde ge citeerd uit een polemiek van Henri Borel met een dier jongeren zonder scheldpartij en tegelijk werd óók in dat nummer een artikel opgenomen van G. A. Van Klinkenberg, die duidelijk toont in vele opzichten aan mijn kant te staan. Want ik beweerde, dat de nieuwe litteratuur en de nieuwe stijl alleen kunnen voortkomen uit een synthese op communistische basis van wetenschap, kunst en een nieuwen godendienst, waarbij ik onder goden versta: stoffelijke, hoogere wezens op andere sterren. Welnu: G. A. Van Klinkenberg zegt (p. 203) in Den Gulden Winckel: Men wil totaal van meet af aan beginnen met een wereldondergang of wereldschepping, wat een teeken van een totaal nieuwe (vorm van) wereld beschouwing zijn kan". Wat is bovengenoemde synthese anders? Als ondergete.ekende verwijst ook hij daarin naar de moderne natuurwetenschap als de zich voortdurend ontwikkelende philosophie dezer dagen en ik verweet de redactie van De Vrije Bladen, het orgaan van die groep, dat er van op name van wetenschap juist daarin geen sprake was ! Verder beweert Van Klinkenberg, dat de dicht kunst zich van het zuiver menschelijke naar het kosmische ontwikkelt. Dat deed ik al door o.m. de astrologie weer in onze letterkunde in te voeren. En in de voorrede van Sita heb ik dat al in d... DE 25 MODEIKAMEM v VAN TEOO/THtöKK ZÜN breede behandeld in 1912. Daarom lijd ik volgens Greshoff aan interasterale ijlhoofdigheid". En Van Klinkenberg dan? Waarom is dit van mij wartaal" en van hem niet? En nu Borel? Hij verwijt hun een gebrek aan moreele kracht. Precies hetzelfde deed ik in de Groene. Die jongeren verklaarden in hun manifest een voorliefde te hebben voor het grootsteedsche, maar dit is schreef ik voer alles de offervaardigheid voor de Kunst, de Wetenschap, den Godsdienst. En zij hebben geen groote zaak als het Communisme of welke andere ook, waarvoor zij offers willen brengen als Lcconte de Lisle, Zola, Dante, kortom al de werkelijk grooten. Waarom is ook dit van mij wartaal" en van Biircl niet? Vermoedelijk zal Greshoff hierop wel het stil zwijgen bewaren. Maar niet du hautde sa grandeur ! J. K. R E N s B u R o E. J. VAN SCHAICK MAKELAAR Korte Jansstraat 25"" - Utrecht WONINGBUREAU ASSURANTIES TELEFOON 125 VERTAALDE BOEKEN Evolutie en 's mensehen bestemming, door Dr. ANNIE BESANT, presidente der Theosofische vereeniging. Verzameld uit Dr. Besant's lezingen en geschriften door mevrouw Stevenson-Howell,ge autoriseerde vertaling door Jhr. M. Mazel. Uitgave van de N. V. Theosofische uitgevers mij., Amster dam. Het geheim. Uit de merkwaardige avonturen van den particulieren detective Leo Carring, IX, door S. A. DUSE. Vertaling van Henr. M. |. Bok. Utrecht, W. de Haan. Tijger. Een verhaal uit Noord-Amerika van MAX BRAND. Vertaald door C. F. van der Horst. Verschenen bij W. de Haan te Utrecht in de serie Succes Romans. Scaramonche, door RAFAEL SABATINI. Geautori seerde vertaling van Betsy Kater. Uitgave van J. T. Swartsenbtirg te Zeist. Laaiende vlammen, door MARJORIE BARKLEY Mc CLURE. Nederlandsche bewerking van Jhr. R. H. G. Nahuys. Uitgave van W. de Haan te Utrecht in de serie Succes Romans. Theosofie voor heel kleine kinderen, geautoriseerde vertaling uit het Engelsch van CLARA M. CODD. Uitgave van de Theosofische vereenigings uitgevers maatschappij te Amsterdam. Het boek der openbaring van den H. Joannes, vertaald door Dr. D. A. W. H. Sloet, pastoor. Uitgave van Teulings' Uitgevers Maatschappij, 's Hertogenbosch. De Stille Getuige DOOR TOP NAEFF ZESDE DRUK Ingenaaid /3.50 Gebonden ; 4.50 Want dit boek is vol van bizottóere en schoone gevoeligheid. W. G. VAN NOUHUYS in Groot Nederland. Uitgave van Van Holkema en Warendorf, Amsterdam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl