Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2521
BIJKOMSTIGHEDEN
docr ANNIE SALOMONS
CLXLI.
Het is vreemd nu ineens niet meer het gesuis
van het water en het zwoegen van de schroeven
te hooren; de vaste grond lijkt wonderlijk te
golven en te schommelen en je kunt niet begrijpen,
dat je nu weer recht door zou kunnen loopen,
zoover als je wilt, in plaats van de afgepaste
wandeltjes over het promenadedek, het kinderdek,
en achteruit tot in de derde klas.
De auto Wordt aangezet en we stuiven over den
donkeren, stoffigen weg; je herinnert je vaag: daar
is de rivier, waar, dien verren ochtend van het
weggaan, het leven zoo onoverzienbaar zwaar leek ;
daar is de inrichting voor de leprozen gaan we
daar nu eens naar toe? ja, over een poosje, we
hebben den tijd, we hebben den tijd; een leven tijd ;
hier weer een kampong; vieze luchtjes, wel
bekend; wat is toch geur, die onze ziel beroert,
op zulk een vreemd verhelderende wijze?" en
kijk, daar begint de stad. Ze ligt al heelemaal in
't donker; natuurlijk, 't is bij half twaalf; wie
zou er nog wakker zijn, bïhalve enkele dierbare
getrouwen, die vier uur lang op onze aankomst
hebben gewacht?
En ik denk aan het huis, dat ook in het duister
zal liggen; waar we, als zoovele avonden, zachtjes
de trap van de voorgalerij zullen opgaan, voor
zichtig de kikker mijdend, die op de voorlaatste
trede zit te doezelen, en dan de zijdeur open
schuiven, die even ratelt
Maar als we den hoek omslaan, valt een breede
lichtschijn over den weg; alle lampen branden,
en als we het hek inzwaaien, zie ik de vertrouwde
boeventronie van den kebon, die met zijn hoed
in zijn hand staat te wachten: Ach, kebon, slaap
je nog niet?" zeg ik getroffen, maar hoe weinig
ken ik nog de manieren van de Inlandsche be
dienden; want daar staat onze kokkie, in een
schoon baadje, en de baboes, glinsterend als op
getuigde beeldjes, en de huisjongen, die de leiding
heeft, komt me tegemoet; en dan zie ik, dat er
een heuveltje van bloemen staat onder een dierbare
ets van Oraadt van Roggen; en in de
tusschengalerij staat de tafel gedekt, versierd met roze
azalea's en chevelures en er zijn bloemen in de
boekenkamer en bloemen op de tcilettafel en
bloemen rond de klok, die opeens twaalf uur begint
te slaan. We blijven allebei staan; het is de oud
bekende klank; hij begeleidde vele jaren inHolland ;
hij spande zich in om zich aan te passen aan het
tropische klimaat; nu slaat hij opnieuw ons
eerste uur....
En dan moet ik alles zien, wat er is veranderd;
neen, ik geloof niet, dat mijn oogen op 't oogenblik
goed onderscheiden: ik sta vol bewondering voor
een kussen, dat ik al twee maanden blijk gebruikt
te hebben; maar ik zie de aanwinst van de boeken
kast met de drie schuifdeuren voorbij.... Maar
o ja, het kleedje onder mijn bureau is nieuw, en
dat gezellige, lage tafeltje, en daar is de zijden
pajong, waarnaar we samen vergeefs in zooveel
winkels hadden gezocht waar heb je hem nu
eindelijk gevonden? en er is een nieuw middeltje
tegen de muskieten, en als kokkie me naar de
mandikamer leidt, straalt ze van trots, want hij is
nieuw geteerd en nieuw gewit, en 't lijkt er nu
heelemaal niet zoo triestig.
Zou iemand het hart hebben te zeggen, dat hij
zeer copieus heeft gedineerd en liever niets meer
eten wil, als een trouwe ziel uren lang haar potjes
en pannetjes warm, heeft gehouden? Wij hebben
het niet; we gaan aan tafel; er staat een bouquetje
melatti naast mijn bord, geschenk van den boy,
dat bedwelmend geurt.
Wist je, dat hier zooveel koper in huis was?"
zeg ik verbaasd. Overal glimt en blikkert het; het
kleinste puntje is gepoetst, de handvatsels van
alle laden glanzen. Ik trek ze open met, diep in
mijn hart, de angst, dat ik dadelijk het zwarte
gebroed weer zal zien wegwemelen, de griezelige
kakkerlakken met hun lange sprieten; maar het
zijn leege laden met blanke papieren; geen vieze
sporen, geen eitjes in de hoeken.... Ik durf het
woord nauwelijks uit te spreken; ik kijk vragend
op: Hoe heb je het klaargespeeld....?"
Premiestelsel", zegt hij glorieus; ik denk aan
het gevleugelde woord van den ervaren
Indischman, die meende, dat, wie gelukkig getrouwd was,
niet op een kakkerlak meer of minder behoorde
te zien; en mij valt de nieuwe formule in, dat een
gelukkig huwelijk zónder kakkerlakken misschien
toch nog prettiger is dan een dito mét.
Maar nog in de schemering, den volgenden dag,
komt het weerzien met het paardeknechtje, huive
rend in zijn dunne kieltje. Hij staat met zijn hand
voor zijn voorhoofd en zegt: Tabémem", en
lacht, en kijkt met zijn slimme, oude oogjes als een
kind, dat op een verrassing rekent. Want al twee
weken tevoren heeft hij tegen zijn meester gezegd:
Den 13en van deze maand vraag ik meneer een
nieuw pak".
Waarom juist den 13en, Pa Djellak?
Sainan zegt, dat dan onze Mevrouw terugkomt".
En nu staat hij vol verwachting, tot zijn baas
met een Europeesch zomerpak de trap afgekomen
is: Hoe vind je dit, Pa Djellak?" En hij houdt de
lange broek hem onder de kin; dan raken de uit
einden van de broekspijpen nog zijn bruine voeten
Sainan komt er bij kijken en lacht; vooral het
vest lijkt hem een merkwaardigkleedingstuk, maar
met groote dankbetuigingen neemt hij den dikken
bundel mee. Als hij echter na een week nog loopt
te bibberen in zijn katoenen kieltje, de vroege
ochtenden zijn koud en veel bloed heeft het oude
kereltje niet meer over, vraagt zijn baas, een
beetje streng:
Waar is nu het Europeesche pak? Je hebt 't
zeker weer naar de lommerd gebracht".
Gerust niet, meneer. Het vestje draag ik
's nachts, en de jas en de broek zijn bij den Chinees
om ze te laten veranderen. Meneer krijgt de
rekening".
En weer een week later, midden op het warmst
van den dag, komt Sainan lachend ons roepen: Pa
Djellak vroeg ons te spreken, hij was op het achter
erf. En, stoomende van de hitte, stond daar een
statig oud heertje, met een rood-fluweelen fez op,
in een keurig grijs pak, waar de magere, bloote
voeten onwaarschijnlijk onder uit kwamen; achter
hem de Chinees met de rekening.
Zie je nou", zeg ik, blij, dat mijn vertrouwen in
den Inlander niet beschaamd is, hij heeft het niet
naar de lommerd gebracht".
Nog niet", zegt hij lachend, terwijl hij de
rijksdaalders uit zijn broekzak diept, hij heeft
het eerst in een meer courante maat laten ver
anderen".
Ik moet bekennen, dat ik, na dien eenen, glo
rieuzen dag, het pak niet meer teruggezien heb.
In het No. van 20 Sept. 1.1. van Den Gulden
Winckel is een karikatuur opgenomen van mijn
onpersoonlijker!, principieelen strijd met de groep
De Distelvinck, naar aanleiding van mijn aanval
daarop in het No. van 15 Aug. van dit weekblad.
Bij die karikatuur voegde een der redacteuren van
eerstgenoemd blad, Qreshoff enkele regels, waarin
ik op de grofste manier werd beleedigd en een deel
van mijn artikel geciteerd als .... wartaal. Er
werd mij bovendien aangewreven, dat mijn aanval
om een onnaspeurbare reden plaats had, hoewel ik
duidelijk in de Groene deed blijken, dat de aan
leiding daartoe was het voor jongeren zeker !
slappe en laffe Manifest. Verder zou dit gebeurd
zijn door jaloezie en omdat ik mij miskend acht.
Mijn collega's weten, dat ik niet aan die kwaal
lijd en ten tweede heb ik vooral in de laatste jaren
zulke goede kritieken gekregen op mijn werk óók
van twee jongeren van die groep: Scholte en Ter
Braak dat van miskenning geen sprake meer is.
Dat ik tegen de nieuwe litteratuur in het algemeen
zou ageeren, is eenvoudig een leugen.
Over dit alles had ik in het openbaar het zwijgen
willen bewaren.
Maar nu is het toch tébar. In hetzelfde
No. van Den Gulden Winckel wordt met
eenigszins andere woorden precies hetzelfde ge
citeerd uit een polemiek van Henri Borel met een
dier jongeren zonder scheldpartij en tegelijk werd
óók in dat nummer een artikel opgenomen van
G. A. Van Klinkenberg, die duidelijk toont in vele
opzichten aan mijn kant te staan.
Want ik beweerde, dat de nieuwe litteratuur en
de nieuwe stijl alleen kunnen voortkomen uit een
synthese op communistische basis van wetenschap,
kunst en een nieuwen godendienst, waarbij ik onder
goden versta: stoffelijke, hoogere wezens op andere
sterren. Welnu: G. A. Van Klinkenberg zegt (p. 203)
in Den Gulden Winckel:
Men wil totaal van meet af aan beginnen met
een wereldondergang of wereldschepping, wat een
teeken van een totaal nieuwe (vorm van) wereld
beschouwing zijn kan". Wat is bovengenoemde
synthese anders? Als ondergete.ekende verwijst
ook hij daarin naar de moderne natuurwetenschap
als de zich voortdurend ontwikkelende philosophie
dezer dagen en ik verweet de redactie van De Vrije
Bladen, het orgaan van die groep, dat er van op
name van wetenschap juist daarin geen sprake
was !
Verder beweert Van Klinkenberg, dat de dicht
kunst zich van het zuiver menschelijke naar het
kosmische ontwikkelt. Dat deed ik al door o.m.
de astrologie weer in onze letterkunde in te voeren.
En in de voorrede van Sita heb ik dat al in d...
DE 25 MODEIKAMEM
v VAN
TEOO/THtöKK
ZÜN
breede behandeld in 1912. Daarom lijd ik volgens
Greshoff aan interasterale ijlhoofdigheid". En
Van Klinkenberg dan? Waarom is dit van mij
wartaal" en van hem niet?
En nu Borel? Hij verwijt hun een gebrek aan
moreele kracht. Precies hetzelfde deed ik in de
Groene. Die jongeren verklaarden in hun manifest
een voorliefde te hebben voor het grootsteedsche,
maar dit is schreef ik voer alles de
offervaardigheid voor de Kunst, de Wetenschap,
den Godsdienst. En zij hebben geen groote zaak
als het Communisme of welke andere ook, waarvoor
zij offers willen brengen als Lcconte de Lisle, Zola,
Dante, kortom al de werkelijk grooten. Waarom
is ook dit van mij wartaal" en van Biircl niet?
Vermoedelijk zal Greshoff hierop wel het stil
zwijgen bewaren. Maar niet du hautde sa grandeur !
J. K. R E N s B u R o
E. J. VAN SCHAICK
MAKELAAR
Korte Jansstraat 25"" - Utrecht
WONINGBUREAU
ASSURANTIES
TELEFOON 125
VERTAALDE BOEKEN
Evolutie en 's mensehen bestemming, door Dr.
ANNIE BESANT, presidente der Theosofische
vereeniging. Verzameld uit Dr. Besant's lezingen en
geschriften door mevrouw Stevenson-Howell,ge
autoriseerde vertaling door Jhr. M. Mazel. Uitgave
van de N. V. Theosofische uitgevers mij., Amster
dam.
Het geheim. Uit de merkwaardige avonturen van
den particulieren detective Leo Carring, IX, door
S. A. DUSE. Vertaling van Henr. M. |. Bok.
Utrecht, W. de Haan.
Tijger. Een verhaal uit Noord-Amerika van
MAX BRAND. Vertaald door C. F. van der Horst.
Verschenen bij W. de Haan te Utrecht in de serie
Succes Romans.
Scaramonche, door RAFAEL SABATINI. Geautori
seerde vertaling van Betsy Kater. Uitgave van
J. T. Swartsenbtirg te Zeist.
Laaiende vlammen, door MARJORIE BARKLEY
Mc CLURE. Nederlandsche bewerking van Jhr.
R. H. G. Nahuys. Uitgave van W. de Haan te
Utrecht in de serie Succes Romans.
Theosofie voor heel kleine kinderen, geautoriseerde
vertaling uit het Engelsch van CLARA M. CODD.
Uitgave van de Theosofische vereenigings uitgevers
maatschappij te Amsterdam.
Het boek der openbaring van den H. Joannes,
vertaald door Dr. D. A. W. H. Sloet, pastoor.
Uitgave van Teulings' Uitgevers Maatschappij,
's Hertogenbosch.
De Stille Getuige
DOOR
TOP NAEFF
ZESDE DRUK
Ingenaaid /3.50 Gebonden ; 4.50
Want dit boek is vol van bizottóere en
schoone gevoeligheid.
W. G. VAN NOUHUYS in Groot Nederland.
Uitgave van
Van Holkema en Warendorf, Amsterdam