De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 10 oktober pagina 13

10 oktober 1925 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

No. 2522 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 De Roman van de 18e eeuw in West Europa, door Dr. j. PRINSEN J.Lzn., Hoogleeraar aan de Gem. Universiteit te Amsterdam. bij J. B. Wolters' U.M. Groningen, Den Haag, 1925. De Roman, in de 17e eeuw nauwelijks tot de ernstige kunst gerekend, nu de gelijkwaardige van het drama, de meerdere zelfs in verbreiding en invloedssfeer! Shakespeare moest zich uit spreken in het Drama; Dostojewski kon roman schrijver zijn. De geschiedenis van dezen groei is een boeiend hoofdstuk uit de algemeene literatuurgeschiedenis, ook voor den ontwikkelden leek, die den roman als kunstwerk en niet louter als ontspanning weet te genieten en dit genot wil verdiepen door er zich rekenschap van te geven. In 't algemeen toont de general reader" meer belangstelling voor de politieke historie, dan voor dat deel der cultuur geschiedenis, dat men literatuurgeschiedenis pleegt te noemen, misschien omdat hier 't element van geschiedenis" in den zin van verhaal" ont breekt. Er is echter 'n kentering: Wereldbiblio theek en Volksuniversiteit o.a. leiden de belang stelling in deze richting. Dit boek van Prof. Prinsen zet dergelijk werk voort. Uit zijn colleges ontstaan en dus in de eerste plaats voor studee renden bedoeld, kan het niettemin door elk ernstig lezer genoten worden. En wat de vakgenooten" in ruimen zin aangaat, mij dunkt dat bijv. alle ?docenten in moderne letterkunde onder de lec tuur de aangename gewaarwording moeten hebben van een terugkeer in de sfeer van studie en onder zoek, w'aaruit de drukke praktijk van het dagelijksch leven hen veelal verdreven heeft. In een boeiende Inleiding worden de belangrijk ste nieuwe elementen in het geestesleven der 18e eeuw behandeld en vooral de nadruk gelegd op de versterking van het persoonlijkheidsgevoel <m van den realiteitszin. Uit de door Wetenschap pelijk en wijsgeerig onderzoek gewijzigde houding tegenover natuur en leven en de groeiende zelf analyse wordt dan de sentimentaliteit der 18e eeuw verklaard, die overgaande in persoonlijk heidscultus en wereldsmart de spil wordt der Romantiek. In verband hiermee wordt ook de groei der literaire theorie van Classicisme tot Romantiek aangetoond. Hoe nu dit alles zich weerspiegelt in en voor waarde is tot de ontwikkeling van den roman in West-Europa is de eigenlijke inhoud van dit boek. Hiermee heeft Prof. Prinsen zijn steeds verkondigd en nagestreefd ideaal van vergelijkende literatuurgeschiedenis verwerkelijkt, voorloopig ten opzichte van n onderdeel, maar niet zonder <Je belofte eener uitbreiding, die door hem zelf en door anderen volgehouden, ten slotte in onze Hollandsche literatuurwetenschap een belangrijke leemte zal aanvullen. In het bekende Handboek van Dr. Prinsen is voor mij onder meer dit 't karakteristieke en waardevolle, dat hij achter de verschijnselen der Nederlandsche literatuur telkens den lezer het uitzicht opent op het Europeesche geestesleven, uitzicht, dat de eigen lite raire.kunst verklaart en tevens op de juiste waarde leert schatten. Dit ingaan tot den achtergrond voldeed aan een behoefte, maar daar het uiter aard in beknopten vorm moest geschieden, schiep het tevens 'n nieuwe. Want hoe zal de belang stellende in Nederlandsche literatuur, die met Dr. Prinsen de vergelijkende methode als de eenig juiste heeft leeren zien, ook maar eenigszins naar dit inzicht te werk kunnen gaan, hoe zal hij niet reeds vóór den aanvang ontmoedigd worden tegenover een zoo onoverzienbaar uitge.breid terrein, als hem niet ten dienste staan die veel overziende en veel samenvattende werken, ?die immers elk voor zich de studie van jaren verte genwoordigen. Zoo schijnt mij dan ook dit boek logisch aan te sluiten bij het Handboek en heen te wijzen op Wat Prof. Prinsen ons in de toekomst nog geven zal. In zijn Voorbericht" Waarschuwt hij ons, dat wij een orienteerende Inleiding en geen syn thetische beschouwing te verwachten hebben. En zeker zou een inleiding zonder meer in deze stof (in Duitschland alleen verschenen in de 18e eeuw pi.m. 6000 romans) reeds een enorme som van arbeid en inzicht vertegenwoordigen. Van heel de romanliteratuur der 18de eeuw geeft Dr. Prinsen een overzicht, de belangrijkste romans door een korte inhoudsopgave en zorg vuldig gekozen citaten karakteriseerend. Daarbij heeft hij de behandelde stof zóó gerangschikt en in verband met zijn Inleiding gebracht, dat niet alleen het geheel gemakkelijk te overzien is, maar tevens de waarde en de beteekenis der verschijn selen herkend kan worden en hunj[onderlinge verhouding doorzien. *"* "-? 1 Door dit laatste vooral doet, dunkt mij, Prof. Prinsen reeds meer dan inleiden". Zijn rangschik ken is tevens een samenvatten en verklaren, zijn behandeling van de stof dringt telkens tot con clusies, die dan ook in 'n bepaalde stelling worden uitgesproken. Zijn boek werkt de gegeven stof te zeer uit, heeft bovendien 'n te persoonlijk accent om zonder meer als een inleiding gekarakteriseerd te kunnen worden. Juist hierdoor prikkelt het tot nader onderzoek, tot het vormen van een eigen oordeel. De schrijver vat zijn gegevens samen, werkt als het ware onder het oog van zijn lezers, die van zelf mee gaan werken. Zoo opent hij bijv. telkens 't uitzicht op 'n nieuw terrein van vergelijking, wijst een weg die aanlokt. Ik denk o.a. aan zijn opmerkingen over 't verschil van natuurgevoel bij Richardson, Rousseau, onze 18e eeuwers; of over het nationaal verschillend karakter der sentimenteele levenshouding. En nog tal van voorbeelden zouden hier te noemen zijn. Het door hem zelf gemobiliseerde nadenken van den lezer richt zich nu echter ook van tijd tot tijd tegen hem: naast de prikkelende vragen, rijzen andere, opgeroepen door conclusies, die te gemakkelijk getrokken zijn, door gegevens, die in strijd schijnen met 'n elders uitgewerkte synthese der feiten. Soms heeft men het gevoel, dat de schrijver hier wel meer doet dan nieuwe Wegen wijzen, dat hij mét ons zulk een weg in sloeg, maar om dan toch, nog vóór het einde, ons in den steek te laten. Enkele voorbeelden. Hoe moeten wij ons, gegeven de geestelijke kleinheid en benepenheid van Richardson, den burgerman, die teerde op zijn waarneming en toevallige gave van fabuleeren", verklaren, dat juist hij zoo groote belangrijke elementen aan den roman toevoegde? Hoe Dr. Prinsen's telkens blijkende geringschatting overeen te brengen met zijn waardeering anderzijds, bijv. met zijn verklaring dat Clarissa behoort tot het groote werk van alle tijden en scholen"? Men krijgt den indruk dat zijn antipathie tegen den mensen Richardson onder meer de oorzaak is, dat We in dezen voor 'n onopgeloste vraag blijven staan. En is de vraag, waar nu de sentimentaliteit echtheid, waar pose is, niet wat al te gemakkelijk opgelost in deze bewering over De Chateaubriand: Met dezen romanticus komt het Katholicisme weer in eere, zooals daar ook de Duitsche romantiek in sommige harer stroomingen stof vindt voor literaire pose". Deze neiging tot het Katholicisme bij de Duitsche romantici is toch stellig wel uit dieper oorzaken te verklaren ! Ten slotte uit nog andere vragen slechts deze: Is het sentimenteele voldoende verklaard uit de zelf-analyse en de veranderde houding van den mensch tot de omringende Wereld? Is er ook niet een sterk element van reactie in? Prof. Prinsen wijst zelf meer dan eens op den hartstocht waarmee men naar bevrijding zocht van den dwang der tradities op ieder gebied, maar brengt dit verschijn sel niet duidelijk in verband met den gevoelscultus van dien tijd. Men krijgt sterk den indruk, dat de oorzaak hier niet ligt in 'n Werkplan, dat geen synthetische behandeling zoekt, maar eer in 'n zekere eenzijdigheid, die aan den Sturm-undDrang", hoe boeiend en grondig op zichzelf ook behandeld, geen volkomen recht doet in verband met 't geheel der geestelijke beweging en wél doordat n bepaalde stelling den schrijver te na aan het hart ligt. Op bldz. 473 staat: Erisiu West-Europa in de 18e eeuw geen enkel nieuw literair verschijnsel of de bron ervoor is in Engeland aan te Wijzen" en op bldz. 521 De ware Romantiek ....gaat uit van Engeland in al zijn geledingen, heel de eeuw door". Waar wij Hollanders van onze literatuurstudiën zoo veel gebruik maken van Duitsche standaardwerken heeft het zeker zijn nut eens nadrukkelijk gewezen te Worden op de belangrijke rol van Engeland in dezen. Maar ik vrees dat Dr. Prinsen in zijn ijveren tegen den geestelijken annexatie-lust van sommige Duitsche geleerden, wel eenigszins de gaafheid van zijn eigen werk heeft geschaad. Waar hij in den roman na 1740 een meer realistischen en een overwegend sentimenteelen groep onderscheidt, houdt hij voor den laatsten vast aan de lijn Richardson?Rousseau?Gou the?de Chateaubri and. Daardoor Wordt aan Richardson, die hier de Engelsche bron van 't nieuwe geestesleven moet vertegenwoordigen, een al te groote invloed toegekend op 't ontstaan van den Sturm-undDrang. Naast Richardson's invloed op Rousseau als romanschrijver is er zoo oneindig veel meer, waarin de laatste nieuw en anders is, dat het trekken van zulk een nadrukkelijke lijn Richardson Rousseau al bedenkelijk is. En dan het nieuwe en grootsche in Goethe's verwerking van Rousseau'sche invloeden; de heel afzonderlijke plaats die de uit typisch Duitsche toestanden geboren Sturm-tmd-ürang in 't Europeesch geestesleven inneemt, de synthese tusschen ideaal en Werkelijkheid, waardoor in Wilhelm Meister de Duitsche geest den Sturm-und-Drang te boven komt ziehier nog niet eens al de argumenten, die Prof. Prinsen in vele van zijn indringendste bladzijden den aandachtigen lezer zelf aan de hand doet om voor Duitschland de erkenning van een eigen plaats in 't 18de-eeuwschc geestesleven op te eischen. Het komt mij voor dat het sterk persoonlijke, van Prof. Prinsen's werk en zijn om welke reden dan ook bewuste afzien van een synthetische behandeling en doorwerking zijner stof de oor zaken zijn, dat deze en andere vragen ten slotte onbeantwoord blijven. Juist zijn breede opzet, zijn doordringen in een zoo groote veelheid van verschijnselen, zijn zoo gelukkig gekozen illustreerende citaten, zijn scherpzinnige aanduidingen van de trapsgewijze verdieping en verrijking van 't besproken genre, juist dat alles, waarvan wij dankbaar genieten, wekt het gevoel dat de schrijver nog maar iets verder had behoeven te gaan om, niet 'n orienteerende inleiding, maar 'n samen vattend werk van vergelijkende literatuurgeschie denis te geven, dat met de beste buitenlandsche Werken op n lijn zou staan. Waarom heeft Prof. Prinsen voor een Werk van zooveel energie en kennis en inzicht niet dien eerbied gehad, dien de lezer er voor toont, als hij het betreurt dat de schrijver blijkbaar te ongeduldig verlangt nog vele andere streken van dat onafzienbare gebied der vergelijkende literatuurhistorie te exploreeren en nu reeds een dergelijk w'erk op 't gebied der tooneelliteratuur op 't oog heeft? Een vraag van onvoldaanheid, die echter aller minst uitsluit de erkenning, dat met dit boek onze Nederlandsche literatuur een zeer waardeerbaren schat is rijker geworden, toegankelijk voor vakmenschen n leuken ! A. C. S. DE KOE PRIJSVRAAG: WELK BOEK? Evenals in 1924 zal de Nederlandsche Uit geversbond, in samenwerking met de periodieke en de dagbladpers, aan het einde van dit jaar een prijsvraag uitschrijven voor het Boek van Uw voorkeur". Hieronder volgt een opgave van nieuw-verschenen Nederlandsche of in het Nederlandsch vertaalde werken. HUGH WALPOLE, LEVENSMOED. Vert. door Mevr. G. van Uildriks, gebonden ? 4.90. Een boek van groot idealisme. Het is de levens geschiedenis van Peter Westcott, zorgvuldig opgebouwf!, met tal van fijne details en die hier en daar klinkt als een sprookje. A. 'T SERSTEVENS, DE VERLIEFDE VAGE BOND, vertaald door Alice van Nahuys, ing. / 1.50; ge b. 1.90. Dit is het optimistisch'verhaal van Bacciocardi, geleerde en droomer, dichter en zwerver, minnaar der natuur en noggrooter bewon deraar der vrouwen, die door heel Italiëtrekt en daar de wonderbaarlijkste avonturen beleeft. BERNHARD KELLERMANN, EEN ZWERF TOCHT DOOR JAPAN, vertaald door Alice van Nahuys, niet 41 illustraties, prijs ing. ? 4.65: eb. ?5.90. Kellermaim, die geruimen tijd in de groote steden, in dorpen en op het platte land van Japan heeft geleefd, beschrijft in dit boek al wat hij heeft gezien en beleefd gedurende dit verblijf. Hij vertelt ons van de menschcn en hun zeden en gebruiken, hij beschrijft de godsdien stige en andere feesten, de tempels met hun oer-oude schatten aan kunstwerken, het Japansche tooneel en de dansen en spelen der Japan ners. Hij neemt ons mee naar de kleurige, weme lende straten van Tokio en Yokohama; naar Kiobc, de teinpelstad; naar Miyajima, het kleine visschersdorp. DIRK COSTER. NIEUWE GELUIDEN. Ing. ?2.25; geb. ?3.25. Tweede, vermeerderde Druk. Een keuze uit de poëzie van na den oorlog, bijeen gebracht en ingeleid door den bekenden litterairen essayist en kritikus. LOUIS COUPERUS, PROZA, Ie en 2e bundel. Ingen. ? 5.?gebonden / 0.25. Verzamelde proza uit heel zijn oeuvre door hem zelf_bije_ejigebracht. PAMELA' \vYNNE,'''"bE"* HETD""HARER DROOMEN, vert. door CHR. MORESCOBRANTS. gebonden / 2.50, De avonturen van een aardig, vrij onnoozel meisje en hoe zij steeds door de held harer droomen" uit de benardste omstandigheden wordt gered.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl