De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 10 oktober pagina 2

10 oktober 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2522 FRANK HARRIS door Dr. W. O. C. B Y v A N c K Het zij mij vergund u op mijn manier de in leiding te vertellen tot het tweede deel van Frank Harris' memoires. Wat de Duitsche Hoogeschool als puiksten professor bezat op het gebied van filosofie en letteren zou dien dag het woord voeren over het aantrekkelijkste onderwerp dat er voor een Duitscher kan bestaan. De man wien de gaaf was verleend om de moeilijkste vraagstukken helder voor te stellen en die enkel door zijn ontleding de ingewikkeldste problemen wist op te lossen, zou dien dag te Heidelberg, zijn standplaats, een rede houden over Goethe in de verschillende phasen van zijn ontwikkeling. En het was niet alleen van den rijkdom en van de nauwgezetheid van zijn kennis dat men dacht te genieten, maar ook van de kunstvaardigheid waarmede hij haar wist te ordenen tot een beeld van schoonheid. Kuno Fischer, om den hooggeleerden naam te noemen van den man die luister schonk aan den naam der aanvallige universiteit in het laatste derde deel der vorige eeuw had zijn stampubliek van dames die zich voor wijsheid interesseerden, en was bij haar even geliefd en gezien als onder de studenten. In de collegezaal had hij zijn geestelijk tehuis. Hij irad er op met de zekerheid van een triumphator. Die gerustheid, dat gevoel van overwicht, klonk eenigszins door in den eersten zin, die zijn cursus opende. Shakespeare en Goethe", zeide hij, .?de tweelingbloemen van het Germaansche ras", en hij dacht waarschijnlijk een blijk te hebben gegeven voor de ruimte van zijn geest door de erkenning van een evenknie in de geesteswereld van Goethe; maar er was een onder zijn gehoor op de dichtbezette banken, die zich geërgerd voelde, een kosmopoliet, maar een die onderscheidingen maakte. Hij noemde zich naar zijn afkomst een Amerikaanschen Engelschman, Germaansch met een mengeling van Lettisch lerscli bloed, was even in de twintig en naar Duitschland gekomen om de Duitsche beschaving in zich op te nemen. Hij was ijverig bezig geweest om de Duitsche taal en letterkunde te bestudeeren en meende het al een eind ver te hebben gebracht, kijkende in Duitsche klassieken en had Freitag's Soll mul Haben gelezen, en hij dweepte met Heine. Uit een beroemde passage van Heine had hij geleerd hoe de Duitsche student zijn afkeuring te kennen geeft, wanneer hij meent dat zijn hoogleeraar zich te buiten gaat aan een onrechtvaardig oordeel: hij schrapt met de zolen van zijn schoenen over den grond. Dat middel bracht de jonge kosmopoliet het was Frank Harris recht hoorbaar in praktijk. ?* De zware kop van den professor werd even in den voortgang der rede gestuit. Er gebeurde hem iets dat hem nog nooit was overkomen. Hij brak eenjoogenblik zijn rede af om te zeggen dat hij een tegenstander onder zijn gehoor had gevonden. Gaarne zou hij dien de gelegenheid geven zijn opmie te verdedigen, maar, men zou het met hem eens wezen: het passendst leek hem eerst het deel van zijn verhandeling te voltooien, dat hij zich had voorgenomen dien dag uit te spreken, daarna kon dan de opponent zijn oppositie aanvangen. Er werd geapplaudisseerd. Ongestoord ging verder Kuno Fisher's rede voort. Toen hij had geëindigd stond Frank Harris op en maakte eerst zijn verontschuldiging over het Duitsch waarin hij zich nog met moeite bewoog en overal aanstoot inoest geven, om dan uit te leggen, waarom hij zulke phrascs die Shakcspeare met Goethe schenen gelijk te stellen niet kon laten passeeren. De Duitschers waren trotsch op hun cultuur, zij be schouwden de menschen niet in het bezit van die beschaving als ongelijkwaardig. En toch wat had Goethe te stellen tegenover den rijkdom van typen dien Shpkespeare's werken ontplooiden, zijn trage die der liefde, van den \\'eltf:!imi'r:, van de jaloerschheid, van de gefnuikte eerzucht enz. Men kwam dan op Shakcspearc's naam als echt ermaansch, zonder op te merken dat hij veel een voudiger van het Fransch van Jucinies Pierre kon worden afgeleid. Die laatste stoot werd voor een grap aangezien. Itederl. Munt Hollands b out o t O conts De menschen zagen elkander aan en begonnen te lachen. Ook de professor lachte als wou hij zeggen: Dat was een goeje; en Frank had genoeg ver stand om te beseffen dat hij het hierbij moest laten. Hij nam zijn hoed op om met de anderen te vertrekken. Bij het heengaan waarschuwde hem een be ambte dat de professor hem nog apart wou spreken. Deze ontving hem lachend. Die afleiding van Jacques Pierre was een geniale streek van U, zeide hij. Hij verzocht hem bij zich aan huis en beloofde hem raad te zullen geven. Het was gelukkig de goede, z.i. de raad dien men begint te verwerpen, maar waarvan men later inziet dat hij ons op het goede spoor heeft gebracht. Hij noopte er hem toe een jaar te besteden tot het bijwonen van de hoogste klasse op een Duitsch gymnasium. Daar heeft hij begonnen te leeren werken. Shakespeare bleef zijn voorliefde. Hij had het middel gevonden om dieper in de gedachte van den dichter door te dringen, ja, hij meende in zijn verschillend werk te kunnen aflezen het verhaal van zijn leven; nog was dit in den beginne zeer fragmentarisch en nog wel twintig jaren zouden er over heen moeten gaan, eer hij zich in staat rekende een eigen leven van den dichter te schrij ven. Maar hij hield trouw aan de richting, of liever de richtingen, welke hij eenmaal voor zijn leven had aangenomen. Welke verwarring zou er ook anders, bij zijn changeante leven, niet in zijn bestaan zijn aan gericht. Zie hem kort na dit eerste avontuur op Heidelbergsch grondgebied in-.den academischen Carcer (den kerker) opgesloten' waar hij zijn direct uit slaan moet boeten, wanneer iemand op straat hem willens en wetens hindert en met een ver wijdering van de academie wegen grosze Unfug auf der Strasze bekoopt. Het is voor hem geen beletsel op zijn weg. Hij maakt aldoor nieuwe vrienden en kan zich best in een leven schikken dat hem op allerlei wegen en van het eene eind van Europa naar het andere voert, zelfs al zouden we niet in rekening willen brengen de amouretten die hij op zijn levensreis aanknoopt. Want dit behoort ook tot zijn beginsels. Frank Harris kon niet begrijpen dat men uit zeker schaamtegevoel bij het overzien van zijn leven dingen zou gaan verzwijgen, waarvan het eerder goed is dat de frissche buitenlucht ze van tijd tot tijd doorwaait. Anders hoopen zich daar stofnesten op, die het mannelijke leven ongenietbaar zouden maken. Wat ik gedaan heb, is zijn stelregel, daar moet ik voor durven opkomen in mijn woorden Hij herinnert aan de groote vrijheid welke de mannen der Renaissance en zelfs die der 18e eeuw in Frankrijk zich veroorloofden en wil voor sociale hypocrisie laten doorgaan, wat dikwijls een kunstmatig voorbehoedmiddel is tegen een democratische verwording der maatschappij. Het is niet een onderwerp om hier, hetzij in een kleiner dan wel in een grooter bestek te behandelen. Practisch moet de samenleving zelf er haar weg mie vinden, even als er ziekten en eigenaardigheden in elk lichaam voorkomen waar men het hoofd over kan fronsen, terwijl men het onredzame van zoo'n houding toegeeft. Frank Harris' oplossing, werd mijn oordeel ge vraagd, komt mij niet gelukkig voor, hij heeft niet den slag gehad om zijn liefdesverhaaltjes die zelfs i 11 details treden, natuurlijk in te lasschen, of ben ik het die mij vergis? en zit mij Byron's Don Juan in den weg? Laat mij echter voor Frank Harris op komen, als hij zijn Shakespeare verdedigt tegenover den grooteren omvang van Goethé's cultuur. Hier grijpt de cosmopoliet een thema aan dat alle overdenking waard is, en dat de drang der nieuwste letterkundige beweging ik bedoel van hen die zich in Engeland om Lawrence scharen, in zijn zin oplost. Men vraagt daarbij niet. welke krachten heeft de dichter beschikbaar, wanneer hij zijn macht geleidelijk bijeeniieemt, maar wat heeft hij dadelijk, bij geniaal instinct, tot zijn hulp in het moeilijk geval gereed? Het is de vraag Uisschen genie en talent tot het uiterste getrokken. De moderne wil alleen van het genie hnoren, van het ingeboren? dat gaat tot de diepste vezelen van den oorspronkelijke!! aanleg. Het andere is bijwerk. Zoo had Frank Harris liet onderscheid direct opgenomen van Generaal Roberts en Kitchener. Dezen mocht hij niet, op Roberts daarentegen stelde hij zijn vertrouwen, zoodra moeilijke dagen voor Engeland aanbraken. Zijn eigen aanleg trok onzen held naar de litterairischc journalistiek. Daarin wilde hij zijn sporen verdienen. Het was toen de afloop van den tijd der groote Essays, waarmede Carlyle en Macanlay, om slechts een paar van de grootste namen te noemen, hun naam in Europa hadden gevestigd. Zij werden in dezen tijd vertegenwoordigd door Ruskin. Aniold. .Morley, Hutton en t.q. Het vak RUST EN GEZELLIGHEID VERLANGEN WIJ VAN ONZE OMGEVING. VRAAGT U EENS HET OOR DEEL VAN UW KENNISSEN OVER INRICHTINGEN VAN was overladen, zou men zeggen. En bevinden, zoo men te midden van al die groepen en menschen zich een eigen plaats zocht. Frank Harris echter zou zich hebben veracht, indien zoo'n kleinigheid hem had gehinderd zich in de rijen der sollicitanten te stellen. Hij wilde nu eenmaal worden opgenomen onder de medewerkers aan de Fortnightly Review, en bijna lederen dag ging hij naar het kantoor, om te zien of hij zich door correctie van proeven ver dienstelijk kon maken. Dezelfde manier paste hij toe op The Athenaeum, het weekblad van Hutten, alleen op nog onbescheidener wijs, zoodat hij gevaat liep, de deur te worden gewezen. In 't eind won de aanhouder; maar niet te vergeten door zijn slag, zijn kennis, zijn gemak van opvatting. Toen hij zijn positie daar had veroverd, deed hij zijn best de redactie van een blad te veroveren. Zijn oog viel op een conservatieve avondcourant The Evening News. Het blad behoorde aan een rijken Lord, die er zijn geld in stak, maar op den duur de jaarlijksche toelage van ? 500.000 niet zou kunnen volhouden. Harris liet zich door de directeuren van zijn bladen een schitterende goed keuring geven en stelde toen voor aan de Evening News dat men hem het bestuur van het blad voor een maand zou opdragen, dat hij kon zien wat in de courant stak. Te gelijkertijd, omdat hij zag dat hij met doodeerlijke menschen had te doen, erkende hij dat zijn glorierijke attesten absoluut niets waard waren, omdat hij nooit iets Had uittestaan gehad met de administratie. Hij deed zijn vraag alleen als een proef, in 't idee dat het hem wel zou geluk ken de courant er boven op te brengen. Men liet hem zijn gang gaan. Het meest, gelijk hij beweert, leerde hij al dadelijk van den courantenombrengersjongen, die klaagde dat het blad niemand aantrok, omdat het geen nieuws bracht dat men met eenig succes kon uitschreeuwen bij den verkoop. De conservatieve bezitter was over die uitspraak in wanhoop, hij wilde geen schreeuwblad. Ik zi ui hem willen zien, -- zei de straat jongen hoe zou iemand kunnen venten, wat hij niet mag uitroepen. En Marris, gaf den jongen 10 shillings en een vriendje 5; samen overlegden zij dan hoe zij het programma van den dag interessant konden ma ken, want dat zochten de menschen, niet vermeer dering van hun kennis, maar opwekking van hun nieuwsgierigheid. Met zijn bezuinigingen, zijn stipt bestuur, het gebruik dat hij zijn tiienscheii leerde maken van hun tijd. had Harris weldra een bloeiend blad tot zijn beschikking. GRANDS VINS DE CHAMPAGNE POL ROGER & Cie. Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem AAN DE MEDEWERKERS Brieven en bijdragen bestemd voor het redac tioneel gedeelte niueten worden geadresseerd aan het secretariaat der redactie, Keizersgracht 333, Amsterdam, zonder vermelding van persoons namen. BATENBURG & FOLMER (G. W. FOLMER) DEN HAAG,HUYGENSPARK23 SPECIALITEIT: BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTING. VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl