De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 10 oktober pagina 5

10 oktober 1925 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2522 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BERNHARD KELLERMANN'S JAPANSCHE REIS door Mr. H. G. KOSTER DE DREIGENDE BIOSCOOPWET Teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door Jardaan Heden ten dage regent het op de boekenmarkt reisverhalen. Deze zonderlinge regen baart ons geen verwondering: hij is de natuurlijke reactie op de zielkundige droogte eener vorige periode. Psy chologie en karakterontleding waren vóór den wereldoorlog drukkende wolken geworden, die de atmosfeer der Europeesche letteren vergiftigden. De oorlog kwam en in t dezen leefde op de eeuwige avontiirenzin, onuitroeibaar geworteld in het menschelijk hart. Volken en rassen werden door elkander geworpen. Nieuwe horizonnen gingen open. Men durfde weer den blik af te wenden van zich zelf en rond te zien in de wijde wereld. En daar begon de weldadige stortbui van reisverhalen, al harder en harder neerslaande op onze leestafels. Er zijn verschillende soorten reisverhalen: de zakelijk-objectieve der oude zeevaarders, van Marco Polo, Bontekoe, de Veer; de biologisch-vakkundige der natuuronderzoekers, van Darwin, Wallace, Hugo de Vries; de cultureel-aesthetische van Qoethe, H'eine, Vosmaer, Adema van Scheltema; de fantastische van Swift (Gulliver's Travels) en zijn pseudo-Wetenschappelijke epigonen Jules Verne en Paul d'Ivoi. Maar naast of liever boven al deze genres heeft zich in de tweede helft der negentiende eeuw een eerste plaats veroverd: het journalistieke reisverhaal. De groote ontwikkeling van de dagbladpers heeft daartoe geleid. Ook voor zoover moderne reisbeschrijvers van huis uit geen journalisten waren, hebben zij zich om door het groote publiek gelezen te worden, gehouden aan den journalistieken stijl en vorm (Sven Hedin, Shackeiton, Nielsen). De beste reisbeschrijvingen, die in onze taal geleverd zijn, die van Dr. A. Kuyper, Maurits Wagevoort en Louis Couperus, zijn zuiver journalistiek werk geweest. Een reis verhaal van het journalistieke type is ook het werk van den bekenden Duitschen schrijver Bernhard Kellermann (auteur o.a. van De 9de November") getiteld Een zwerftocht door Japan", waarvan onlangs de Nederlandsche vertaling bij de firma Em. Quérido het licht zag. Dit Werk heeft al het goede aan het type eigen: het actueele, levendige, voor ieder bevattelijke, maar ook het minder goede, het oppervlakkige en uiterst subjectieve. Het boek begint met een zeer vlot geschreven impressie van de aankomst. Heel nauwkeurig geeft de schrijver weer al de sensaties van binnenvaren, aan boord komen van kooplui, van den eersten tocht in de Jinrickshaw 1), van het eerste bezoek aan het thee huis met zingende en dansende geisha's. Gelijk zooveel anderen, die Japan bezoeken verbaast het hem, dat hij de wonderlijke figuren van menschen, dieren en planten, die hij op lakwerk en porcelein ontwaart en steeds voor schepselen der verbeel ding gehouden had, hier in levenden lijve voor zich ziet. Dit geeft een vreemd gevoel van herkennen, een ontroerende sensation du déja vu". Na deze inleiding verdeelt de schrijver zijn stof in drieën. Het eerste stuk is getiteld The beaten track" en geeft de beschrijving van de gewone, steeds ge volgde route der reizigers in Japan. Ik wil hier even opmerken, dat deze route alleen beaten track" is voor hen, die Japan over Siberiënaderen. Nederlanders, die meestal uit NederlandschIndiënaar Japan komen, beginnen hun reis door gaans te Nagasaki en gaan dan in noordelijke rich ting. In elk boek over Japan zal men een af zonderlijk hoofdstuk vinden over de nieuwe of oostelijke hoofdstad (Tokio) en een over de oude of westelijke (Kioto). Zoo ook in Bernhard Kellermann's boek. Maar de beide hoofdstukjes zijn zoo kort ! Vreemd is, dat de auteur te Tokio niet ster ker getroffen werd door het smakeloos americanisme dezer stad. Een aardig, kapitteltje is dat, waarin de auteur van zijn bezoek aan zeker publiek tablissement in Ycshiwara (de bordeelenwijk van Tokio) vertelt; het is zeer kiesch van toon, zóó braaf zelfs, dat de argwanende lezer moeite heeft -aan 's schrijvers platonische houding te gelooven. De t\\eede af deeling van den zwerftocht geeft ons het kleine intieme volksleven. Wij worden rond geleid in de ateliers, waar de fraaie lampions en parasols vervaardigd worden ; wij treden de burgerhuizen en bescheiden logementen binnen. n hoofdstuk is geheel gewijd aan de Japansche be zoeken, waar het zoo stil en fijn en ceremonieus toegaat. Zeer uitvoerig worden wij ingelicht over het Japansch tooneel. Ook Kellermann is van meening, dat het Japansch tooneel (evenals trou wens het Chineesche) zóó ver van ons afstaat dat, hoezeer wij ook met belangstelling en liefde vervuld zijn, wij het tuch nauwelijks kunnen waardeeren. De westerling mag al heel blij zijn als hij door aan dachtig toezien en inleven zóó ver gekomen is, dat zijn lachlust niet meer wordt gewekt. De schrijver heeft het aardige denkbeeld gehad, den inhoud van twee Japansche tooneelstukken uitvoerig mee te deelen nl. van ,,De katten van ©dasaki" en Mijamoto Samonosoeki". Hieraan wordt dan nog een kort opstel over het Japansche drama toegevoegd. EUN ERNSTIG GKVAL VAN Vr.Km.'lSTKRlNü" Op een drietal bizonderheden wordt onze aandacht gevestigd. Vooreerst: het tooneel loopt dóór in de zaal en vormt daar een snort gaanderij, die de bloemenweg" genaamd wordt. De acteurs be geven zich herhaaldelijk op dien bloemenweg, zoodat de grens tussehen spelers en publiek minder scherp i? dan bij ons. Voorts: vrouwen spelen niet mede; de vrouwenrollen worden door mannen vervuld. Ten slofte: de stukken, die werkelijk kunstwaarde bezitten zijn alle ontleend aan het half-mythologisch verleden; het moderne tooneel heeft in Japan geen artistieke beteekenis. Hoewel nu juist het tooneel de schoone nationale tradities levendig houdt, Wordt toch de tooneelspeler ver acht; de Japansche bon bourgeois noemt hem Oema No Ashi d.w.z de paardepoot. Het der de gedeelte van het boek heet Hoe de Japansche goden wonen" en biedt ons de beschrijving der beroemde tempels. Deze beschrijving is zeer sug gestief; heel zuiver geeft zij weer de vreemde be koring, die over ons komt bij het bezoek aan zulk een heiligdom: de stilte, de goudschemering, de fantastische beeltenis van god of godin, de wierookgeur; dit alles werkt mede om een half mystieke, half angstige stemming wakker te roepen. Nergens bespeurt de lezer dien toon van valsche verheven heid, dien westerschen reizigers soms aanslaan bij liet weergeven van oostersche schoonheid. Overal weet Kellermann het evenwicht te bewaren door het inlasschen van een gesprek van een paar vroolijke geisha's, een anecdote, een kluchtig straattooneel. Twee dingen echter heb ik in zijn werk gemist. Nergens wordt gezinspeeld op de historische ontwikkeling van Japan; nergens ook wordt de politiek aangeroerd; van den invloed van den wereldoorlog bemerkt men niets; slechts heel even wordt getuigd, dat de Japanners zeer veel bewondering gevoelen voor Duitschland. Heeft de schrijver wellicht opzettelijk deze onder werpen vermeden? Het kan zijn. Maar iu een boek over Japan met geen woord te reppen van den omkeer van 1867 het einde van de macht der Shoguns, de geboorte van het nieuwe Japan - is een onvergeeflijke fout. Buitengewoon oppervlak kig is ook, dat liet woord sliogiin, dat alleen in ver band met de graven der shoguns genoemd wordt. ieukweg met vorst wordt vertaald. Maar voor het overige is de Zwerftocht" een heel mooi boek. Het getuigt wel niet van zóó zielsverwant begrijpen als Lafcadio Hearn's Kokori»; liet be/it niet de fijne stijlelementen van Louis Couperus' Nippini, noch de losse charire van de Japanfeiiilletons van Ellen Forest; noch den gedegen inhoud van Van Kol's Japan-boeken; maar liet is uiterst pers.ionlijk, niet conventioneel en zeer onderhoudend geschre ven. Het is duorademd van een blijmoedig optimis me ; een teeder enthousiasme voor het schoone land van geisha's en chrysanten doorgloeit iedere bladzij. De vertaling van Alice van Nanuijs is /.eer goed; uiterst fraaie foto's verluchten den tekst. 1) Jinrickshaw of rickshaw is een tvveewielig, door een koelie getrokken wagentje, het gewone persoiienvervoermiddel in de steden van OostAzie.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl