Historisch Archief 1877-1940
No. 2522
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BERNHARD KELLERMANN'S
JAPANSCHE REIS
door Mr. H. G. KOSTER
DE DREIGENDE BIOSCOOPWET
Teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door Jardaan
Heden ten dage regent het op de boekenmarkt
reisverhalen. Deze zonderlinge regen baart ons
geen verwondering: hij is de natuurlijke reactie op
de zielkundige droogte eener vorige periode. Psy
chologie en karakterontleding waren vóór den
wereldoorlog drukkende wolken geworden, die de
atmosfeer der Europeesche letteren vergiftigden.
De oorlog kwam en in t dezen leefde op de eeuwige
avontiirenzin, onuitroeibaar geworteld in het
menschelijk hart. Volken en rassen werden door
elkander geworpen. Nieuwe horizonnen gingen
open. Men durfde weer den blik af te wenden van
zich zelf en rond te zien in de wijde wereld. En daar
begon de weldadige stortbui van reisverhalen, al
harder en harder neerslaande op onze leestafels.
Er zijn verschillende soorten reisverhalen: de
zakelijk-objectieve der oude zeevaarders, van
Marco Polo, Bontekoe, de Veer; de
biologisch-vakkundige der natuuronderzoekers, van Darwin,
Wallace, Hugo de Vries; de cultureel-aesthetische
van Qoethe, H'eine, Vosmaer, Adema van
Scheltema; de fantastische van Swift (Gulliver's Travels)
en zijn pseudo-Wetenschappelijke epigonen Jules
Verne en Paul d'Ivoi. Maar naast of liever boven
al deze genres heeft zich in de tweede helft der
negentiende eeuw een eerste plaats veroverd: het
journalistieke reisverhaal. De groote ontwikkeling
van de dagbladpers heeft daartoe geleid. Ook voor
zoover moderne reisbeschrijvers van huis uit geen
journalisten waren, hebben zij zich om door het
groote publiek gelezen te worden, gehouden aan
den journalistieken stijl en vorm (Sven Hedin,
Shackeiton, Nielsen). De beste reisbeschrijvingen,
die in onze taal geleverd zijn, die van Dr. A.
Kuyper, Maurits Wagevoort en Louis Couperus,
zijn zuiver journalistiek werk geweest. Een reis
verhaal van het journalistieke type is ook het werk
van den bekenden Duitschen schrijver Bernhard
Kellermann (auteur o.a. van De 9de November")
getiteld Een zwerftocht door Japan", waarvan
onlangs de Nederlandsche vertaling bij de firma
Em. Quérido het licht zag. Dit Werk heeft al het
goede aan het type eigen: het actueele, levendige,
voor ieder bevattelijke, maar ook het minder goede,
het oppervlakkige en uiterst subjectieve. Het boek
begint met een zeer vlot geschreven impressie van
de aankomst. Heel nauwkeurig geeft de schrijver
weer al de sensaties van binnenvaren, aan boord
komen van kooplui, van den eersten tocht in de
Jinrickshaw 1), van het eerste bezoek aan het thee
huis met zingende en dansende geisha's. Gelijk
zooveel anderen, die Japan bezoeken verbaast het
hem, dat hij de wonderlijke figuren van menschen,
dieren en planten, die hij op lakwerk en porcelein
ontwaart en steeds voor schepselen der verbeel
ding gehouden had, hier in levenden lijve voor zich
ziet. Dit geeft een vreemd gevoel van herkennen,
een ontroerende sensation du déja vu". Na deze
inleiding verdeelt de schrijver zijn stof in drieën.
Het eerste stuk is getiteld The beaten track"
en geeft de beschrijving van de gewone, steeds ge
volgde route der reizigers in Japan. Ik wil hier
even opmerken, dat deze route alleen beaten
track" is voor hen, die Japan over Siberiënaderen.
Nederlanders, die meestal uit
NederlandschIndiënaar Japan komen, beginnen hun reis door
gaans te Nagasaki en gaan dan in noordelijke rich
ting. In elk boek over Japan zal men een af
zonderlijk hoofdstuk vinden over de nieuwe of
oostelijke hoofdstad (Tokio) en een over de oude
of westelijke (Kioto). Zoo ook in Bernhard
Kellermann's boek. Maar de beide hoofdstukjes zijn zoo
kort ! Vreemd is, dat de auteur te Tokio niet ster
ker getroffen werd door het smakeloos
americanisme dezer stad. Een aardig, kapitteltje is dat,
waarin de auteur van zijn bezoek aan zeker publiek
tablissement in Ycshiwara (de bordeelenwijk van
Tokio) vertelt; het is zeer kiesch van toon, zóó
braaf zelfs, dat de argwanende lezer moeite heeft
-aan 's schrijvers platonische houding te gelooven.
De t\\eede af deeling van den zwerftocht geeft ons
het kleine intieme volksleven. Wij worden rond
geleid in de ateliers, waar de fraaie lampions en
parasols vervaardigd worden ; wij treden de
burgerhuizen en bescheiden logementen binnen. n
hoofdstuk is geheel gewijd aan de Japansche be
zoeken, waar het zoo stil en fijn en ceremonieus
toegaat. Zeer uitvoerig worden wij ingelicht over
het Japansch tooneel. Ook Kellermann is van
meening, dat het Japansch tooneel (evenals trou
wens het Chineesche) zóó ver van ons afstaat dat,
hoezeer wij ook met belangstelling en liefde vervuld
zijn, wij het tuch nauwelijks kunnen waardeeren.
De westerling mag al heel blij zijn als hij door aan
dachtig toezien en inleven zóó ver gekomen is, dat
zijn lachlust niet meer wordt gewekt. De schrijver
heeft het aardige denkbeeld gehad, den inhoud van
twee Japansche tooneelstukken uitvoerig mee te
deelen nl. van ,,De katten van ©dasaki" en
Mijamoto Samonosoeki". Hieraan wordt dan nog een
kort opstel over het Japansche drama toegevoegd.
EUN ERNSTIG GKVAL VAN Vr.Km.'lSTKRlNü"
Op een drietal bizonderheden wordt onze aandacht
gevestigd. Vooreerst: het tooneel loopt dóór in de
zaal en vormt daar een snort gaanderij, die de
bloemenweg" genaamd wordt. De acteurs be
geven zich herhaaldelijk op dien bloemenweg,
zoodat de grens tussehen spelers en publiek minder
scherp i? dan bij ons. Voorts: vrouwen spelen niet
mede; de vrouwenrollen worden door mannen
vervuld. Ten slofte: de stukken, die werkelijk
kunstwaarde bezitten zijn alle ontleend aan het
half-mythologisch verleden; het moderne tooneel
heeft in Japan geen artistieke beteekenis. Hoewel
nu juist het tooneel de schoone nationale tradities
levendig houdt, Wordt toch de tooneelspeler ver
acht; de Japansche bon bourgeois noemt hem
Oema No Ashi d.w.z de paardepoot. Het der
de gedeelte van het boek heet Hoe de Japansche
goden wonen" en biedt ons de beschrijving der
beroemde tempels. Deze beschrijving is zeer sug
gestief; heel zuiver geeft zij weer de vreemde be
koring, die over ons komt bij het bezoek aan zulk
een heiligdom: de stilte, de goudschemering, de
fantastische beeltenis van god of godin, de
wierookgeur; dit alles werkt mede om een half mystieke,
half angstige stemming wakker te roepen. Nergens
bespeurt de lezer dien toon van valsche verheven
heid, dien westerschen reizigers soms aanslaan
bij liet weergeven van oostersche schoonheid.
Overal weet Kellermann het evenwicht te bewaren
door het inlasschen van een gesprek van een paar
vroolijke geisha's, een anecdote, een kluchtig
straattooneel.
Twee dingen echter heb ik in zijn werk gemist.
Nergens wordt gezinspeeld op de historische
ontwikkeling van Japan; nergens ook wordt
de politiek aangeroerd; van den invloed van
den wereldoorlog bemerkt men niets; slechts
heel even wordt getuigd, dat de Japanners zeer
veel bewondering gevoelen voor Duitschland.
Heeft de schrijver wellicht opzettelijk deze onder
werpen vermeden? Het kan zijn. Maar iu een boek
over Japan met geen woord te reppen van den
omkeer van 1867 het einde van de macht der
Shoguns, de geboorte van het nieuwe Japan - is
een onvergeeflijke fout. Buitengewoon oppervlak
kig is ook, dat liet woord sliogiin, dat alleen in ver
band met de graven der shoguns genoemd wordt.
ieukweg met vorst wordt vertaald. Maar voor het
overige is de Zwerftocht" een heel mooi boek.
Het getuigt wel niet van zóó zielsverwant begrijpen
als Lafcadio Hearn's Kokori»; liet be/it niet de fijne
stijlelementen van Louis Couperus' Nippini, noch
de losse charire van de Japanfeiiilletons van Ellen
Forest; noch den gedegen inhoud van Van Kol's
Japan-boeken; maar liet is uiterst pers.ionlijk,
niet conventioneel en zeer onderhoudend geschre
ven. Het is duorademd van een blijmoedig optimis
me ; een teeder enthousiasme voor het schoone
land van geisha's en chrysanten doorgloeit iedere
bladzij. De vertaling van Alice van Nanuijs is /.eer
goed; uiterst fraaie foto's verluchten den tekst.
1) Jinrickshaw of rickshaw is een tvveewielig,
door een koelie getrokken wagentje, het gewone
persoiienvervoermiddel in de steden van
OostAzie.