Historisch Archief 1877-1940
No. 2523
ZATERDAG 17 OCTOBER 1925
TJT1 JT
>ckbfad voor
Onder Hoofdredactie van O. W. KERNKAMP
Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en G. Nolst Trenité. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam
UITGEVERS: VAN HOLKEMA ft WARENDORP
Prijs per jaargang f 10.- bjj???^'K* "*?£*?« Advertentiën f 0.75 p. Regel _ Dispositiekosten 20 Cent
REDACTIE EN ADMINISTRATIE i KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM
EERST DE HEER, DAN DE KNECHT
Vóór October 1848 onderteekende Bismarck zijne brieven
Bismarck"; na de genoemde maand, waarin de Nationale Ver
gadering te Berlijn besloot den adel af te schaffen en het voeren
van adellijke titels te verbieden, schreef hij zijn naam altijd:
von Bismarck".
Er zullen misschien wel Duitschers zijn, die na Zondag 11
October 1925 opzettelijk van den gewezen Keizer" zullen spreken,
terwijl zij tot nog toe, uit ouder gewoonte, hem den Keizer"
noemden.
Want op niet-monarchaalgezinde .Duitschers, en met name
op hen, die zich uit historische geschriften en documenten-uit
gaven van de laatste jaren een juiste voorstelling hebben gevormd
van de persoonlijkheid van hun vroegeren Souverein, moet de
redevoering van generaal Sixt von Arnim even provoceerend
hebben gewerkt als het zooeven genoemde besluit op den
Brandenburgschen landjonker, die Otto von Bismarck was.
Men kent de aanleiding tot deze mona<"chistische uitdaging:
de onthulling van een gedenkteeken voor de in den wereldoorlog
gesneuvelde officieren en manschappen van het regiment, dat
naar Koningin Augusta, de echtgenoote van Koning Wilhelm l
van Pruisen was genoemd; het zal dus wel een voornaam"
regiment zijn.
Bij deze plechtigheid waren tal van generaals van het oude
leger, verder officieren en een compagnie van de rijksweerbaarheid
en delegaties van officierenbonden en allerlei nationalistische
vereenigingen aanwezig.
Ook een vertegenwoordiging van het Nederlandsche leger,
zoo las men in onze kranten. De minister van ooi log of welke
andere autoriteit het rumoer reeds hoorde, dat hierover zou
opgaan, heeft zich gehaast door het Nederl.
Conespondentiebureau het bericht te laten logenstraffen: geen sprake van !
bij de onthulling was alleen een Nederlandsch officier, die vroeger
bij het regiment-Koningin-Augusta gedetacheerd is geweest,
als particulier tegenwoordig". Vermoedelijk dan toch, ondanks
dat particuliere", in uniform, anders zou hij niet zijn opge
merkt"; de vraag blijft over, of het gewensclit is dat een Neder
landsch officier, om welke reden dan ook, deel neemt aan een
plechtigheid, waarvan hij, als hij ten minste niet heelemaal een
vreemdeling in Jeruzalem is en zelfs voor deze veronderstelling
blijft geen ruimte, omdat hij, door zijne vroegere detacheering
bij het regiment, de daar heerschende gezindheid moest kennen
van te voren kon weten, dat zij op een monarchistische betooging
zou uitloopen. Alleen dat de heeren het zóó brutaal zouden doen,
had hij misschien niet kunnen vermoeden.
Want, al zijn we bij de Duitsche republiek" reeds aan veel
gewoon geraakt, dat in geen andere zou kunnen gebeuren, generaal
Sixt von Arnim is er toch nog in geslaagd een praestatie te leveren,
die al het reeds vertoonde overtreft.
Hij begon met te zeggen, dat hem de hooge eer was te beurt
gevallen, het gedenkteeken te mogen onthullen in opdracht
van Zijne Majesteit den Keizer en Koning", aan wien wij denken
in eerbiedige dankbaarheid en onwankelbare trouw", die
in den geest bij ons is, zooals wij met onze gedachten bij hem".
Vervolgens begroette hij Prins Oscar, den doorluchtigen telg
uit het keizerlijk huis", daarna de vertegenwoordigers van de
rijksweerbaarheid (d.i. het leger van de Duitsche republiek)
van wie wij weten dat hen nog dezelfde geest van het oude leger
bezielt", n.l. de gezindheid van trouw aan den Keizer. Ten slotte
deelde hij mede, dat hem de kracht der traditie voor oogen zweefde,
aan welke aetherische gestalte vaster vorm werd gegeven door de
nadere omschrijving van het begrip traditie: de hoogste wet
voor ons allen" ook dus voor de manschappen van de rijks
weerbaarheid moet zijn: onzen plicht te vervullen en trouw
te blijven aan den eed, dien wij Zijne Majesteit hebben gezworen".
Aan deze woorden kan men de verdienste van de openhartigheid
niet ontzeggen. Wat men ook tegen de Duitsche monarchisten
moge hebben, men moet hun de eer laten, dat zij zich geven
zooals zij zijn; ze vinden het niet noodig zich eenigszins te bekom
meren om het feit, dat het Duitsche Rijk met permissie een
republiek is; ze behoeven daar klaarblijkelijk ook niet in het minst
rekening mede te houden.
Met Hindenburg staat de zaak natuurlijk eenigszins anders.
Hij kan wel op de auto, waarmede hij naar de plechtigheid reed,
het kleine rijkspresidentsvlaggetje weglaten, ten einde te doen
uitkomen, dat zijn bezoek een particulier karakter droeg", maar,
mét of zonder vlaggetje, hij blijft nu eenmaal altijd president
van de republiek. Met die waardigheid zou het niet in elk opzicht
te vereenigen zijn geweest, wanneer, hij de rede van generaal
Sixt von Arnim had aangehoord.
Daarom heeft hij zich ook zorgvuldig daarvan onthouden;
de rede is uitgesproken vóór de godsdienstoefening, waarmede
wijding aan de bijeenkomst werd gegeven; Hindenburg woonde
alleen de onthulling van het gedenkteeken bij.
Wél heeft hij het echter met zijne waardigheid als president
der republiek vereenigbaar geacht, toe te laten, dat de eerste
krans, die aan den voet van het monument werd neergelegd,,
die van Zijne Majesteit den Keizer en Koning was. Eerst toen
kwam Hindenburg, de president der republiek, aan de beurt i
eerst de heer, dan de knecht.
Goed beschouwd, past deze volgorde ook volkomen bij den
feitelijken toestand in het Duitsche Rijk: eerst de Keizer, clan de
republiek".
Maar je zou toch wel de schuchtere vraag willen wagen, of het
nu juist op den weg van den president der republiek lag, deze
volgorde te accentueeren.
Zooals je ook heel bescheiden, want met heeren a la Sixt
von Arnim moet je voorzichtig wezen: je kunt het nooit weten,
niet waar? bij een volgenden wereldoorlog zooals je
ook zou willen fluisteren: is het eigenlijk wel verstandig van de
Duitsche monarchisten om zoo met hunne gezindheid te pronk
te loopen?
Zij hebben het volle recht om in den geest" bij Keizer \Vilhelm
te zijn. Zij zullen eveneens het volle recht hebben, mettertijd,
zoodra de internationale gelegenheid het veroorlooft,
derepublikeinsche camouflage van den gevel van het Duitsche Rijk te laten
afwasschen en er de keizerlijke kleuren voor in de plaats te schil
deren. Niemand twijfelt eraan, of de meerderheid van het Duitsche
volk zou reed? thans wenschen, dat dit zou kunnen yebeuren.
Zoodra dit wél mogelijk zal zijn, kan die meerderheid gebruik
maken van het recht om den Staatsvorm te kiezen, die haar de
beste toeschijnt.
Maar is het verstandig, nu, terwijl er te Locarno onderhan
deld wordt over de waarborgverdragen, zoo openlijk te toonen,
dat de monarchisten zich in Duitschland alles kunnen veroor
loven ?
Want wanneer menschen als Sixt von Arnim vermanen om
trouw te blijven aan den eed aan den Keizer, en de traditie aan
roepen om hen te sterken voor het herstel van ons volk en den
opbouw van ons vaderland", weet iedereen wat zij met dat herstel
bedoelen: herstel van het Rijk in zijne vroegere macht, in zijne
vroegere grenzen.
Wanneer iemand als Hindenburg, hij het neerleggen van een
krans aan den voet van het monument, dat opgericht is om de
herinnering te bewaren aan de in den wereldoorlog gesneuvelde
officieren en manschappen van het regiment Koningin Augusta,
deze woorden uitspreekt: hun bloed zal niet tevergeefs zijn
gevloeid", dan weet iedereen, dat hij niet bedoelt: de oorlog,
die het offer van hun leven heeft geeischt, heeft een nieuwen
oorlog onmogelijk gemaakt, maar wel: hun voorbeeld moge ons
volk aanvuren om zijne vroegere plaats irr de wereld te heroveren.
En het uiten van die gezindheid kan niet bevorderlijk zijn voor
het geloof in de oprechtheid van de verklaring, die Duitschland
bij het waarborgverdrag zal geven: dat het berust in het verlies
van Elzas-Lotharingen.
Dit geloof kan alleen worden gewekt door de geboorte van een
nieuw , niet door de herrijzenis van het oude Duitschland.
KERNRAMP