Historisch Archief 1877-1940
No. 2523
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
Nieuwe Fransche Boeken
door Dr. JOHANNES TIELROOY
PAUL MORAND, L'Europe galante, Parijs.
Grasset, 1925, 7 f r. 50.
Hetzelfde groote publiek, zegt men, dat vroeger
"Loti en France las, dus een groot publiek" dat
:smaak had, leest nu Paul Morand. Dat is geen
vooruitgang, als het waar is. De boekjes van Paul
Morand zijn, een opzichtige titel als deze laatste
daargelaten, zeker niet smakeloos; zij zijn fijn, ze
zijn geestig, ze bewijzen tour de main" bij den
schrijver, en een hooge mate van observatie-ver
mogen. Paul Morand merkt in het buitenland
altijd de inderdaad meest karakteristieke onder de
uiterlijke eigenschappen der bevolkingen op; hij
weet nauwkeurig hoe Duitsche interieurs er uit
zien, die der hoogere, die der lagere standen, en
die der artistieke" kringen; hij kent de huidige
toestanden, de toestanden precies van 1925, geen
jaar vroeger, geen maand later, in het Rusland
-der bolsjewieken, in het anarchistisch Portugal.
En hij weet dat anecdoten waarin ze elkaar
krijgen, bij voorkeur zonder trouwboek, en waarin
ze elkaar vooral niet lang houden, altijd zullen
behagen; soms zijn die ze" twee mannen of twee
vrouwen, of ook wel combinaties.... Zoo wil het
de mode. Ook wil de mode, de literaire ditmaal,
<iat wij de inconsistentie der menschelijke per
soonlijkheid inzien: voor mejuffrouw A zijt ge
iets heel anders dan voor mevrouw B, en gesteld nu,
ge wordt van beiden de minnaar In La Glac
a trois f aces is dit gesteld. In Lesplaisirs Rhénans
ziet zich een trotscheDuitscher,,,ruralet mystique",
veroverd door een Parijsche. In Nicu Petresco
leeft de Roemeensche student te Parijs, in het
voortreffelijk Lorenr.acdo een Portugeesch staats
man (wat is dat tot in alle onderdeelen echt!).
Vague de Paresse is een aardige vondst, Le circuit
Circum-Etna een goed impressionistisch schetsje,
Je brüle Moscou een geestig relaas, en het laatste
verhaal van den bundel verbeeldt duidelijk de
Fransche volksziel tegenover de ziel van Rusland,
zooals ze zich dit jaar vertoont. Eén verhaaltje
betreft een... ondernemende Holiandsche dame te
Parijs, madame Fredda; of Holiandsche weduwen,
rijke bloembollenkweeksters, wel eens een
Parijzenaar aanspreken parce que je voudrais
connaitre l'amour avec un Francais" waag ik niet
uit te maken; doch dat haar voorkomen, zooals
Morand het beschrijft, op zijn minst waarschijnlijk
is, moet ik beamen, helaas.
De Franschen blijven toch maar meesters in het
,,article de Paris". Wat is dat alles aardig en
wat zal het snel verouderen. Over tien jaar kijken
-we ernaar, zooals we 't nu doen naar wespen
tailles" van 1890.
]EAN ROSTANO, Deux Angoisses, O fr. 75,
Les Familiales, 7 fr. 50, en La Vanilé,
l fr. 50, Parijs, Fasquelle, 1924?1925.
In den huize Rostand, waar Edmond zijn
Cyrano, Rosemonde Gérard o.a. haar gedichten, de
zoon Maunce later zijn valschen Ccrcueil ite
cristal schreef, groeide nog een andere zoon op,
Jean. Het teveel aan klatergoud en opgepoetst
blik dat vooral door zijn moeder en broer aan de
markt gebracht is, boezemde Jean een sterk ver
langen naar zuiverheid en waarheid in, veronder
stel ik; en zoo leeft hij nu ver van zijn verwanten.
Hij schrijft ook iets heel anders dan zij. Hij heeft
de oude Fransche traditie van het essay, van de
spreuk, de moreele stelling hervat: als La
Rochefoucauld polijst hij korte maximes", spint hij
ietwat langere réflexions", als La Bruyère schetst
hij karakters".
'Deux Angoisses (devant la mort dans atnour)
getuigt van groot vernuft en diepe teederheid
des harten. Een geliefd grijsaard verlaat ons lang
zaam; zijn eindeliike dood is tegelijk een smart en
... .een verlossing. Door niemand te beminnen,
behoeven wij voortaan over niemand ongerustheid
te voelen: ziedaar een niet gewenschte, maar
?welkome bevrijding. Maar ons hart is nu ledig, we
zijn eenzaam. Een geliefde vrouw zal ons troosten,
schijnt het. Doch langzaam wordt ze ons ontrouw;
haar eindelijk verraad is smart en verlossing
foeide. Verlossing die weer eenzaamheid beteekent.
Een andere geliefde zal ons troosten, neen: kwellen
aldus tot in het oneindige. We hebben geen
ikeus dan tusschcn eenzaamheid en angstige
«nrust.
In Lc*, Familiales (vgl. patriotes") el aiitres
cssais de mystique bonrgeoise wordt verzet
aangeteekend tegen familietrots, snobisme, (rots op
rijkdom, maatschappelijk fetichisme, egoïsme van
de bezittende klasse, huichelarij. Verscheidene
opmerkingen zijn waar. De fleurs du langage
quotidien" zijn goed gekozen, de Prière devant la
Noblesse (imitatie-uit-de-verte, natuurlijk, van
Renan's Prière sur l' Acropolc) is een geestig din
getje. Er zijn fijne zinnen.
In De la Vaniléet de quelques aulres sujets
wordt nog meer uitdrukkelijk jacht gemaakt op
de ijdelheid, den hoogmoed die zich achter
tallooze van onze, oogenschijnlijk onschuldige daden,
gezegden, zelfs intieme gedachten verbergen.
Daarover, voorts over haatgevoelens, over onop
rechtheid, over discussies, over liefde alweer
worden dikwijls juiste observaties tot korte for
mules gekristalliseerd. Hier als in de twee andere
boeken verheugen Rostand's taalbeheersching, zijn
moedige zelfontleding, zijn vaste blik op de ziels
bewegingen van anderen.
Maar die blik, al ziet hij scherp, ziet niet steeds
ook diep. Het is voorshands wel eens de blik van
een eenigszins-bijziende. En van een bijziende die
nog jong is. En van een jongeman, die door
zijn opvoeding? als winst en verovering moet
gevoelen wat voor, misschien mag ik zeggen:
beter geborenen meegebracht bezit is. In de mon
daine" kringen waaruit hij voortkomt en waar hij,
naar men zegt, nu veel wordt gelezen, is het b.v.
vermoedelijk een heel stoutmoedige waarheid,
dat rijkdom of stand" geen aanspraak geven op
achting ,en voor jonge menschen is het zeker heel
treffend om te lezen, dat de" vrouw ons altijd
leed brengt; maar in de schatting van anderen,
die het leven beter kennen en die dieper schouwden,
is de eerste bewering ietwat groezelig van ouder
dom geworden, en ontbeert de tweede matiging
en schakeering. Kortom, Jean Rostand die ons
hier de quintessens van zijn innerlijke ervaringen
heeft overgeleverd, bewees daardoor meteen dat
deze ervaringen zich somtijds nog op een ietwat
te laag plan afspelen. Juist omdat hij ons nu reeds,
door zijn innige waarheidsliefde en krachtig
talent, vee! kostelijks heeft weten te schenken,
is het te wenschen dat hij voortaan in de collectie
zijner hoogste waarheden" bij uitsluiting steenen
van het zuiverste water zal opnemen, gevonden
op de hoogvlakten van het menschelijk denken
en gevoelen.
MARCEL IOUHANDEAU, Les Pincengrain,
Parijs, 'N. R.F., 1924, 7 f r. 50.
Dit is nu, ik zeg niet een van de mooiste, maar
van de meest oorspronkelijke boeken, die ik sinds
langen tijd las, en ik heb niet dadelijk kunnen
begrijpen, vanwaar die indruk kwam. Was het
die toon van kortheid, die opeenvolging van kleine
scherpe beeldjes? Jules Renard schreef ook zoo;
en Jouhandeau hield het op die manier trouwens
niet vol. Was het de droge humor bij ingehouden
ontroering? Ch.-L. Philippe had iets dergelijks
geleverd, ofschoon toch vochtiger, weeker. Waren
het de onderwerpen, de gegevens, de levens
drama's die deze novellenreeks me deed
meebeleven? Ook dat niet. Echtelijke ontrouw, niet
maatschappelijke ruïne als gevolg (Les Pincen
grain), een moord uit liefde (Clodomir l'assas.-nn),
een oude vrouw die blind wordt en toch niet vol
komen ongelukkig (Mlle ZéliiH1), een moeder
verliefd op den man van haar dochter (Madame
Quinte), het streven van een verworpene om zich
maatschappelijk te rehabiliteeren (Vieille
Franfoisc),neen, het waren niets dan eeuwig menschelijke
gevallen, die altijd diep kunnen aandoen, maar
die op zichzelf niet oorspronkelijk zijn te noemen.
Wat het dan wel is? Tenslotte moet het liggen in
de zelden geziene verbinding van deze eigen
schappen en deze gegevens met iets dat ik nog
verzweeg, maar dat het opmerkelijkst van al is:
met het feit dat de personen en de milieu's oogen
schijnlijk te klein zijn voor zulke diepe
zielservaringen, zulke aangrijpende drama's. De
Pincengrain's zijn.... een kruideniersfamilie,
Mlle Zéine is een provinciale oude jonge juffrouw,
Mme Quinte, deze onbewust aesthetiseerende
Phaedra, is een kastenmakersvrouw. Alle verhalen
spelen zich af in een benepen stadje. En daarin
ligt het nog niet alleen. Het ligt ook hierin: dat
Jouhandeau lederen persoon wel scherp, maar als
het ware op een afstand ziet. Hij tuurt niet op zijn
gegevens; hij ziet van elk personage de détails
wel, maar vooral: het geheel. Hij kent, hij zegt
krachtig het ne dat iedere persoon wil en is.
Hij ontleedt niet vóór alles; hij laat verschijningen
opdoemen, verschijningen die nachtmerries worden
somtijds. Hij schijnt droomen te verbeelden,
waarin menschen optreden, tegelijk logisch en
krankzinnig. En wij gelooven erin. Jouhandeau
overtuigt ons dat deze kleine lieden drama-helden
zijn; zelfs hun al te mooi spreken hindert ons op
den duur niet; hij doet juffer Zéine waarlijk zien
als het beeld van den mensen, dien eenzame,
die geluk wil als het eenig noodigc en het zelfs
vindt in de uiterste nooddruft, omdat het moet.
Al begrijpen wij niet alles; a! geloof ik stellig dat
groote brokken van het eerste en het laatste ver
haal mislukt zijn en dat de schrijver herhaaldelijk
schuldig staat aan opzettelijkheid en aanstellerij
niettemin weet hij meer dan eens zijn eigen diepe
levensbesef, dat hij toch nergens rechtstreeks
uitspreekt, op ons over te brengen. Een levens
besef dat in laatste instantie dit schijnt te behelzen :
IMPORTEUR
^STIRRELJR ALKMAAR
geen verschil van aardsche onstandigheden doet
het alles beheerschende feit te niet, dat de men
schen tenslotte de levende teekens van iets hoogers
zijn, van eeuwige zielsbewegingen, van Gods
verheven en ondoorgrondelijk spel met zichzelf.
Moet dit mystiek genoemd worden? Mits men er
dan bij bedenke, dat ware mystiek niet synoniem
is met abstractie. Zelden misschien werd het con
crete vaster aangevat, steviger neergezet, met
meer nuance in zijn e e n i g h e i d vertoond; en
toch werd het meer dan nmaal overwonnen.
Niet overal, maar toch eenige keeren heeft deze
belangrijke, ofschoon nog haast onbekende schrij
ver bereikt wat des kunstenaars is: het aardsche
in al zijn volheid te laten gelden en het niettemin
te toonen in zijn eeuwige beteekenis. Voor zoover
deze dan bevroed kan worden.
FRANCOIS MAURIAC, Le dcsert de l'amour.
Parijs, Grasset, 1925, 7 fr. 50.
De woestijn der liefde".... of de ellende der
hartstochten'. Met discretie, door n enkel
zinnetje (p. 259) duidt Mauriac aan, wat een stem
hem nl. aldoor zeide, terwijl hij dit werk conci
pieerde: dat de mensen, zoolang de genade hem
niet redt, in gebrokenheid leeft, dat hij het wezen
loos slachtoffer blijft van passies die zijn ziel
verteren, zijn lichaam invreten. Drie hoofdper
sonen waren in hem begonnen te leven, aan wie
hij deze wetenschap opnieuw bevestigd zag en
die hij vervolgens gebeeld heeft met de vastheid
en de welbepaaldheid die een levend mensch voor
den beschouwer soms aanneemt als hij zich vóór
dezen plaatst tegen een achtergrond van zee en
water. De beschouwer ziet alle omtrekken onver
biddelijk; onafwijsbaar beseft hij de diepte van
het volume, en meet deze oogenblikkelijk hoewel
nauwkeurig. Zoo ook met Mauriac's Raymond,
den jongeman, den woestaard, toch goed van in
borst ; met dokter Courrèges, zijn vader, liefhebbend
als het te laat is; met Maria Cross, de onderhouden
vrouw", voorwerp van beider liefde. En een krach
tig theaterinstinct, een onfeilbare compositie-tech
niek hebben Mauriac in staat gesteld om, van het
levensbesef uit waarop ik doelde, en niet de
personen die ik noemde met nog andere personen,
die niet minder zichtbaar in hem leefden en hoor
baar in hem spraken een drama te maken,
dat tot nu toe zeker zijn beste werk is, waarin
vooral de ouderdomstragedie van den dokter
met Maria de diepste dingen in ons aanroert, en
dat in zijn geheel, ook door de korte, indruk
wekkende taal, door het vlug maar stevig rhytme,
een schepping van beteekenis is geworden.
Wat de katholiek Mauriac zoo diep gevoeld
heeft: deze liefden zijn ellende; het ouderworden
van het lichaam bij de eeuwige jeugd van het hart.
het is ellende; alleen iu de genade" is heul te
vinden, zal ieder beamen: het woord zelf gebruikt
Mauriac trouwens niet eens, en al denkt hij het
zeker, daarmee beperkt hij de portee van zijn werk
niet, want wat hem genade" is. zal anderen dat
geheimzinnig weten zijn dat hun een opperste en
ten laatste toch ook religieuse berusting ingeeft.
Zoo is dit mooie boek mooi voor een ieder.
Niets ontsiert het dan een moeilijk aanwijsbaar
maar helaas onloochenbaar zelfbehagen dat bij
Mauriac altijd weer om den hoek komt, en een
zekere opzettelijkheid die hem b.v. een niet eens
zoo schitterende woordvondst als un salon
toufféci'"toftes" wel geteld vier keer doet her
halen. Maar stil, daarover wil ik niet langer klagen,
nu hij ditmaal overigens zon goed geslaagd is.
OXTVAXGEX :
J KAN DÏ; S Al \T-Pni x , Lettres i >, i 7?i<,i<t, pré. f ace de
R. Rolland. Brieven van een jeu^dijjen .,^raiui bour
geois" niettemin v< torn i t st revend ^eziiul. (Rietier. 7 fr. >
II. LI. LI:M!;RCII:H, auteur des Lettres d'un sohiat, .\'n/rx
;<,"ï!<>'4: niet een beschouwing o\rer het leven en het
werk van dezen schilder-schrijver d on r André.\\ichel.
(Bert-er-Levraiilt. t> fr. 75).
L. BA/.AI.GKTTI;. Ilenry Tlmraui. Pakkende l)io^rapliie
van den beroemden Amerikaan, d nor den bekwamen
biograaf van Walt XVhitman. (Rieder. X fr. 7f)>.
G. LR.-\i<n, Les VainijUi'iirs. NOL; o\-er den ourlo^.
(X. R. F., 7 fr. 00).
J. L. V-\i DI )\"I;R , Li'^ jildiMrs d'liict', en :
Ci.Arru-: TÏI.I.I I;R. De i' l-'.spd^nc: nieuwe afleveringen
van de collectie ,,Les cahiers de Paris."
Tn. Ru'CAT. l.'hnnufdbli' put'tn' </i' cunipat^m'. Speel! in
Japan. (N. R. F., 7 fr. 51)).
A. Bi:rci.i;H, Ld rille iinnnvnn' (\. R. F., 7 fr. 50)
L. Ti,Licii, Hi^t'Ufi'^ (/c \-dCiincc* (Güllimard, 5 t r.)