De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 17 oktober pagina 15

17 oktober 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2523 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 OP DEN ECONOMISCHEN UITKIJK Drie praeadviezen. Over gebrek aan stof ter bespreking heb ik niet te klagen: de Utrechtsche Jaarbeurs in ver band met vakbeurzen" is een onderwerp, waar over ik wei iets te zeggen heb; voorts vait een en ander op te merken over de voornemens van Minister Kooien ten aanzien der sociale verze kering en over wat wij verder van deze Regeering op economisch gebied te wachten hebben. Maar ik laat dit alles voorloopig zwemmen" (gelijk men in de Tweede Kamer zegt) om nu dan toch eens actueel te zijn. Op 24 October a.s. vergadert de Vereeniging voor de Staathuis houdkunde en de Statistiek ter bespreking van de belangrijke vraag of, voor het herstel van de voortbrenging en beperking van de werkloosheid, verdere verlaging van de arbeidsloonen nood zakelijk is. Drie praeadviezen zijn over die vraag uitgebracht nl. door Dr. Ir. J. Ooudriaan, Mr. L. G. Korten horst en Ir. Cd. F. Stork. Belangwekkend en suggestief in hooge mate zijn ze alle drie, deze beschouwingen. En zeer verschillend in opzet, methode en (ten deele) in conclusies. Laat mij over elk iets in het midden mogen brengen. De heer Ooudriaan heeft een uiterst door wrochte studie geleverd, waarin hij er ernstig naar gestreefd heeft het inderdaad zeer ingewik keld vraagstuk van allerlei kanten te belichten; hij poneert daarbij schier geen enkele stelling zonder te trachten het bewijs daarvoor te leveren, althans hare juistheid te betoogen door statis tische bouwstoffen en grafieken. Hij is wel heel diep doordrongen van de zware verantwoor delijkheid (zwaarder z.i. dan die van den inge nieur of zelfs van den medicus), welke drukt op den econoom, wanneer deze voor of tegen een ingrijpenden maatregel partij kiest. In margine" wil ik hierbij toch even aanteekenen dat zeer zeker een econoom als wetenschappelijk man, ook rm.i terecht, huiverig kan zijn, wanneer hij zich beslist moet uitspreken omtrent een buitengewoon moeilijk vraagstuk en daarbij overweegt hoeveel van de oplossing in dezen of in genen zin afhangt en hoe samengesteld het spel is der factoren, die met de gekozen oplossing samenhangen, hoe onnaspeurlijk de wisselwer kingen zijn en hoezeer wij te kort komen in de volledige kennis van de feiten. Maar de regeerder zal, trots deze bezwaren, moeten kiezen, eene oplossing aan de hand moeten doen, naar zijn beste weten en zijn eerlijke overtuiging. Zijn verantwoordelijkheid zal nog zwaarder wezen dan die van den econoom, want hij zal beslissen en toepassen, de ander slechts partij kiezen en aanbevelen. Doch tot beslissen komt deze praeadvisetir dan ook niet. In rechtstaal zou zijn slotsom kunnen luiden: non liquet": ik vel geen vonnis; de zaak is mij niet duidelijk. Schr. meent, dat men van een acute noodzakelijkheid om de loonen in de nationale" bedrijven te verlagen waar schijnlijk niet", doch van de wenschelijkheid eener geleidelijke verlaging waarschijnlijk wel" kan spreken. En eindigt met een schimpscheut op de staathuishoudkunde." Wij hebben, zoo luidt zijn slotwoord, voor een deel theorieën zonder feiten en voor een ander deel feiten zonder theorieën en daarnaast een statistiek, welker cijfers geen verheldering van de problemen bren gen. Misschien zullen over eenige (tientallen) jaren praeadviseurs d^n tot scherper omlijmde conclusies kunnen komen.... Heet anders de heer Kortenhorst, die wel ook ,,Dr." is maar tevens secretaris der R. Kath. Werkgeversvereeniging; hij wil de vraag vooral van den practischen kant bezien. Maar verwerpt ook de theorie niet, keert zich dadelijk tegen drie groepen: l" van hen, die in het werkloos heidsvraagstuk alleen een loonquaestie zien, 2°der predikers van den klassenstrijd, 3°der voorstanders van de ethische theorie der katho lieke sociologie. Vervolgens gaat hij na wat onder loonsverlaging valt te verstaan en welke factoren de hoogte van het loon bepalen, waarbij een ontleding van die, welke op de productiviteit invloed oefenen, zich aansluit. Ook heeft hij het zijne te zeggen over den verbruiker, den belastingbetaler en de loonpolitiek, over vakbe kwaamheid en behoeften. Over dat alles spreekt Dr. Kortenhorst verstan dige woorden: een ethi sche slagboom" tegen loonsverlaging is z.i. niet aanwezig; de productivi teit ten onzent lijdtonder de onzekerheid, die o.a. de wetgever schept ten aanzien der productievoorwaarden; in die pro ductiviteit ligt de kern van het vraagstuk der loonbeweging; inzonder heid de Nederlandsche nijverheid heeft nog met vele bezwaren te kampen; wenschelijk ware een da ling der kosten voor levensonderhoud en dan eene daarmee samen gaande verlaging van het geldloon; verlaging der productiekosten is een eisch, waaraan eerst ge leidelijk kan worden vol daan; de werkelijke be langentegenstelling is niet tusschen den ondernemer en den arbeider, maar tusschen de in verhou ding te hoog betaalde arbeiders en de rest der bevolking; in het bouw bedrijf en enkele andere worden inderdaad te hooge loonen uitgekeerd; onevenwichtig is ook de belooning van vele over heidsdienaars; op dit ge bied moet zeer stellig naar aanpassing worden gestreefd. Ziedaar enkele grepen uit dit tweede der prae adviezen, waarin geen categorische slotsommen worden gesteld, maar welks doorgaande strek king toch wijst op eene bevestigende beantwoor ding vandegesteldevraag, wat natuurlijk niet zeggen wil da t de loonsverlaging over heel de lijn moet volgen, maar dat de voor waarden moeten geschapen worden,waaronder meer evenwicht in de loonschalen bereikt, de pro ductiviteit verhoogd en eene beperking van de voortbrengingskosten met daling van geldloon verkregen zal kunnen worden. Zoo ongeveer luidt de onuitgesproken slotsom van dezen schrij ver, in wiens verhandeling aan het woord is de man van studie, die tevens (gelijk hij het ergens uitdrukt) ook buiten de studeerkamer de feiten waarneemt. En de heer Stork ten leste? Hij is, gelijk de heer Ooudriaan, Ir." maar geen Dr." als de twee anderen. Vóór en boven alles man van de praktijk. Maar wat hij te berde brengt, is (dan ook) niet alleen in hooge mate practisch" en ter zake, het geeft tevens blijk van rustige over weging, bezonken oordeel en dus ook van ern stige studie", al kwellen hem niet de speculatieve beschouwingen, waarin zijn collega Ir. wel wat al te veel op- (en ten slofte eigenlijk onder-) gaat. Allereerst vestigt deze praeadviseur de aandacht op het feit, dat de loonen na 1914 langzaam, doch gestadig zijn gestegen, daarna abnormaal zijn verhoogd, totdat in 1921/22 de terugslag volgde. Hierbij valt te bedenken, dat over 't geheel onze nijverheid in het oorlogstijdperk achter uitgegaan is; toch stegen de loonen, omdat het levensonderhoud duurder werd en toen die loonstijging algemeen werd, achtte men dit normaal; de tijdelijke bijslagen werden in vaste verhoogingen omgezet en zoo bereikten wij een te hoog loonpeil. Men voorzag (ten onrechte) een periode van grooten, industrieelen bloei. Met die loonsverhooging ging stijging van de bedrijfskosten uit anderen hoofde gepaard en de aïgeineene terugslag bracht in bedenkelijke mate werkloosheid. De na-oorlogs-crisis is nog lang niet voorbij; de algemeene toestand blijft zeer onzeker; verlaging van productiekosten is een dringende eisch. Die verlaging kan verkregen worden door vermindering van kosten nl. van de algemeene onkosten (eenvoudiger beheer), technische ver betering en ruime ren omzet. Schrijver gaat die drie factoren na en wijst in verband daarmede op invloeden, die de kosten doen stijgen en de concurrentie dus verzwaren. Is, zoo zegt hij, aan andere voorwaarden voor rationeele productie voldaan en dan nog geen voldoende verbetering bereikt, dan zal naar loonsverlaging gestreefd moeten worden. Bij dat streven valt te letten op de loonen van werklieden in overheidsdienst, voorts op het loonpeil bijv. in het bouwbedrijf, DIERSTUDIE: WATERVLOO Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Verstijnen De oceanoplaart, een nieuw type watervliegtuig, heeft twee lange rij-organen in den vorm van pooten met geledingen, die drie meter lang zijn. Aan de voeten' zijn drijvers, die met heliumgas gevuld worden. De uitvinder heeft den vorm ontleend aan de watervloo, die zich op hooge pooten met lange sprongen voortbeweegt. Ik, vlieg, doortrapte egoïst, ik ken geen vrees, Ik leg mijn eitjes op het allerfijnste vleesch; Wat kan het mij bommen" of 'k het voedsel doe bederven, Of dat door ziektekiem-verspreiding menschen sterven? Hier zie je nu mijn ware grootte gruwzaam waar Herken, o mensen, ook 't andre.... 't bom-werp-vlieg-gevaar. ook op den loonstandaard inonsomiïngende landen. De leiders der monopolistische bedrijven moeten dit streven steunen; de arbeidsvoorwaarden in die bedrijven zullen zich weer moeten aanpassen aan die van de particuliere nijverheid, maar de aandrang in die richting is nog zeer gering. Toch zullen de verschillen moeten wegvallen en ook de overheid zal den bekwamen vakman beter moeten betalen dan den ongeschoolde. Zal dan, zoo wordt ten slotte gevraagd, door loons verlaging het welvaartspeil onzer arbeidersbe volking beneden redelijke grenzen dalen? Het antwoord luidt dat ook in de ongunstigste parti culiere industrieën de indexcijfers der looneii van H)14 tot 1925 meer zijn gestegen dan die der kosten van eerste levensmiddelen. De K) conclusies, aan dit betoog toegevoegd, behoef ik hier niet te herhalen; zij liggen na het boven staande voor de hand. Laat mij aan dit overzicht nog toevoegen, dat de drie praeadviezen gevolgd worden door heel een reeks statistische bijlagen, door Ir. B. Bölger bijeengebracht. Men ziet het: dit is een heel belangwekkend bundeltje, dat de Vereeniging voor de S. en de S. ons weer heeft bezorgd: veelzijdige en verschil lende beschouwingen over een der gewichtigste problemen, waarvoor we ons geplaatst zien. S M i s s A E R T TABA SIGAREN ZIJN TOOH DE BESTE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl