Historisch Archief 1877-1940
18
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2523
RONDOM DE BIOSCOOPWET
door L. J. J o R D A A N
Wanneer dit artikel verschijnt is 't lot van de
bioscoopwet (óf dat van de bioscoop) misschien
reeds beslist en weet Nederland of 't al dan niet 'n
eind terug is gesmakt op den weg van ontwikkeling
en evolutie. Dat 't niet zonder slag of stoot zou
gaan is in deze kolommen reeds voorspeld ?
maar ook 'n ander vermoeden door ons geuit,
begint zich, helaas, te bevestigen. Wij maakten
in ons vorig artikel de veronderstelling, dat men
zonder eenigen twijfel te wapen zou vliegen tegen
'n brutale knevelwet als de onderhavige met
beroep op de historische individueele vrijheid van
't Nederlandsche volk op de gevaren van verdere
beknotting der geestelijke onafhankelijkheid
op 't weerzinwekkende aplomb eener eigengereide,
tyrannieke minderheid... kortom, op tal van
gronden, ieder voor zich schoon en goed, maar ten
slotte evenzeer geschikt om bij de aanranding
van welke traditie ook dienst te doen. Met
andere woorden men heeft zich, gelijk wij reeds
vreesden, ten opzichte van de cultureele en vooral
van de artistieke beteekenis der film, vrijwel
algemeen, veiliglijk in de ruimte gehouden.
Wij hebben de Kamerverslagen, voorzoover ze
tot heden verschenen, met spanning en aandacht
gevolgd en wij hebben met vreugde gezien, hoe
virtuoos ook deze nieuwe volksvertegenwoordiging
de kunst verstaat om den politieken tegenstander
'n beentje te lichten of 'n hak te zetten. Wij
hebben bovendien tot ons genoegen geconstateerd,
dat de zin voor geestelijke vrijheid nog in ruime
mate bij de heeren voorhanden is en de afkeer
van fanatieke dwingelandij sterk ontwikkeld.
Met speciale voldoening hebben wij gelezen (het
zij hier dankbaar erkend) hoe men de bioscoop in
bescherming heeft genomen en gereinigd van
den stroom van vuil, die er over uitgegoten is"
gelijk een der sprekers zich uitdrukte. Wij hebben
gezien hoe tal van opmerkingen zijn gemaakt
over de practische en technische tekortkomingen
van 't ontwerp alles met Welwillende betui
gingen van goedgezindheid jegens de bioscoop,
.die toch werkelijk zoo kwaad nog niet is, als de
heeren van rechtsch denken. Enfin 't was
roerend van vrindelijkheid en neerbuigendheid.
MaarVat wij gemist hebben is 't hartstochtelijke
geluid van hem, die 'n groot cultureel en artistiek
belang in gevaar ziet, de cn-de-coeur van n,
die iets wat hem lief is, omdat 't de kiem van
waarachtige schoonheid in zich draagt, bedreigd
weet. Want geen sterveling toch, zal dat geluid
meenen te herkennen in 't betoog van den heer
Boon, n.b. de man, die volgens ,,De Telegraaf"
'n philippica" tegen 't wetsontwerp uitsprak
en wiens lof culmineerde in de erkenning, dat de
bioscoop ook zijn goede zijde heeft voor
eenvoudigen van geest, die Wel eens behoefte hebben
aan wat romantiek en ook voor meer ontwikkel
den" (sic !) Noch zal iemand dien klank van
heilige verontwaardiging ontdekken in de rede
\an den heer Bomans, die zoo waarlijk verklaart,
wel eens gesticht te zijn door brave, moraliseerende
films. En zelfs de heer K'eerekoper, die in z'n
appreciatie 't meest positief is, brengt 't niet
verder dan de ietwat vage lof, dat de bioscoop,
mits goed geëxploiteerd, eindeloos goed zal
kunnen doen", een eigenschap, die zij dan met
likdoornpleisters, encyclopedieën en vele andere
nuttige artikelen gemeen heeft.
Men vraagt zich af, dit alles overwegende, hoe
't mogelijk is, dat 'n kunstvorm, die de
Nibelungen" onder haar scheppingen telt, die 'n
"?Caligari", 'n ,,Kean" 't aanzijn heeft gegeven
in de crisis van zijn bestaan verdedigd wordt met
armzalige motieven van betrekkelijke onschade
lijkheid, nuttigheid" en dergelijke. Wat is 't
toch, dat menschen, die geroepen zijn 't bestaan
der cinematografie te verdedigen die met
zooveel woorden verklaren 't geval in studie" te
hebben genomen op 't critieke moment den
mond snoert? Dat hen weerhoudt 't eenige af
doende, 't verlossende Woord te spreken en in de
bres te springen niet voor 'n twijfelachtig
amusement der eenvoudigen van geest" of der
(God helpe ons!) meer ontwikkelden" noch
voor 'n stichtings-apparaat buiten bezwaar der
kerk... maar voor 'n jonge, sterke en oorspronke
lijke kunst? Is 't dan nog zoo buitenissig, zoo
maniakaal om in de film,, Kunst" te zien?Terwijl
wij dit schrijven hebben wij vóór ons eenige scènes
uit De Nibelungen" en bij 't weerzien dezer
prachtige composities die wonderen van kleur,
stemming en atmosfeer zijn wij geneigd ons in
wanhoop en arrenmoede af te vragen: Zijn wij 't
die gek of mateloos bevooroordeeld moeten heeten,
om in deze volmaakte schepping, met vreugde,
echte en groote Schoonheid te zien dan Wel
de verdedigers, die als brave meer-ontwikkelden"
spreken van nette, nuttige uitspanning?
't Is waar: het heeft een Matthijs Vermeulen
jaren van taaien, hardnekkigen strijd gekost
wie weet, misschien zelfs mier om de nieuwe,
Fransche muziek ingang te doen vinden en spot
en miskenning waren langen tijd het loon van
dezen genialen voorvechter. Hoeveel zwaarder
moet 't dan niet vallen de kunst van 't Witte doek
te verdedigen, geboren in de dubbelzinnige variét
sfeer, bezwaard met den ballast van, op platte
Winzucht gebaseerde, minderwaardige overpro
ductie ! Maar zoo goed als men zich heden ten
dage nauwlijks begrijpen kan, hoe 't geciviliseerde
concert-publiek (o, die meer-ontwikkelden) zich
eens schouderophalend en geërgerd afwendden
van den Pelléas" zoo goed zal men zich
eenmaal verbazen over volksvertegenwoordigers,
die de Nibelungen" toelaatbaar ja, waar
achtig zelfs nuttig vonden !
Men zal ons wellicht tegenwerpen, dat de
bestrijders van de bioscoop-wet alleen partij
wilden trekken van concreete, practische argu
menten en 'n ideëel motief als de kunstwaarde
van de film opzettelijk hebben verwaarloosd. Wij
antwoorden hierop, dat, om te beginnen, die
zelfde bestrijders er niet aan gedacht zouden
hebben 't principe van de onaantastbaarheid der
kunst om haar zelfswi! te laten varen, wanneer 't
hier het Tooneel of de Litteratuur had gegolden.
Maar bovendien zijn wij er van overtuigd, dat
men met de absolute kunstwaarde van de film,
niet alleen 't nobelste maar ook 't meest
effectieve strijdmiddel buiten Werking heeft
gesteld.
Zooals de zaken nu staan, zal 't groote, steeds
wassende contingent, dat de film als kunst-uiting
liefheeft en als zoodanig erkend wil zien, zich
moeten vergenoegen met deze tamme, halfbakken
verdediging" waaraan 't krachtige bezielende
geluid ten eenenmalc heeft ontbroken.
In Thorbecke's dagen was kunst geen
regeeringszaak. ... nu is ze 't wel -?helaas !
HET ONTSTAAN DEK AARDE EN DE OORSPRONG
DER MENSCIIHEID. Corso-cinema.
Over deze film kan ik kort zijn: zij is voortreffe
lijk ! Boeiend, interessant, vernuftig en streng
Wetenschappelijk. Men ga haar zien.... 't mag!
de meest volmaakte wagen.
AUTO-CENTRALE - HAARLEM
DE. ZUUNIGE KEUKENMEID.
d()0r A 1. I D A Z E V E N B O O M
Zondagavond is er een fuif geweest. Meneer
schonk champagne. Ik geloof dat ze den dag her
dachten dat ze zes jaar geleden nog niet gescheiden
waren. Zoo wat heb ik meenen op te maken uit wat
ze bij het dessert spiechten.
Een huwelijkje wel !
Ze waren lollig.
Aal, zei meneer, neem ook een glas !
Graag, meneer, zei ik, want alleen vliegen sla
je af.
En ik heb een flesch, die opengetrokken was,
maar niet gebruikt, mee naar mijn kamertje
genomen. Dat komt een mensch toe, vind ik, als er
binnen zoo gezwelgd wordt.
Ik houd anders niet van champagne. Maar deze
was lekker. Meneer Pierre heeft me ook eens cham
pagne laten drinken. Het was ook na afloop van
een fuif. Ik zal het niet licht vergeten. Wij waren
samen alleen in de kamer en mevrouw Zaliger....
Och, wat is dat alles lang geleden....
Hij smaakte lekkeren ik heb er vastop geslapen,
maar erg raar gedroomd.
En mijn wekker heb ik heelemaal niet gehoord.
Ik werd wakker door gebonk op mijn deur.
Aal ! Aal !
? Ja, Mevrouw ! riep ik en draaide me nog eens
om.
Sta op ! Het is negen uur!
In een wip er uit. Waaratje, het was negen uur.
Dat is me nog nooit overkomen, want plicht voor
alles. Maar mijn hoofd was erg zwaar. Van het
droomen, denk ik.
Toen ik in de keuken bij mijn kopje koffie zat en
wat opkikkerde, heb ik die rare droom nog eens
voor me gehaald. Ik zie hem weer goed voor me.
U moet namelijk weten dat ik gedroomd heb
van de slang van dominee Geelkerken. Ik zag hem
duidelijk over mijn arm kruipen, zoo dik als
mijn arm.... Net een vette paling, maar met een
paar vurige oogen in .zijn kop. Ik vond hem grieze
lig en wou hem wegjagen, maar hij was zoo glad
als een aal. En toch kwam hij me zoo bekend voor.
Dat komt zeker omdat ik zooveel over hem gelezen
heb in de laatste weken. En er is Zondagmorgen
ook over hem gepreekt....
Ga Weg, Satan ! zei ik. Ik hoorde het me zelf
duidelijk zeggen.
Toen ging hij rechtop voor me staan en opende
zijn bek. Ik zie nog zijn gespleten tong. De duivel
heeft ook een gespleten hoef, niet waar? Vreemd
dat op die overeenkomst nog geen enkele van de
dominees gewezen heeft.
Dochter Eva's, zei de slang, gij zijt een groote
zondaresse....
Ik ging rechtop zitten en kreeg het benauwd....
Ik wou schreeuwen en kon niet. De slang had mijn
tong betooverd want ik voelde dat die zoo zwaar
als lood in mijn mond lag. Het angstzweet stond
op mijn voorhoofd en ik wou wat drinken, maar de
flesch was leeg.
Een groote zondaresse, zei de slang weer,
want ook gij hebt gebeten in den appel. . . .
Ik kwam een beetje tot mijn positieven, want wij
kwamen nu op bekend terrein.
Slang, fluisterde ik, om hem af te leiden,
dus is het toch waar dat u spreekt?
Is er ooit n vrouw niet bezweken voor de
verlokkingen van de stem? vroeg hij.
Ik knikte.... Meneer Pierre heeft nu nog een
zachte, fluweelen stem....
De zonde dringt het eeist het oor van de
vrouw binnen, vervolgde hij.
Ook dat is waar. Maar ik draag, zoodra de r in
de maand is, watjes in mijn ooren, g lukkig,en ik
voelde naar mijn watjes.
Laat zitten, zei de slang, die dacht dat ik
ze er uit wou doen.
Maar als ik u een vraag mag doen, slang,
zei ik ik was nu weer heelemaal kalm - in
welke taal hebt u Eva aangesproken?
Ik zag dat de slang die vraag niet verwacht had.
-- Wat bedoelt ge, zondaresse? vroeg hij en
zijn oogen werden groen.
U spreekt nu Hollandsch, /.ei ik en als ik
goed hoor, met een Amsterdamsch accent mijn
nicht, die met een aardappelenkoopman uit de
Haarlemmer Houttuinen getrouwd is, spreekt net
als u maar wat sprak u in 't Paradijs voor een
taal?
? Het is heel lang geleden zei de slang, en hij
dacht na.
-?- ik sprak de taal van den duivel, zei hij ein
delijk. Dat is nog al glad.
Dat klopt met wat de dominees zeggen, zei ik,
maar wat voor taal sprak de duivel?
De slang krabde in gedachten zijn kop,datzag ik.
Met andere woorden, zei hij, in welke taal
converseerden Adam en Eva met elkaar. . . .
In het Hebreeuwsch? vroeg ik.
Hij schudde zijn hoofd.
Dat is geen christen-taal, zei hij. En
oudGrieksch was het ook niet. Griekenland bestond
toen nog niet. . . . Heeft er nooit een dominee over
geschreven?
Niet, dat ik weet, zei ik.
? Vreemd, zei hij. Als er maar eentje over
geschreven had, hadden we houvast.... Heeft
zelfs doctor Abraham Kuyper niet?....
Champagne maakt helder" zei meneer Pierre
altijd en ik kreeg een helder oogenblik.
Slang, zei ik en ik schrok er eigenlijk van,dat
ik al zoo familiaar met hem was, maar dat is het
altijd met de zonde: het laatste glas smaakt altijd
lekkerder dan het eerste, slang, zei ik, was je niet
een O.istersche slang?
Hij knikte.
En spreken ze in 't Oosten niet veel met hun
handen?
Hij knikte weer.
Dan zijn we er, zei ik. U heeft tegen Eva
met uw handen gesproken ! Toen begon Mevrouw
net op de deur te bonken en werd ik wakker....