De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 17 oktober pagina 5

17 oktober 1925 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2523 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND OVER HET ONDERZOEK VAN MELK door Dr. A. v. R A A L T E. De controle op de aan het publiek te leveren melk bedoelt niet alleen vervalsching tegen te gaan en de aflevering van melk van deugdelijke samen stelling te bevorderen, zij heeft eveneens tot taak het in consumptie brengen van melk, die voor de gezondheid schadelijk kan zijn, te beletten. Vandaar dat naast het onderzoek naar de samen stelling van de melk een onderzoek wordt verricht naar den toestand, waarin de melk zich bevindt. De melk kan zich in ondeugdelijken toestand bevinden door tweeërlei oorzaak, n.l. doordat de koe ziek is en doordat de melkwinning op onzinde lijke wijze geschiedt. Onzindelijkheid bij de melkwinning blijkt uit het voorkomen in de melk van vuil" uit den stal en van de handen en de kleeren der melkers en uit de aanwezigheid van een zeer groot aantal bac teriën. De aanwezigheid van z.g. zwevend vuil" wordt het best aangetoond door een bepaalde hoeveelheid melk te filtreeren door een klein schijfje watten. Hierop blijft het aanwezige vuil liggen en het watje wordt dan vergeleken meteen vijftal van dergelijke watjes, die van l tot 5 zijn genummerd en wier oppervlakte een ander beeld vertoont, naarmate de melk schoon is", sporen vuil bevat", duide lijk vuii", vuil" of zeer vuil" is. Het bepalen van het aantal bacteriën, dat in l cM3. melk voorkomt, is een tijdroovende bezig heid. Vandaar dat dit alleen geschiedt als daarvoor bepaalde redenen zijn, b.v. bij het onderzoek van gepasteuriseerde melk, die niet meer dan 25000 bacteriën per c.M3. mag bevatten en bij modelmelk, die hoogstens 50000 bacteriën in n cM3. mag hebben. Bij het dagelijksch onderzoek van melk wordt het aantal bacteriën geschat en wel op twee wijzen: de eenc is de directe beschouwing van een druppel melk, na indrogen en kleuren, onder het micros coop, de andere berust op het feit, dat zeer vele melkbacteriën eene zwakke oplossing van methyleenhlauw ontkleuren. De eerste, de microscopische methode, kan slechts door een geroutineerd onderzoeker ge schieden. Het beeld, dat hij in de microscoop ziet, geeft hem een indruk van de mindere of meerdere reinheid van de melk. De andere methode is veel meer objectief. Bij 15 cM3. melk wordt een weinig methyleenblauwonlossing gedaan en het mengsel wordt dan in een broedstoof bij 37 gr. C. bewaard. Elk uur wordt de kleur waargenomen en van ?elk monster wordt genoteerd, binnen hoeveel uur du blauwe kleur verdwijnt. Ontkleuring binnen 2 uur wijst hierbij op de aanwezigheid van zooveel bacteriën, dat de melk nis ongeschikt voor de consumptie moet worden beschouwd; ontkleuring na 2 uur wijst op een bacteriëngehalte van ongeveer l millioen per cM3. De meeste in Amsterdam verkochte versche melk wordt eerst na 4 uren ontkleurd en bevat ongeveer een half millioen bacteriën per cM3, terwijl zeer zindelijk gewonnen melk de kleur eerst na 6 en meer uren bleekt en nog minder bacteriën bevat. Van de melk moet voorts Worden nagegaan of ze afkomstig is van dieren, die lijden aan uier ontsteking, die dikwijls veroorzaakt wordt door het streptococcus mastitidis" genoemde orga nisme. Om dit te onderzoeken wordt van elk monster melk 10 cM3 in een buisje van Tromsdorff ge centrifugeerd. Dit buisje eindigt in een korte capillair, waarin zicli de bacteriën en de leucocyten bij het centri fugeeren afzetten. Reeds de hoeveelheid van het sediment, de afgezette ieucocyten- en bacteriënmassa, zegt soms, dat de melk geheel of gedeeltelijk van uier zieke dieren afkomstig is. Het microscopisch onderzoek van een spoortje van het sediment, leert ons dan of de mastitidisstreptococcus aanwezig is. Is dit het geval, dan worden in den stal, waaruit de melk afkomstig is, monsters melk genomen, van elke koe afzonderlijk en die aparte monsters worden op dezelfde wijze onderzocht. In het laboratorium wordt op die wijze uitge maakt dikwijls dagen lang eer de afwijking clinisch is te herkennen welke koeien aan uierziekte lijden. De veehouder, onder wiens koeien uierzieke dieren voorkomen, dient nu die koeien door zijn veearts te laten behandelen; door een specifieke behandeling geneest de ziekte in den regel zeer spoedig. De behandelende veearts geeft den Keurings dienst van waren kennis van die behandeling en na een dag of tien wordt de melk van het dier op nieuw onderzocht. Dan blijkt in den regel de ziekte genezen. Is dit niet het geval, dan i be hoort de koe'nog eens te Worden behandeld, soms zelfs een derde maal. Langs dezen weg hoopt de Keuringsdienst de uierziekte langzaam maar zeker uit te roei en ; als de vee houders de nieuw gekochte beesten aanvankelijk apart stallen'en haar melk laten onderzoeken, eer zij ze bij andere koeien in den stal brengen, zal een nieuwe be smetting van hun vee nietlicht voorkomen. Veel moeilijker schijnt de bestrij ding van het af leveren van melk, waarin tuberkelbacillen voorko men. Toch is men te dien aanzien veelal te angstig en men spreekt van hooge per centages van 50 pCt. en meer tuberculeuse koeien bij onze veestapels. Gelukkig zijn lang niet alle koeien, die bij het tuberculineeren positief reageeren, gevaar lijk in dezen zin, dat haar melk gevaren voor de gezondheid van den gebruiker kan opleveren. Slechts de dieren, die lijden aan tuberculose van den uier of die in zeer hooge mate ttiberculetis zijn, moeten voor den gebrui ker van de melk gevaarlijk worden geacht. Volgens Weigmann (Pilzkunde der Milch) be draagt het percentage van zulke koeien hoog stens 0.5. Maar ook de melk van dieren, aan andere vormen van open tuberculose lijdende, kan soms gevaarlijk zijn. Bovendien komt uiertuberculose meer voor in de stapels van de melkveehouders, die hunne dieren door aankoop verkrijgen, dan bij hen, die veefokkers zijn. In de eerstbedoelde stapels zou het percentage 3.6 bedragen. Wij hebben de melk van 480 stallen onderzocht op de aanwezigheid van zuurvaste bacillen en daarbij hebben wij in 12 monsters zulke bacteriën aangetroffen, d.i. in 2.5 pCt. der gevallen. Den veehouders, die op tuberculose verdachte melk afleveren, wordt medegedeeld, dat zij de zieke dieren door een veearts moeten laten op sporen en dat zij die uit hun stapel moeten ver wijderen. Langs dezen weg alleen zal de bestrijding van het afleveren van met tuberkelbacillen besmette melk niet tot blijvende resultaten leiden; hiervoor is een speciale organisatie noodig, die ons ten slotte zal moeten leiden naar een tuberculosevrijen veestapel. Dit is een der motieven het voorkomen van t.b.c.bacteriën in melk die het noodzakelijk maken, de melk voor het gebruik te koken of goed-gepasteuriseerde melk te gebruiken, behalve in die gevallen, waarin men zeker is, dat de melk afkomstig is van een tuberculose-vrijen stal. Het verhitten van melk voor het gebruik is ook noodig ter vermindering van het typhusgevaar; de geleerden mogen het er niet over eens zijn, welk percentage van de typhusgevallen moet worden toegeschreven aan met typhus-bacillen besmette melk, het staat wel vast,'dat het drinken van on gekookte melk menigeen typhus heeft bezorgd. De voornaamste bescherming tegen het over brengen van typhus door melk ligt in zorgvuldige pasteurisatie van de melk, of in het koken van de melk in het gezin. Daarnaast staat de stelselmatige bestrijding HET PACT Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer" door Jordaan HET PAKT! van de typhus door de afdeeling Volksgezondheid van den em. Geneeskundigen- en Gezondheids dienst. Tegen het gevaar, dat de melk bij de verspreiding van typhus kan opleveren, worden tal van maat regelen genomen. Indien op een boerderij typhus voorkomt, mag de melk niet in consumptie worden gebracht ; ook indien er hij een veehouder een bacillendrager werkzaam is, mag de melk niet in consumptie komen. De moeilijkheid schuilt hierin, dat niet alle typhusgevallen als zoodanig worden herkend en dat de aanwezigheid van den bacillendrager helaas slechts blijkt, als hij zich, onbewust, heeft schu ldig gemaakt aan besmetting van een aantal klanten. Door epidemiologisch onderzoek van de ziekte gevallen wordt dan het spoor gevonden, dat naar een typhuslijder of een bacillendrager leidt en is deze eenmaal ontdekt, dan kan men door de uit zijn omgeving afkomstige melk te verhitten de verdere besmetting uit die bron voorkomen. Zoodra aan de veehouders en hunne medewer kers de verplichting zal zijn opgelegd, aangifte te doen van alle ziektegevallen, die op typhus ge lijken, zal -?- daar de patiënt in de eerste dagen voor zijn omgeving niet gevaarlijk is - het gevaar voor typhusoverbrenging door melk in zeer belang rijke mate verminderen. Door behoorlijke watervoorziening en door afvoer van de faecaliën, anders dan in den sloot, kan ook veel worden gedaan om het typhusgevaar tot een minimum terug te brengen. Zoolang niet al die maatregelen zijn genomen, blijft het wenschelijk alle melk, die afkomstig is uit gebieden, waar de typhus endemisch is, door verhitting onschadelijk te maken. Daar het publiek niet weet, uit welke streek zijn melk komt, dient het dus de melk zelf te koken. Slechts melk, die onder zeer bijzondere waar borgen wordt verkregen, kan straffeloos rauw worden genuttigd. Uit dit alles blijkt wel, dat naast een regelmatig liygiënisch-bacteriologisch onderzoek van melk, nog veel noodig is, om het uitnemende voedsel, dat melk is, onder alle omstandigheden tot een gevaarloos levensmiddel te maken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl