Historisch Archief 1877-1940
No. 2524
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
DE NEDERLANDSCHE TOONKUNSTENAARS VEREENIGING OP HET STADHUIS TE UTRECHT, BIJ DE ONTVANGST DOOR HET GEMEENTE BESTUUR
HET MUZIEKFEEST DER N. T. V.
door CONSTANT VAN WESSEM
Een feest is een feest en dan kijkt men niet
alle glaasjes limonade na of ze wel even vol
geschonken zijn. Dit vierdaagsch muziekfeest te
Utree t, dat de Nederlandsche
Tponkunstenaarsvereeniging ter eere van hun 50-jarig bestaan gaf,
heeft voor componeerend, maar ook voor
musiceerenden toehoorend Nederland een groote belangrijk
heid gehad. Het heeft uitmuntend beantwoord,
dunkt mij, aan het doel: het zoeklicht eens te laten
schijnen door het landschap der muziek in Neder
land sinds de laatste jaren.
Men kreeg een panorama te zien met toren
spitsen en lage huisjes. De torens waren zeer
trotsch en de huisjes zeer gemoedelijk. Dat is
immers de waarheid. Dat de trotsche toren
spitsen weinige waren, en de gemoedelijke huisjes
vele, Welnu, dat gaf een natuurgetrouw beeld van
onze componeerkunst in kracht en in zwakte.
Is dat zoo erg? Een land
schap met enkel toren
spitsen is ook niet fraai.
De programma's der vier
concerten gaven elck
wat wils". Die van Pijper
schrokken, vonden op
een andere plaats van
het programma een com
ponist naar hun hart.
Zie, is dat niet een mooi
ding?
Voor mijn eigen gevoel
heeft juist een werk van
Pijper, de fluitsonate,
die op den
kamermuziekmiddag werd gegeven, de
sterkste indruk gemaakt.
Het is een schepping,
die ik na deze tweede
auditie nog meer bewon
der, de individualiteit
is frank en vrij uit de
fluit zelf opgefloten. Het
is een andere fluit, dan
die Debussy en
Diepenbrock bliezen. Het is niet
die van een landschap
faun, een
barbaarschere, doch edel, lenig en
schoon als de bewegin
gen en de sprongen der
dieren. Ik had ook
de grootste bewondering
voor den fluitist Joh. Feltkamp, die een
pianissimo kan blazen, waarin toch alle tonen duidelijk
hoorbaar blijven. Er ontbraken er van de modernen
misschien te veel op deze programma's wij
noemen maar Daniel Ruyneman, Leo Smit,
Iet Stants , maar ook van de ouderen
ontbraken vele namen en het moderne werk van
Pijper (2e symphonie, Heer Halewijn" en de
fluitsonate) en van Dresden (strijkkwartet)
kregen wij tenminste in een superieure uitvoering
door geheel toegewijde en voor hun taak berekende
vertolkers. Het kwartet van Dresden is me, eerlijk
gezegd, wat tegengevallen. Het is een belang
rijk werk, een werk van onzen tijd, doch men
voelt zich te weinig bevredigd bij een knap
heid, die niet de overtuigingskracht van
een zekere stuwing bezit. Het gecentraliseerd
organisme is te veel door studie gegroeid, te weinig
door bezieling. De techniek, zelfs die van een
Strawinsky, is niet veel waard als zij niet met
Strawinsky's oerkracht Wordt gehanteerd en uit
gezonderd het pittige derde deel volgt men dit
werk geïnteresseerd, doch zonder meeleven.
Het is ondoenlijk alles te bespreken wat op
de programma's voorkwam. Wij kunnen ook de
liederen en de improvisation espagnole" van
Oberstadt niet meeleven, doch deze werken zijn
verjaard voor onze belangstelling. Sigtenhorst
Meyer, Schafer, Voormolen, Röntgen, dat zijn
allen knappe componisten, die echter geen van
alle torens bewonen. Waarom zou het leven
altijd streng en ascetisch geleefd worden? Er zijn
gezellige binnenkamers-lampen en als het
warm is en ver" waardeert men een Catharina
van Rennes, een Henriette van Heukelom als de
edele schenksters van verkwikkende dranken.
Een belangrijke avond was ook die van
Dresden's Madrigaalvereeniging, waarop men het
Nederlandsche a capella-lied van Josquin des Pres
tot Willem Pijper kon hooren.
Maar het hoogtepunt werd, natuurlijk, de op
voering van Diepenbrock's Vogels", Deze muziek
bij Aristophanes" nog steeds actueele komedie
(in de dwaasheid veroudert de mensen nimmer,
evenmin als in zijn staatsinstellingen), is mij
bijEEN SCÈNE UIT DE VOGELS"
zonder lief. Het is muziek, die Diepenbrock wel
licht in zijn gelukkigste, onbczwaardste
oogenblikken heeft gevonden en waarin hij de eerlijke
leerling van het vogelconcert in de vrije natuur is
geweest. Hoor die Ouverture ! Het orkest bezit
realistische vogelklanken, zonder realistisch te
zijn. Zij is vermakelijk zonder grove kluchtigheid.
Zij is meeslepend en feestelijk, meer Italiaansch
dan Duitsch (ever, piept Mahler om den hoek)
meer Domzetti dan Wagner.
De opvoering zelf had al het enthousiasme
en prettige dat feitelijk alleen gelegenheid-acteurs
die het zoo bloedig ernstig goed meenen, kunnen
geven en dat op zichzelf al een feestelijkheid is.
Alleen van Tulder, die de hop zong, was met de
planken vertrouwd en zie hij was niet de beste
en zijn opera-zang-allure verstoorde even don
fijnen lyrischen toon van het geheel. Ook de
zegging der verzen door de spelers had veel
voortreffelijks en we mogen misschien wel even
verklappen (omdat in het programma de ver
melding niet duidelijk was), dat de groene
aanvoerster der vogelkoren, die haar verzen zoo mooi
in stijl met de muziek voordroeg, Diepenbrock's
dochter Joanna was.
Verder komt Cornelis met zijn Utrechtsche
Orkest allen lof toe, evenals Balthazar Verhagen
voor zijn natuurgetrouw Grieksch landschap op
het tooneel.
Ik voeg gaarne mijn goed woord er bij voor hen,
die Amsterdam pogen te bewegen voor een her
haling der opvoering ').
CONCERTGEBOUW
Bartok heeft in het Concertgebouw zijn
Rapsodie voor orkest en piano gespeeld, een werk,
dat pianistisch zeer na verwant nog is in opzet
en zeker soort passagewerk aan de Hongaarsche
Rapsodieën van Liszt, terwijl het orkest gepronon
ceerde Richard Strauss-klanken Iaat hooren. Het
is muziek, niet zonder effect, doch voor Bartok's
kunst van minder belang. Zijn danssuite voor
orkest interesseert veel meer als poging een zelf
standige, op de moderne compositie-techniek geba
seerde schepping te geven
van de. opnieuw ont
dekte elementen der
Hongaarsche muziek, een
werk, dat zichzelf aan
den ingang van een nieu
we Hongaarsche school
plaatst en waarvan niet
zonder trots vermeld
staat, dat de folkloris
tisch gerythmeerde melo
dieën eigen melodieën
van den componist (dus
geen ontleende) zijn.
Een belangrijk en kranig
stuk werk, dat door
Monteux met groote
virtuositeit en krachtig
geaccentueerd werd ge
dirigeerd.
Een kranig stuk werk
was ook Monteux' vertol
king van Berlioz sym
phonie fantastique, die
hieraan voorafging, een
werk, dat steeds zijn
eigenaardige bezielende
kracht behoudt, die het
ver boven het romanti
sche geval" verheft en
dat tot de onverwoestbare
meesterwerken der
muziek-literatuur behoort.
Zondagmiddag introdu
ceerde Monteux, de waarlijk onvermoeibare en
ijverige, de Falla's Nuits dans les jardins
d'Espagne" voor piano en orkest met Willem
Andnessen als solist. Een muziek soms don
ker gloeiend als een feest met getemperde
lichten, terwijl de wendingen der dansers glinste
rend worden beschenen door de opvlammingen
van fakkels en vuurwerk, dan weer met vlagen
bewogen als een stoet van schimmen. Andriessen
speelde het werk met doortastende virtuositeit,
handig en slagvaardig en toch ingetogen. Inge
togener dan in de Variations symphoniques"
van Franck, dat me iets' te luidruchtig aan
deed.
Tot slot gaf Monteux Strauss' Don Juan."
Interessant natuurlijk: hoe zou de Franschman
Monteux dit werk dirigeeren? Nu, er werd geweldig
met de sabel gerammeld, dunkt me en het was
ruwer en brutaler dan wij het van Mengelberg
kennen. Monteux gaf geen pardon.
Intusschen is tot deze herhaling besloten.