De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 24 oktober pagina 11

24 oktober 1925 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2524 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 DE NEDERLANDSCHE TOONKUNSTENAARS VEREENIGING OP HET STADHUIS TE UTRECHT, BIJ DE ONTVANGST DOOR HET GEMEENTE BESTUUR HET MUZIEKFEEST DER N. T. V. door CONSTANT VAN WESSEM Een feest is een feest en dan kijkt men niet alle glaasjes limonade na of ze wel even vol geschonken zijn. Dit vierdaagsch muziekfeest te Utree t, dat de Nederlandsche Tponkunstenaarsvereeniging ter eere van hun 50-jarig bestaan gaf, heeft voor componeerend, maar ook voor musiceerenden toehoorend Nederland een groote belangrijk heid gehad. Het heeft uitmuntend beantwoord, dunkt mij, aan het doel: het zoeklicht eens te laten schijnen door het landschap der muziek in Neder land sinds de laatste jaren. Men kreeg een panorama te zien met toren spitsen en lage huisjes. De torens waren zeer trotsch en de huisjes zeer gemoedelijk. Dat is immers de waarheid. Dat de trotsche toren spitsen weinige waren, en de gemoedelijke huisjes vele, Welnu, dat gaf een natuurgetrouw beeld van onze componeerkunst in kracht en in zwakte. Is dat zoo erg? Een land schap met enkel toren spitsen is ook niet fraai. De programma's der vier concerten gaven elck wat wils". Die van Pijper schrokken, vonden op een andere plaats van het programma een com ponist naar hun hart. Zie, is dat niet een mooi ding? Voor mijn eigen gevoel heeft juist een werk van Pijper, de fluitsonate, die op den kamermuziekmiddag werd gegeven, de sterkste indruk gemaakt. Het is een schepping, die ik na deze tweede auditie nog meer bewon der, de individualiteit is frank en vrij uit de fluit zelf opgefloten. Het is een andere fluit, dan die Debussy en Diepenbrock bliezen. Het is niet die van een landschap faun, een barbaarschere, doch edel, lenig en schoon als de bewegin gen en de sprongen der dieren. Ik had ook de grootste bewondering voor den fluitist Joh. Feltkamp, die een pianissimo kan blazen, waarin toch alle tonen duidelijk hoorbaar blijven. Er ontbraken er van de modernen misschien te veel op deze programma's wij noemen maar Daniel Ruyneman, Leo Smit, Iet Stants , maar ook van de ouderen ontbraken vele namen en het moderne werk van Pijper (2e symphonie, Heer Halewijn" en de fluitsonate) en van Dresden (strijkkwartet) kregen wij tenminste in een superieure uitvoering door geheel toegewijde en voor hun taak berekende vertolkers. Het kwartet van Dresden is me, eerlijk gezegd, wat tegengevallen. Het is een belang rijk werk, een werk van onzen tijd, doch men voelt zich te weinig bevredigd bij een knap heid, die niet de overtuigingskracht van een zekere stuwing bezit. Het gecentraliseerd organisme is te veel door studie gegroeid, te weinig door bezieling. De techniek, zelfs die van een Strawinsky, is niet veel waard als zij niet met Strawinsky's oerkracht Wordt gehanteerd en uit gezonderd het pittige derde deel volgt men dit werk geïnteresseerd, doch zonder meeleven. Het is ondoenlijk alles te bespreken wat op de programma's voorkwam. Wij kunnen ook de liederen en de improvisation espagnole" van Oberstadt niet meeleven, doch deze werken zijn verjaard voor onze belangstelling. Sigtenhorst Meyer, Schafer, Voormolen, Röntgen, dat zijn allen knappe componisten, die echter geen van alle torens bewonen. Waarom zou het leven altijd streng en ascetisch geleefd worden? Er zijn gezellige binnenkamers-lampen en als het warm is en ver" waardeert men een Catharina van Rennes, een Henriette van Heukelom als de edele schenksters van verkwikkende dranken. Een belangrijke avond was ook die van Dresden's Madrigaalvereeniging, waarop men het Nederlandsche a capella-lied van Josquin des Pres tot Willem Pijper kon hooren. Maar het hoogtepunt werd, natuurlijk, de op voering van Diepenbrock's Vogels", Deze muziek bij Aristophanes" nog steeds actueele komedie (in de dwaasheid veroudert de mensen nimmer, evenmin als in zijn staatsinstellingen), is mij bijEEN SCÈNE UIT DE VOGELS" zonder lief. Het is muziek, die Diepenbrock wel licht in zijn gelukkigste, onbczwaardste oogenblikken heeft gevonden en waarin hij de eerlijke leerling van het vogelconcert in de vrije natuur is geweest. Hoor die Ouverture ! Het orkest bezit realistische vogelklanken, zonder realistisch te zijn. Zij is vermakelijk zonder grove kluchtigheid. Zij is meeslepend en feestelijk, meer Italiaansch dan Duitsch (ever, piept Mahler om den hoek) meer Domzetti dan Wagner. De opvoering zelf had al het enthousiasme en prettige dat feitelijk alleen gelegenheid-acteurs die het zoo bloedig ernstig goed meenen, kunnen geven en dat op zichzelf al een feestelijkheid is. Alleen van Tulder, die de hop zong, was met de planken vertrouwd en zie hij was niet de beste en zijn opera-zang-allure verstoorde even don fijnen lyrischen toon van het geheel. Ook de zegging der verzen door de spelers had veel voortreffelijks en we mogen misschien wel even verklappen (omdat in het programma de ver melding niet duidelijk was), dat de groene aanvoerster der vogelkoren, die haar verzen zoo mooi in stijl met de muziek voordroeg, Diepenbrock's dochter Joanna was. Verder komt Cornelis met zijn Utrechtsche Orkest allen lof toe, evenals Balthazar Verhagen voor zijn natuurgetrouw Grieksch landschap op het tooneel. Ik voeg gaarne mijn goed woord er bij voor hen, die Amsterdam pogen te bewegen voor een her haling der opvoering '). CONCERTGEBOUW Bartok heeft in het Concertgebouw zijn Rapsodie voor orkest en piano gespeeld, een werk, dat pianistisch zeer na verwant nog is in opzet en zeker soort passagewerk aan de Hongaarsche Rapsodieën van Liszt, terwijl het orkest gepronon ceerde Richard Strauss-klanken Iaat hooren. Het is muziek, niet zonder effect, doch voor Bartok's kunst van minder belang. Zijn danssuite voor orkest interesseert veel meer als poging een zelf standige, op de moderne compositie-techniek geba seerde schepping te geven van de. opnieuw ont dekte elementen der Hongaarsche muziek, een werk, dat zichzelf aan den ingang van een nieu we Hongaarsche school plaatst en waarvan niet zonder trots vermeld staat, dat de folkloris tisch gerythmeerde melo dieën eigen melodieën van den componist (dus geen ontleende) zijn. Een belangrijk en kranig stuk werk, dat door Monteux met groote virtuositeit en krachtig geaccentueerd werd ge dirigeerd. Een kranig stuk werk was ook Monteux' vertol king van Berlioz sym phonie fantastique, die hieraan voorafging, een werk, dat steeds zijn eigenaardige bezielende kracht behoudt, die het ver boven het romanti sche geval" verheft en dat tot de onverwoestbare meesterwerken der muziek-literatuur behoort. Zondagmiddag introdu ceerde Monteux, de waarlijk onvermoeibare en ijverige, de Falla's Nuits dans les jardins d'Espagne" voor piano en orkest met Willem Andnessen als solist. Een muziek soms don ker gloeiend als een feest met getemperde lichten, terwijl de wendingen der dansers glinste rend worden beschenen door de opvlammingen van fakkels en vuurwerk, dan weer met vlagen bewogen als een stoet van schimmen. Andriessen speelde het werk met doortastende virtuositeit, handig en slagvaardig en toch ingetogen. Inge togener dan in de Variations symphoniques" van Franck, dat me iets' te luidruchtig aan deed. Tot slot gaf Monteux Strauss' Don Juan." Interessant natuurlijk: hoe zou de Franschman Monteux dit werk dirigeeren? Nu, er werd geweldig met de sabel gerammeld, dunkt me en het was ruwer en brutaler dan wij het van Mengelberg kennen. Monteux gaf geen pardon. Intusschen is tot deze herhaling besloten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl