Historisch Archief 1877-1940
16
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2524
f
r
NASPORINGEN
OMTRENT VINCENT VAN GOGH
door Mr. BENNO J. STOKVIS
Een onderzoek aangaande hetgeen thans
ruim dertig jaar na des kunstenaars dood in zijn
geboortestreek aan overleveringen zijn persoon
betreffende nog te vinden zoude zijn, leverde de
hieronder medegedeelde resultaten op. .Zonder
mij aan onkieschheid ten opzichte van de nog
levende verwanten van den schilder te willen
schuldig maken, heb ik naar een zoo objectief
mogelijke weergave van het vernomene gestreefd.
BREDA. In 1885 heeft Vincent te Nuenen
zijn atelier gehad bij den koster der Katholieke
kerk. Tenslotte ontstond er tusschen den pastoor
en hem ongenoegen (men zie de Brieven" aan
Theo, Dl. II, pag. 536) en Vincent vertrok naar
Antwerpen, zijn werk bijna geheel in het atelier
achterlatend. In verband met Ds. van Goghs
dood, verliet Mevrouw van Gogh-Carbentus in
1886 Nuenen en vestigde zich te Breda. Vincents
arbeid werd in kisten gepakt en met den inboedel
der familie bij een timmerman in die stad ter
bewaring gegeven. De inboedel werd later terug
gehaald, doch de kisten zijn achtergelaten, niet
zooals Mevrouw Van Oogh?Bonger (Inleiding
Brieven", pag XLV) zegt, doordat ze vergeten
werden, doch opzettelijk, omdat men ontdekt had,
dat de houtworm erin gekomen was. De timmer
man heeft daarna het hout der kisten voor andere
doeleinden gebruikt, en wat zij bevatten aan een
uitdrager overgedaan.
Meer dan dit was mij niet bekend geworden.
Het was nu mijn doel, timmerman en uitdrager
op te speuren, ten einde van hen te vernemen wat
er met Vincents arbeid gebeurd was. Inderdaad
gelukte het mij den gezochten
tweedehandshandelaar te vinden. Het was de heer J. C.
Couvreur, die tezamen met zijn broeder M. Couvreur
de schilderijen verleurd had. Op een dag in het
jaar 1903 kwamen zij bij timmerman Schrauer
om oud koper op te koopen. Schrauer wilde dit
wel voor een rijksdaalder van de hand doen, mits
de Couvreurs een stapel teekenwerk (?dien rom
mel") medenamen. Schrauer ontving hiervoor
dus geen cent. De Couvreurs brachten een wagen
hoog opgeladen met Van Gogh-stukken thuis,
en het heele zaakje werd zoolang in den kelder
gedeponeerd. Omstreeks honderd krijtteekeningen,
werden als waardeloos beschouwd, verscheurd.
Sommige groote doeken zijn aan een
voddenmagazijn naar Tilburg verkocht. Couvreurs vrouw
wenschte niet dat haar man naaktteekeningen
in huis hield en deze werden derhalve weggeworpen.
Rotterdamsche kooplieden,die Couvreur bezochten,
zeiden dat de schilderijen niets" waren. De man
spijkerde tenslotte eenige doeken aan zijn handkar,
vulde die met zijn aanwinsten en ging ermee de
markt op. Hij verkocht tegen vijf cent of een
dubbeltje het stuk, schilderijtjes en teekeningen
door elkander. Veel boeren en boerinnen werden
koopers. Op het laatst kwam er een heer(Mouwen),
die alles wat restte voor een gulden nam. Het
schijnt dat de bekende H. P. Bremmer deze
naderhand uitgebreide verzameling van Mouwen
onder oogen kreeg en er voor de Collectie Kröller
belangrijke aankoopen uit deed. In opdracht
van Mouwen, die met deze zaak veel had verdiend,
gingen de Couvreurs bij de menschen aan wie zij
stukken verkocht hadden, deze terugkoopen. Hun
eigen laatste doek stonden zij af voor ?90; drie
weken daarna zagen zij het als in een veiling voor
vier duizend gegaan. Naar schatting hebben de
Couvreurs in handen gehad: zestig schilderijen
op raam, honderd en vijftig losse doeken, twee
portefeuilles met omstreeks tachtig
penteekeningen, en honderd a tweehonderd krijtteekeningen.
De volgende historische anecdoten werden
mij nog medegedeeld. Couvreur schonk een aantal
schilderijtjes aan een bevrienden caféhouder:
bezoekers, die meerdere potjes bierdronken, kregen
er dan n als souvenir mee. Een ander verhaal:
timmerman Schrauer had een partijtje van dertien
doeken op raam aan een dame van zijn kennis
cadeau gegeven. Deze had ze voor de openingen
in de wanden van haar prieel gespijkerd. De stuk
ken waren dus aan weer en wind blootgesteld.
Tegen een prijs van honderd gulden bemachtigde
Couvreur de verzameling en verkocht ze voor
driehonderd aan Mouwen.
ZUNDERT. In 1849 werd Ds. van Gogh,Vincents
vader te Zundert beroepen; hij bleef daar ruim
twintig jaar predikant en te dier plaatse is op
30 Mei 1853 de schilder geboren. Treffend is de
achting en toegenegenheid, welke bij Katholiek
en Protestant Ds. van Gogh zich hier als elders
heeft weten verwerven.
Vincent wordt algemeen gekarakteriseerd als
een stille jongen; goedhartig, weinig speelsch en
weinig zich met andere kinderen bemoeiend,
voorkomend, medelijdend. Hij had rossig haar
en veel sproeten: het was geene knappe".
Volgens een gewezen dienstbode der fam. Van
Gogh (de Wed. S. Aertsen-Honcoop) was Vincent
kinderachtig en vervelend; hij kreeg veel straf en
was haars inziens de minst aardige der kinderen;
zegsvrouw heeft nooit gedacht dat er iets in
hem zat". Van teekenen is door niemand in
Zundert indertijd iets opgemerkt; alleen J. Fran
ken vertelde mij dat zijn vader, de timmerman soms
gewag maakte van Vincents ambitie voor deze
liefhebberij. Ook Ds. VanGogh schijnt, toen Vincent
16 of 17 jaar was, wel eens over zijn aanleg tot
teekenen zich te hebben uitgelaten. Vincent
kwam veel op de werkplaats bij den ouden
Franken en knutselde daar dan, zeertet 's mans lof.
Van de gebroeders Honcoop vernam ik hoe Vincent
eens door iemand van den trein in Rozendaal
werd gehaald, terwijl hij een groot pak bij zich
droeg; toen nu de ander aanbood hem daarvan
te ontlasten, antwoordde de schilder: Ieder moet
zijn eigen pakje dragen". Dit gezegde, overdrach
telijk opgevat, is in Zundert tot gevleugeld woord
geworden.
Onderzoekingen op de dorpsschool welke Vincent
korten tijd heeft bezocht, bleven vruchteloos, daar
deze school herhaaldelijk verbouwd is en geen
archief bestaat.
Ook de pastorie is sinds het gezin van Ds. Van
Gogh haar bewoonde verbouwd en er is niets meer
dat aan Vincent herinnert. In het archief der
Protestantsche Kerk, waarheen Ds. H. E. Vinkt
mij welwillend geleidde, vonden wij een door
Ds. Van Gogh eigenhandig geschreven referaat
over de geschiedenis der Zundertsche Hervormde
gemeente. Op het kerkhof bevindt zich het graf
van den eersten zoon der familie Van Gogh,
Vincent geheeten (de naam van den schilder is
voluit :Vincent Willem), die, 30 Maart 1852 geboren,
nog in datzelfde jaar stierf.
Te Zundert mocht ik inlichtingen ontvangen,
behalve van de reeds bovenvermelden, van:
Burgemeester Van de Wall, Ch. van Ginneken
(beiden kindervriendjes van Vincent), Mevr. de
Wed. De Bie?van Aalst.
ETTEN?Leur is een klein dorp tusschen Breda
en Roozendaal. Het aantal Protestanten is er
even gering als in Zundert. Als opvolger van Ds.
P. Peaux (de vader der dichteres Augusta Peaux)
kwam Ds. Van Gogh in 1875 uit Helvoirt te
Etten, alwaar hij tot 1882 bleef. Vincent kwam
hier zijn ouders meerdere malen bezoeken, eenmaal
zelfs voor den tijd van ongeveer een jaar.
Veel oude boeren ter plaatse hebben Vincent
gekend, hoewel lang niet allen zich hem herinneren.
Een oude Protestantsche vrouw, gevraagd of zij
wel eens Dominee van Goghs zoon Vincent had
gezien, die geteekend had, zeide mij nadenkend:
geteekend? soms voor de Oost geteekend?"
Vaststaat, dat men in Zundert volkomen op
de hoogte was van Vincents beroemdheid, doch
daarvan in Etten niets afwist.
Vincent kwam veel bij de boeren in huis (naar
het schijnt uitsluitend bijna bij de Protestanten)
om daar te werken. Hij was algemeen gezien, en
zijn arbeid vond bewondering
A. de Graaf is koster geweest ten tijde van Ds.
Van Gogh en was tevens timmerman. Als zoodanig
heeft hij volgens een door Vincent op een stuk
plank gekrabbeld schetsje, voor dezen het boven
vermelde klapstoeltje vervaardigd, dat Vincent
bezigde als hij buitenging schilderen. Ds. Van Gogh
liet zich tegenover De Graaf wel eens uit, dat er
zoo'n buitengewone geest in Vincent zat" en dat
hij hem graag voor dominee had willen opleiden.
Met eenige moeite slaagde ik er in den in de
Brieven" (o.a. I, pag. 255) herhaaldelijk genoem
den Piet Kaujjmann te vinden. Deze was 17 jaar
toen hij voor Vincent poseerde. In de pastorie,
voonl op Zaterdagen teekende Vincent hem dik
wijls: staande met hark of schop (eenige malen ook
als zaaier met een kleed over de schouders afhan
gend). Vincent werkte zeer nauwkeurig en was soms
lang met n stuk bezig, in tegenstelling tot de
latere perioden waarin hij dikwijls 2 of 3 schilde
rijen op een dag acheveerde. Vincent bleef bij
wijlen geheele nachten doorschilderen.
In het bezit van Ds. J. H. L. Dijkman bevindt
zich een door Vincent geteekende kaart van het
Heilige land. Jaren lang hing deze in de consis
torie-kamer, doch zij verbleekte, scheurde en
werd eindelijk afgekeurd. De kaart vertoont niet
Vincents naam. De grenzen zijn met waterverf
flets gekleurd. Rechts onder is een plattegrond
van Jeruzalem opgenomen. De grootte is ongeveer
n bij anderhalve Meter.
In de Brieven" is er voortdurend sprake van,
dat Vincent op 't Heike" (een gehucht nabij
Etten: St.-Willebrord") gaat teekenen. Alle
onderzoekingen daar ter plaatse zijn vruchteloos
gebleven. Niemand herinnert zich Vincent.
Te Etten mocht ik nog inlichtingen ontvangen
door: /. A. Oostcrijck, C. Kerstens.
NUENEN. Van 1882 tot 1885 heeft Ds. Van
Gogh te Nuenen gestaan. Vincent is hier bijna 2
jaar geweest. Hij was er in stilte verloofd met
Mejuffr. Margot Begemann, omstreeks 10 jaar
ouder dan de toen ruim dertigjarige schilder.
Zij moet, naar ik vernam, een fijngevoelige vrouw
zijn geweest, die veel van de natuur en van bloemen
hield. De verhouding tusschen Vincent en zijn
IMPORTEUR
JSTIKKELjfe ALKMAAR
ouders schijnt in die periode veel te wenschen te
hebben overgelaten: hij sprak soms dagen achter
een met niemand en deed dan alles met briefjes af.
Vincents negeeren van iedere conventie was den
deftigen Ds. van Gogh ondragelijk. Van het ge
niale in Vincent is slechts door Theo iets bemerkt.
De wijze waarop men met het in Breda bij Schrauer
geplaatste werk handelde (zie boven) illustreert
dit duidelijk. Ook de lijdensgeschiedenis van
Vincents ateliers te Nuenen.
Bijna lederen morgen zagen de Dames Begemann
(de nichten van Vincents verloofde) Vincent
voor dag en dauw voorbijkomen om bij de boeren
te gaan schilderen. Hij was steeds gelijk gekleed en
droeg een bonte muts. Vincent kon prachtige
boeketten maken.
De wed. Schafrath, vrouw van den koster
bij wien Vincent atelier had, deelde mij mede,
dat Vincent bij hen twee kamers bezat: een
groote en een kleine; in de kleine werkte hij.
De groote hing vol schilderijen; ook op den grond
lagen overal doeken verspreid. In het atelier
stond een boomstam, waarop talrijke vogel
nestjes, waarnaar Vincent studies maakte. Een
boerenjongen, Driek Dekkers (door mij onder
vraagd) zocht ze voor den schilder en krerg vijf
cent per stuk. Bij de Schafraths sliep Vincent
op zolder: hij wilde zich niet verwennen door in
een kamer te slapen. Tot 's avonds laat schilderde
hij bij het licht van een kaars. Voor hij naar bed
ging, placht hij een pijp op te steken. Koffie
drinken maakte hij steeds zelf gereed; hij gebruikte
het middagmaal bij zijn ouders. Vincent was met
zijn werk zeer vrijgevig, doch de meeste menschen
wien hij het aanbood, weigerden het te aanvaarden.
Zijn diverse modellen (bijv. Stien de Groot, in
het huis van wier ouders het schilderij De Aard
appeleters" gemaakt is; Driek Dekkers, e.a.)
hadden hun huis vol Van Goghs kunnen hebben,
doch zij wilden nooit iets aanvaarden.
Nog een punt, waarover ik zoude zwijgen,
indien Vincent zelf het niet in zijn toch reeds
gepubliceerde Brieven" aanroerde, betreft de
omstandigheid, dat in de periode waarin de
schilder veel bij een bepaald boerengezin werkte,
door de dochter aan een buitenechtelijk kind het
leven werd gegeven, ledereen hield Vincent voor
den vader. Het lot schijnt gewild te hebben, dat
dit kind eenigszins rossig was evenals Vincent.
Nog heden zegt men onder het volk in Nuenen
bij het ontmoeten van den thans bijna veertig
jarigen man: Daar gaat Van Gogh!"
De kunstenaar zelf schrijft over deze aangele
genheid: men zag er mij op aan, hoewel ik
het niet was Daar ik er echter geen schuld
aan heb, laten mij de praatjes van dien kant
volkomen koel; zoolang ze me in 't schilderen niet
hinderen, neem ik er geen notitie hoegenaamd van.
Met de boeren waar 't geval gebeurd is ben
ik goed gebleven, en kan er net zoo gerust als
vroeger in huis komen" (Brieven, II, pa,?. 53(5,
539). Er bleek mij na onderzoek geen reden om
aan de waarheid van deze woorden te twijfelen.
EINDHOVEN. In zijn Nuenenschen tijd kwam
Vincent dikwijls naar Eindhoven. Hij ging er om
met een gewezen goudsmid Hermans, een leerlooier
A. Kerssemakers, en den lithograaf D. Gestel. Van
deze drie, allen amateur-schilders, die les ontvangen
hebben van Vincent, leeft alleen nog de heer
Gestel. Hij was zoo welwillend mij een en ander
van zijn herinneringen mede te deelen. Hij ont
moette Vincent het eerst in 1883. toen deze in
zijn drukkerij een steentje kwam koupen om de
Aardappeleters op te lithographceren (cf.
,,Bncven", II, pag. 470). De techniek van het
steenteekenen negeerde hij, volgens den heer (i., vol
komen. Uit is de eenige lithografie welke Vincent
ooit vervaardigd heeft. Vincent placht in den
breede zijn kunstinzichten uiteen te zetten; bleef men
tegenspreken, dan w.ls de vriendschap spoedig
uit. Daarentegen was hij onuitputtelijk in hulp
betoon als je een goede disciple van hem bleekte
zijn". Als je een aardappel goed kunt schilderen,
dan kan "je ook wel een schaap schilderen"
placht Vincent te zeggen.
Voor Hermans, een eigenaardig kunstzinnig man,
heeft Vincent een wanddecoratie bewerkt, be
staande uit (5 voorstellingen uit het boerenleven,
de 4 jaargetijden symboliseerende. (?Brieven", H,
pag 424). De heer' Gestel heeft de door Hermans
met Vincents hulp vervaardigde copieën hiervan
als fries in het behang van een der kamers in Her
mans huis zien prijken.