De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 24 oktober pagina 19

24 oktober 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2524 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 WONDERLIJKE GESCHIEDENISSEN DER STOF door Dr. W. VAN BEMMELEN {met teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door Is. van Mens) VAN HEL TOT HEMEL (Vervolg van No. 2523) Weifelend staat Oovert voor de lijkwade. Hij, zoo vertrouwd met deze omgeving en de sombere lasten, die deze tafel pleegt te dragen, durft thans den doek des doods niet op te lichten. Hij ziet David weer uit de gevangenispoort komen; vóór hem doemt op dat inbleeke gezicht en die oogen, die plotseling in doodschrik zich opensperden bij den aanblik van den valbijl. Hij doorleeft weer die wilde spanne tijds van slechts enkele seconden: het sleuren naar het schavot, het vastbinden, de geestkracht om zich zelf te bedwingen tot het afwachten van het allerlaatste oogenblik voor zijn roep en ten slotte de harde slag, de helroode bloedstraal en de doffe plomp van het vallende hoofd. Maar nu Wenscht de wade met haar leege witheid vergetelheid te brengen. Waarom haar op te lichten en datgene wat voorbijgegaan is opnieuw tot afzichtelijke werkeijkheid^te maken? Ach ! Belachelijke zwakkeling, die ik ben ! ! De proef immers !" En met een ruk trekt hij den doek weg. Hij kijkt?en verstart, starend naar het lichaam, dat in roerlooze stijfheid voor hem ligt. De armen van den dood zijn door den beul vreedzaam over de borst gevouwen, maar bij de schouders eindigt het lijf bot in den akeligen stomp. Daarnaast staat het hoofd. Wasbleek is het gelaat; zwarte,verwarde haren omlijsten het bloedelooze aangezicht; de neergezonken oogleden sluiten zwaar die arme oogen, welke Qovert zich zoo ang stig zag opensperren. Daar liggen ze voor hem: dat lichaam en dat hoofd, te voren vereenigd in het leven, gescheiden thans in den dood. Hij kijkt lang naar het droevige paar, en het aansprekend zegt hij hardop: Arme kerel ! Rampzalige dweper, hier lig je nu ! Wat 'n einde voor 'n mensch, die aan de menschheid het geluk wilde brengen ! Tot dank heeft ze je onder den valbijl gebracht! ? Wat droeg je fier eens dat hoofd op je schouders, toen je, romanticus als je was, door bosch en veld dwaalde ! En nu ! ? Lacie, 't staat naast je lichaam en je moet er mede tevreden zijn, dat ze het tenminste dicht bij je schouders hebben neer gezet !" M'n arme vriend ! Wat niet al wou die onstui mige kop van jou !? Wat wereldomverwerpende en wereldreddende plannen rijpten niet daarin !? maar thans is het stil, doodelijk stil in je hoofd geworden, nu het daar afgesneden neerligt!" Zoo ben je dan toch gekomen, zij het later dan afgesproken was. Je hebt je woord gehouden, David, maar je hulp zal anders worden dan wij ons hadden voorgesteld. Misschien wel veel gewichtiger voor de wetenschap. Maar geld om aan den kost te komen behoef ik je niet als belooning voor je diensten te geven !" Je had toch 'n fijn besneden kop ! Geen wonder, dichter, droomer, dwaler, dweper was je immers !" Wat 'n gedachten zijn er niet door dat hoofd van jou gevloeid, maar David, langs welken weg zijn ze in je brein gekomen?" Is de inspiratie van buiten rechtstreeks je kop binnengevaren, of hebben de indrukken, die van je organen naar je hersens werden geseind, daar innerlijke bronnen geopend?" Oovert zweeg hierop. Het spreken had hem over zijn ontroering heen gebracht, en, nu hij zich zelf weer meester was geworden, zweeg hij en maakte zich gereed tot zijn arbeid. Toen echter zijn instrumenten vóór hem gereed lagen, begon hij te talmen en opende opnieuw de vreemdsoortige conversatie van vragen zonder antwoord. David, heb je mijn roep nog gehoord? Is Olga's naam nog tot je bewustzijn doorgedrongen? Zou ik het sein nog in je hersenbanen kunnen terugvinden?" Wat een allermerkwaardigst experiment toch ! Nog nooit werd er zulk een genomen ! Dat moet mij wel roem geven, vind je niet?" Govert wond zich door z'n eigen woorden op; z'n onderzoekingszucht en zijn ijdelheid ont waakten en bliezen zich snel in hem op. David, geef me je brein, want nooit heeft 'n onderzoeker zulk een hoogstbelangrijk materiaal verworven, als jij me zult kunnen geven ! Man, je zult me beroemd maken!" 't Is of Govert, terwijl hij een zaag grijpt en naar het hoofd toestapt, zijn schroom door spreken wil overwinnen Nauwelijks heeft hij echter een paar passen gedaan of.... plotseling opent het hoofd den mond en schreeuwt hem toe: Terug, afschuwelijke beul ! !" Tegelijk sperren zich de oogen wijd open en staren met Woesten haat Govert aan. Die tuimelt van schrik achteruit en blijft star van ontzetting tegen den wand leunen. Blijf van mij af ! l" roept de kop. ,,Ik wil niet, dat mijn arme hersens in dat wreedaardige snij tuig versneden zullen worden " Snel bewegen zich de bloedelooze lippen; rauw is de stem en de oogen rollen in hun kassen. Laat af vai mij ! Onnoozele dwaas, bekrom pen wezen ! Ik verbied je mij aan te raken ! 't Zijn zotheden, waarvoor je mijn droevig hoofd wilt schenden !" Die honende woorden prikkelen Govert en dringen zijn ontzetting en zijn verbazing weg. Ze beleedigen hem in zijn dierbaarste denken en streven. Zijn trots verheft zich met zijn toorn en hevig roept hij uit: Zwijg jij, dwepende moordenaar!! Wees blij, dat je nog de wetenschap door middel van mijn proefneming moogt dienen ! Dat zal het eenige nut zijn, dat je aan de menschheid bewezen zult hebben, wanneer je voor goed het graf ingaat. Ik zal mij niet door je woorden laten terughouden mijn proef voort te zetten !" En dat zeggende hef t hij de zaag op en stapt opnieuw naar het hoofd. Terug, ellendeling!!" schreeuwt heesch van haat het hoofd. Zwijg ! ! ' dondert Govert. Ik wil en zal je hersens hebben ! !" Blijf van mij at'! ! !" gilt David's kop met rollende oogen. Lichaam, mijn lichaam, help mij, bescherm mij !!" En nauwelijks heeft het hoofd in uitersten nood dien kreet om hulp geslaakt, of Govert ziet tot zijn ontzetting hoe het hoofdelooze lijf zich op richt, van de tafel springt en met gebalde vuisten op hem afkomt. Een dierlijke angst overweldigt hem en hoewel bijna verlamd door afgrijzen, tracht hij toch aan den aanval van het levende lijk te ontkomen. Grijp hem aan ! Maak hem onschadelijk !" roept het hoofd met fonkelende oogen en tegelijk rent het koplooze wezen naar Govert toe en vat hem aan. In doodsangst verweert deze laatste zich en worstelt met David's lichaam; maar de afschu welijkheid van den strijd slaat hem met lamheid en overmeesterdvalt hij neer onder het worstelende lijk. Wurg hem niet! ! !" schreeuwt daarop echter de lijflooze kop, Spaar hem; dood hem niet!" Govert!" zoo roept het hoofd verder als je mij belooft mij niet te zullen schenden, zal ik mijn lichaam terug roepen." Ik beloof het je !" hijgt de overwonnene met half verstikte stem, kapot als hij is door schrik en afgrijzen. Beloof je het mij heilig?" Ja, heilig." en Govert perst de woorden met moeite uit. Welaan! Ik wil je gelooven. Laat hem dan nu los, jij, mijn dapper lichaam. Dank vóór je diensten." Inderdaad laat de gruwelijke greep van de doode en niettemin zoo levende handen los, het lijf verheft zich, stapt van hem vandaan en Govert richt zich op. Hij trilt op zijn beenen en zijn hart klopt hevig. En jfj Govert", vervolgt David's hoofd, maar nu met kalme stem niet alleen wil ik je vergeven, neen, ik wil je zelfs helpen. Helpen om te vinden wat je zoekt." BOUWT IN HET OOSTEPPARK BILTHÖVEN INLICHTINGEN VERSTREKT DE DIRECTIE TELEF.INT.N?653S Al zou je mijn arme hersens ook in nog zoo veel schijfjes snijden en hen beturen in je microscoop met de allersterkste vergrooting, je zoudt toch het geheim niet oplossen, hoe of de gedachten het brein binnentreden." Maar thans kan ik je Wegwijzer zijn. Voor mij is opgeheven de slagboom, die afsluit het enge veld van waarnemen en begrijpen van den levenden mensch." Kom met mij mede naar de wijde velden van de hoogere wereld, waarvan jouw, en nog zoo kort te voren mijn wereld, slechts n enkele door snede is, die door haar enkelheid geen uitzicht toelaat." Wil je met mij medegaan, Govert? zal ik je gids zijn?" Ja, graag", steunt de aangesprokene. Help mij dan weer, jij, mijn braaf corpus ! Kom hier, neem mij op en draag mij in ie handen als een trouw dienaar ! Volg den weg dien ik je zal aanwijzen !" Nauwelijks had David die woorden uitgesproken of Govert zag hoe het lichaam zich omkeerde, naar het hoofd toeging, het zorgvuldig aangreep en oplichtte en met zijn kostbaren last naar hem terugkeerde. Zeg, Govert, herinner ik je niet aan den heiligen Dyonisius? Die ging ook, zijn hoofd in zijn handen dragend, uit wandelen, -r- 't Zal je allicht wat vreemd voorkomen, maar de tocht, dien ik met je wil ondernemen, zal nog vreemder voor je zijn, omdat je 'n levend mensch zijt." Eigenlijk", zoo vervolgde David, zou het volkomen onbegrijpelijk voor je moeten zijn; maar ik zal trachten je den passenden geestelijken bril op je geestelijken neus te zetten." Waarheen moeten we dan gaan? Ik kan toch zóó niet met je op straat komen," zegt met benepen stem Govert, die wel eenigszins gerust is gesteld, maar nog geenszins volkomen. Ha, ha !" lacht luidkeels David, ik merk, dat ik dien nieuwen bril nog niet uit zijn brillenhuisje heb genomen. Naar buiten ! Ha, ha, ha ! ! Ja, wis en drie, naar buiten; naar het buitenste buiten zelfs. Uit jouw wereld, uit jouw ruimte, uit jouw tijd, uit heel de engheid van jouw en voor kort ook mijn levenswereldje !" Ga mee Govert! Je doet den stap al, zonder dat je het weet, en terwijl je voor je zelf de levende mensch blijft. Zie, daar is voor jou al geen kamer, geen laboratorium, geen stad en geen land meer!" En, inderdaad, Govert zag niet meer om zich heen instrumenten noch muren, maar hij zag zich loopen naast den zonderlingen lijfsdienaar, die het hoofd van zijn ouden vriend droeg, wande lend over zonniglichte bergen, hoog boven kleurige dalen. Een stralende hemel overdekte heel het wijdsche tafereel. Om hem heen klaterde het van vallend water: schuimend en spattend sprong het naar beneden, naast en voor hem, in de verte en nabij, overal waar hij keek, in duizenden beken, opspuitend in fonteinen en weer neerzijgend in druppelregens, die samenvloeiden tot blinkende banden en weldra neergutsten in glinsterende vallen. (Slot volgt). Nedorl. Munt Hollmndm *??*? IO omntm mlgmmf

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl