Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
,No. 2524
l
STRIJD OM WAARHEID
door Ds. W. MACKENZIE
Eens ging ik door Amsterdam en zag vele kerken.
Zij hadden allen n symbool: Christus. En zij
stonden allen in dienst van n Evangelie. Toch
droeg iedere kerk haar eigen naam. Ik hoorde wel
dat vele menschen lachten om die verscheidenheid.
De een zeide: Dat is het particularisme van den
Hollander, ieder wil eigenlijk wel een kerk voor
zich alleen. De ander sprak: wat verzwakt het
Christendom toch zichzelf door zijn verdeeldheid.
En een derde was verontwaardigd: het is erger
lijk, dat iedere kerk zich naar Christus noemt
en toch, soms op leven en dood, voor eigen waar
heid strijdt, zoodat men beter spreken kan van
de vijandschap der Christenen dan van de Broeder
schap der Christenen. Ik moest deze menschen wel
wat gelijk geven tot ik opeens merkte dat de
critici onderling in een warm debat waren geraakt
over godsdienst. Toen dacht ik: het is toch geen
wonder, het is zelfs natuurlijk en goed, dat ieder
zijn eigen overtuiging heeft, al staat hij met een
ander op gemeenschappelijken grond. Dat is toch
een teeken van leven. De geest en het leven, dus
ook godsdienst bestaat noodwendig in vormen
??en die kunnen niet alle aan elkaar gelijk zijn,
op straffe van den dood. Menschen en
menschengroepen hebben toch eigen aard en karakter, die
hun levensvorm bepalen, Hoe meer godsdienst
persoonlijk en dus levend eigendom is hoe
meer onderscheid van houding en overtuiging
er zal zijn. Er istochook geen onderlinge gelijkheid
tusschen de takken en de bladeren van een boom,
terwijl zij alle uit denzelfden stam zijn gegroeid.
Het is goed dat er velerlei kerken zijn die zich
toch allen naar Christus noemen.
Maar ik Wilde niet langer slechts langs die kerken
gaan ? ik ging er nu in. De een na de ander
bezocht ik. Toen verwonderde ik mij over vele
dingen. Ik ontmoette bepaald tegengestelde uiter
sten, Van meening zoowel als levenshouding.
Ik zag menschen, die in dezen tijd leefden,
maar anderen die eenige eeuwen geleden leefden,
en toch heden op aarde waren. Ik zag
cultuurmenschen en anti-cultuur-menschen. Ik hoorde
preeken waarin het Christendom leven was,
?tot woord en taal geworden geest, zooals het
Evangelie van Jezus Christus. Ik hoorde ook pree
ken waarin het Christendom als Woord en leer
alleen gegeven werd. Ik hoorde preeken waarin
?de geest en de letter met elkander in strijd waren.
Jk zag zoekende, strijdende menschen en ande
ren die gevonden hadden en verzekerd waren.
Ik bemerkte dat hier het koninkrijk van den
Geest verkondigd werd boven de kerken uit, daar
het koninkrijk Qods gelijk gesteld werd met de
kerk en soms kreeg ik ook wel den indruk dat
de kerk gesteld Werd boven Oods koninkrijk. Hier
Was het alsof reglementen, kerkrecht, de wet het
Evangelie verdrongen hadden daar zag ik het
omgekeerde. Ik ontmoette dominee's, die niet
anders dan dominee's konden zijn, ieder zag het
hen dadelijk aan ik ontmoette ook dominee's
van wie men niet zeggen zou dat zij het waren.
En beiden hadden tot mijn verwondering het
zelfde ambt en droegen denzefden titel.
Ik raakte in de war van al wat ik zag. Droefheid
en blijdschap, ergernis en geestdrift, gingen door
mij heen. Het was mij of ik hier Christus vond en
alsof elders Christus afwezig was. En ik durfde
mij niet afvragen wat Christus wel van deze ver
schillende kerken zou zeggen. Tot ik opeens tot
de ontdekking kwam, dat eigenlijk in iedere kerk
scherper of minder scherp, de tegenstellingen
die ik vond aanwezig waren. Toen dacht ik: in
iedere kerk zal een mengeling zijn van levenden
en dooden godsdienst. Dit ligt niet aan de kerken,
dit ligt aan de menschen. Het menschelijke, het
al te menschelijke blijft ook, waar het heilige
wordt gezocht en gediend.
Maar daar kwam ik bij een kerk, waar ik niet
in kon. Drommen menschen stonden buiten. Ik
vroeg: wacht gij allen om binnen te treden? Ja
zulke waren er maar er waren er ook velen die
niet tot deze kerk behoorden", doch in hevige
gedachtenwisseling waren over wat in die kerk
aan de orde was. Of ik het niet wist? Er Werd
gestreden over de vraag of de slang in het paradijs
gesproken had of niet en dat was toch een bran
dende kwestie. Hebt er niet van gehoord en
gelezen? En vóór ik het wist waren mijn zakken
en mijn handen vol met brochures, artikelen van
couranten, tijdschriften, kerkboden. Toen ging ik
naar huis, denkende dat ik uit al deze lectuur beter
op de hoogte zou komen van het geval" dan uit
opgewonden gesprekken.
Thuis heb ik toen alles gelezen. Het Werd mij
wel eens te machtig maar ik ging toch voort.
Ik wilde weten wat er gaande was. Toen ik alle
strijdgeschriften had doorworsteld, bemerkte ik
opeens dat ik vergeten was, waarover het ging:
het al of niet spreken van de slang in het paradijs.
Dat, had men mij immers gezegd, was de netelige
vraag. Maar ik kon die vraag niet goed meer terug
vinden. Was ze begraven onder de bergen van
woorden? Neen, dat was het niet. Ik ontdekte
dat het eigenlijk in het geheel niet ging om die
slang. Die had weer een nieuwe verleiding op haar
geweten door alle belangstelling tot zich te trekken.
Het ging om iets veel grooters. Hier werd de strijd
op nieuw gestreden tusschen de letter en den geest.
Hier was een kerkelijke strijd met een uitgangs
punt maar die ver daarboven uitging en veel
dieper grond had dan het scheen. De geschiedenis
herhaalt zich. Mijn gedachten gingen terug tot
den tijd dat de Remonstranten" een verzoek
schrift indienden tot revisie van confessie
ende catechismus", waarvan de bedoeling was
niet afschaffing der belijdenisschriften maar
milder gebruik ervan, waarvan de geest Was
anti-confessionalisme, anti-clericalisrne,
antidogmatisme. Hier vond ik wel niet denzelfden
strijd, maar toch een gelijke.
De geest Wilde hier zich bevrijden van zijn doode
en dood-brengende banden. In den levenden
godsdienst strijdt altijd de geest om zijn be
vrijding. Want godsdienst is leven en geest en
vuur. Hij heeft zijn vormen noodig. Maar die
vormen mogen nooit zijn leven worden, op straffe
van zijn dood.
Terwijl ik zoo dacht, viel het mij in, dat de par
tijen die hier streden, dit wel geen van beiden
met mij eens zouden zijn. Maar ik kon toch niet
nalaten het te zien zpoals ik het zag. Dit was de
achtergrcnd, ten minste de consekwentie van
dien strijd. En ik kreeg opeens een blij gezicht
een uitzicht in de toekomst. Ik zag hoe
Christus zijn Evangelie had gebracht als een
stroom van Gods-leven. Ik zag hemzelf als een
openbaring van den Geest. De menschen kon
den dit alles niet vasthouden en zij wilden het
toch vasthouden. Toen hebben zij dien stroom
afgedamd en zie, hij stond stil. Nu hadden zij opge
sloten en gevangen wat hen dreigde te ontglippen.
En zij hebben Christus' geest willen bewaren
door zijn lichaam tot zich te trekken en als hun
eigendom te beschouwen. Toen dachten zij de waar
heid in handen te hebben.
Maar de dag kwam, dat eerst de een, toen de
ander ontdekte dat levend water stroomen moet
en de geest geen stoffelijke begrenzing voor
immer duldt. Op dien dag Werd het Christen
dom weer levend.
Voor velen is die dag nog niet gekomen. Maar
heden wordt opnieuw in een menschengroep de
strijd gestreden, die tot de vrijheid van den geest,
tot de vrijheid en dus het leven van
hetChristendom leiden kan. Ik zag in de toekomst en ver
heugde mij.
Nu was ik verzoend met het bestaan van vele
kerken die zich naar Christus noemen. Nu was ik
verzoend met den strijd der kerken in eigen huis.
Want ik wist dat het de strijd was orn de bevrijding
van den geest, de strijd om de levende waarheid.
En ik wist dat aan haar het laatste woord was.
Zij zal overwinnen, Wie vermag iets tegen de
waarheid?
Maar aan het eind van mijn peinzen was ik
alle pamfletten die ik had gelezen vergeten, ik
was vergeten den strijd in die eene kerk, ik zag
niet meer toe op een ander. Ik zag mijzelf en ik
zag mijn eigen kerk. En ik wist: ook hier wordt
in andere gedaante gelijke strijd gestreden.
Hij wordt in iedere eerlijke godsdienstige gemeen
schap gestreden en dit moet ook. Want wij zijn
allen gevangenen, die om de vrijheid worstelen.
Wij zijn allen dwalende, zoekende, strijdende
menschen. Maar het gaat om de waarheid en
die zal winnen.
PALESTINA
door J. O R N s T E i N?H o o F i N
Dat het tragische conflict, hetwelk onze tijd te
aanschouwen geeft, dat van den Westerschen Jood
die Europa verlaat om naar Aziëterug te keeren,
dat dit juist in een Hollandschen Jood zoo
praegnant zou doorleefd worden, dat kan geen toeval
zijn.
Denk toch wat het beteekent: het land, het
landschap Waar uw hart aan hangt, de taal waarin
ge denkt, de schilders, de dichters, de
vaderlandsche helden, die geheele geest waarin uw ziel
wortelt dat alles af te snijden en op te geven,
niet voor tijdelijk, zooals iemand dis naar Indi
gaat, maar voorgoed, en niet voor uzelf alleen
maar voor uw kinderen, uw geheele nakomeling
schap. Dat moet wel voor een Hollander het aller
ergste zijn. Een Rus, een Russische Jood
ach, die neemt Tolstoi en Dostojewski in zijn zak
mede, en is dan niet meer en niet minder in Pales
tina thuis dan elke Rus overal ter wereld is.
Een Duitsche Jood, die rnag toch in
Duitschland maar voor spek en boonen meedoen, en die
BOOTMOTOREN - MOTORBOOTEN
Bingham & Lugt - Slepersvest l - Rotterdam
is elders, bij alle gemis, toch bovenal bevrijd van
een onwaardigen druk. De Engelsche Jood och,
de Engelsche ziel heeft voor ons gevoel meer af
meting in de breedte dan in de diepte, en hij blijft
dan toch binnen het breede Engelsche Imperium.
Hoe anders voor den Hollander, den Holland
schen Dichter nogwel, die zelve mocht
medescheppen in de fijnste beschaving, de diepste
kunst, die aan het verrukkelijkste landschap
dat hij nergens ter wereld weervindt met
zijn gansche ziel hing want dat deed De
Haan en die dien overgang beging, niet
gematigd, want matigheid kende zijn ziel niet
hij kwam niet na n, twee jaar eens terug om
adem te scheppen, zich langzaam aan de nieuwe
omgeving te'wennen maar hij rukte zich los,
geheel, voorgoed, en in Palestina leefde hij dadelijk
met al de intensiteit die tot zijn wezen behoorde.
Nog versch in 't geheugen ligt ons het felle
einde van zijn leven, dat steeds bitterder en een
zelviger werd, waarin het wrang gemis alles begon
te overstemmen, waarin zijn sterke liefde en haat
steeds verwrongener werden. Uit zijn feuilletons
en zijn verzen, die hij, Hollandsen dichter als hij
was, wel in 't Hollandsch móest schrijven,
in den omgang sprak hij Hebreeuwsch kennen
wij dezen tragischen ontwikkelingsgang. Maar in
het boekje dat voor ons ligt'), en dat niet anders
is dan een bundel feuilletons van Januari 1921,
is hij aan het bittere eind nog niet toe. Hier in
deze beschrijving van een tochtje van Jerusalem
naar het Zuiden, naar Hebron en Berseba,
in een rijtuigje en deels te paard, hier vinden wij
nog de zachte ironie en de verteedering voor alle
lieve kleine dingen en voor de lieve ezeltjes en de
kinderen, die zijn eigen wezen zijn. En het feilloos
zuivere zien en voelen van atmosfeer en land
schap, dat hij uit Holland heeft medegebracht.
En dan het meesterschap over de woorden en
hun rhythme, dat de vrucht is van zijn door scherp
denken en fijn proeven geoefend kunstenaarschap.
Zoo is dan deze bundel een heel bijzondere
winst voor de Hollandsche litteratuur: in welover
wogen, bekoorlijk Hollandsch een beschrijving
van het aan Holland zoo vreemd en toch der
wereld en Holland zoo eigene Bijbelsche landschap,
met de nog altijd Bijbelsche stoffage van kameelen
en tenten en lage bergen. Als een waardig tribuut
aan zijn oude vaderland, aan Holland, mogen wij dit
boekje van den Joodschen kunstenaar zien.
') Palestina", door Jacob Israël de Haan
Em. Querido, Amsterdam.
H. V. te H. Volgens een krantenbericht hebben
de Leidsche studenten twee nieuwe oefenbooten ge
noemd Hugin en Mimi/i, welke namen ontleend
zonden zijn aan de Grieksche mythologie. Is dit
juist? Ik vind die namen niet in Seemann's Mytho
logie der Grieken en Romeinen.
Niet aan de Grieksche mythologie, maar aan
de Noorsche^zijn deze namen ontleend. Hugin
(de gedachte) en Munin (het geheugen) waren
twee raven welke op Odin's schouders zaten als
hij op zijn troon zetelde. Odin zond hen eiken
morgen de wijde wereld in, met spanning wachtend
op hun terugkeer tegen den avond, wanneer zij
hem in het oor fluisterden alles wat zij gezien
hadden en gehoord. Zoo werd hij goed op de hoogte
gehouden van alles wat op aarde gebeurde.
OL.DO