De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 31 oktober pagina 15

31 oktober 1925 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

fjTT No. 2525 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 Op den Economischen Uitkijk De sociale "verzekering. Het zal belangwekkend wezen, Mr. Kooien, na Mr. Aalberse, aan het werk te zien, aan het groote werk der herziening van onze sociale ver zekering, allereerst aan dat der wijziging van de Ziektewet. Dat dit groote werk niet door Mr. Aalberse is tot stand gebracht, moet voor hem persoonlijk eene groote teleurstelling zijn geweest; dat doel stond hem immers voor oogen, toen hij n 1922 zich er voor liet vinden, aan het hoofd van zijn departement te blijven. Hij had uitgerekend, dat hij deze taak in de drie jaren tusschen 1922 en 1925 zou kunnen Volvoeren. Maar daar is, gelijk wij gezien hebben, niets van gekomen; hij heeft het niet verder gebracht dan tot de indiening bij de Tweede Kamer van een ontwerp Ongevallen- en Ziekteverzekering op een zóó laat tijdstip (in 1925!), dat over die voordracht zelfs geen Voorloopig Verslag is uitgebracht. »*?», tOver de wijze, waarop Mr. Aalberse zijn"taak had aangevat, heb ik hier herhaaldelijk geschreven; het gewicht van de zaak rechtvaardigde zeker onze voortdurende belangstelling. De voornaamste fout en oorzaak der mislukking blijf ik hierin zien, ?dat deze Minister wel het vage voornemen had, onze sociale verzekering te herzien, maar niet had het vaste plan, niet de lijn had getrokken, waar langs hij gaan zou. En dus vroeg en aanvaardde hij raad, was ontvankelijk voor verschillende Wenken, overlegde met dezen en genen om eindelijk uit de veelheid van mogelijkheden een keus te doen toen het te laat was om de zaak af te werken. Maar de geschiedenis van deze mislukking ? hoe gewichtig die mislukking pp zichzelf ook is, want drie jaar zijn, waarschijnlijk wel geheel, teloor gegaan die geschiedenis heeft toch enkel maar wat men noemt historisch belang", tenzij misschien ook dit practische: dat zij den nieuwen man, Mr. Kooien, kan leeren, hoe hij het niet moet aanleggen. Hij heeft, als Kamer-voorzitter, die geschiedenis van zeer nabij gevolgd en de daaruit te putten les zal hij zich zeker wel ter harte hebben genomen, voor zoover hij zulk eene les nog noodig had ! Mr. Kooien is ten opzichte van dit werk een nieuwe man in dezen zin, dat men van hem niet (althans mij bekende) verklaringen vernomen had over de richting, waarin hij de herziening ter hand dacht te nemen, wanneer hij zelf daartoe geroepen zou worden; hij heeft dus eene schoone lei". Maar hij staat overigens niet vreemd tegenover het moeilijke vraagstuk, doordat hij in den Centralen Raad van Beroep voor de Ongevallenver zekering jarenlang tot het nemen van allerlei be slissingen in zake de theorie en de praktijk heeft medegewerkt. En in dat opzicht kan men van hem zeggen, dat hij eene goede school heeft doorloopen. En nu ligt dus dit werk voor hem en de vraag waarop men met spanning het antwoord tegemoet ziet, is: what stiall hèdo witti ff? Welken kant zal hij uitgaan? De Troonrede heeft eene duidelijke aanwijzing gegeven, dat voorshands niet eene algeheele her ziening van onze sociale verzekering op het pro gramma dezer Regeering staat en ook eene duide lijke aanwijzing omtrent de richting, die bij het volvoeren van de beperkte taak zal worden gevolgd. Invoering der Ziektewet, nadat deze gewijzigd is, óók in dezen zin, dat meer ruimte Wordt gelaten aan hetgeen in de maatschappij is opgekomen, is geboden". In die woorden werd eene positieve en eene negatieve mededeeling gedaan. Negatief beteekent de zinsnede, dat aan de totale herziening voorloopig niet (meer) wordt gedacht, dat in elk geval de wijziging van de Ziektewet voorgaat. Teleurstellend zou dit slechts zijn, indien de Regeering bleek van zins te zijn halverwege te blijven staan. De aankondiging ten jare 1922, dat de herziening onzer sociale ver zekering ter hand werd genomen en dat daarbij naar versobering, bezuiniging en vereenvoudiging zou worden gestreefd, ontmoette allerwegen in stemming (al waren de meerlingen omtrent de Wegen tot dat doel zeer uiteenloopend). Het zou zeer te betreuren zijn, indien de huidige Regeering meende, met eene invoering van de Ziektewet te kunnen volstaan; versobering, bezuiniging en vereenvoudiging blijft (ook) ten aanzien der rege ling van onze sociale verzekering een dringende «isch. Intusschen: wat niet is, kan nog komen. Toch zoude, in de troonrede uitgesproken bij het optreden van een nieuw Kabinet, eenige uitspraak om trent verder reikende voornemens welkom en ook wel geruststellend zijn geweest. Nu die uitspraak * achterwege is gebleven, zal er alle aanleiding zijn om de aangekondigde wijzi ging van de Ziektewet, zoodra zij openbaar ge maakt is, te beschou wen ook uit dit oog punt: of die gewijzigde Ziektewet in het kader van eene over heel de lijn versoberde en ver eenvoudigde organisatie van de sociale verze kering passen zal. In positieven zin heeft de Troonrede ons wel in het algemeen iets Wetenswaardigsgeopenbaard omtrent de lijn der op handen zijnde wijziging van de Ziek tewet. Die wijziging zal ook" daartoe strekken dat mér ruimte wordt gelaten aan hetgeen in de maatschappij is op gekomen". In een zoo weldoordacht stuk als een troonrede heeft elk Woord zijne beteekenis. Ook" duidt natuurlijk aan dat het ruimte laten" enz. niet het eenige zal zijn, maar wat is dan het verdere? Zeker dit, dat de ver binding tusschen Ziektewet en Ongevallenwet op andere wijze zal worden gelegd door Mr. Kooien, dan zij gelegd was door den heer Talma. Dit is een gewichtig onderdeel van het vraagstuk, waaromtrent echter geene enkele aanwijzing tot nu toe is gegeven. Wachten wij dit dus af. Voorts geeft de aangehaalde zinsnede te kennen dat de" Ziektewet zal worden gewijzigd, wat zeggen wil dat Mr. Aalberse's ontwerp niet door zijn opvolger wordt gehandhaafd, maar dat Talma's wet, die in 1913 (!) in het Staatsblad verscheen, herleven zal. Maar herleven zóó, dat zij meer ruimte laat aan Wat in de maatschappij is opgekomen". Hieronder is natuurlijk te verstaan, dat reeds werkende regelingen op het stuk van ziekengeld-uitkeeringen door de wet zullen worden geëerbiedigd en in het Wettelijk stelsel zullen toegelaten worden, voorzoover zij aan zekere in de wet te stellen eischen zullen voldoen. In over eenstemming met deze aankondiging luidde een bericht in de pers, dat de Minister voornemens was ziekenkassen en ziekenfondsen onder zekere voorwaarden in zijne wettelijke organisatie te begrijpen. En niet zoo lang geleden heeft men in de pers kunnen lezen, dat Minister Kooien inlich tingen verlangde omtrent de praktijk van be palingen omtrent toekenning van ziekengeld in collectieve contracten; hij wilde weten, of die bepalingen bevredigend werken. Ook dit wijst in de richting van meer ruimte". Het noodlot van Talma bij zijn Ziektewet (en niet bij die wet alleen) is geweest, dat hij in be ginsel ook wel gevoelde voor wat dr. Kuyper noemde de zelfwerkzaamheid der organen des maatschappelijken levens", maar er niet in is geslaagd, aan dat gevoel in zijn wet(ten) behoor lijke uitdrukking te geven. Dit was daaraan te wijten, dat een ander denkbeeld hem nog meer aantrok: de organisatie van den arbeid": onder des wetgevers leiding moest dearbeid"alsbelangrijke maatschappelijke groep zich in organische verbanden voegen en aldus georganiseerd een ge wichtig en werkzaam aandeel nemen in de praktijk der behartiging van verschillende arbeids"belangen. Zoodanig plaatselijk organisch verband, onder des Wetgevers leiding in het leven geroepen, zoude zijn de voor zeker gebied optredende Raad van Arbeid" (waarboven verschillende verzeke ringsraden zouden staan), een college, dat, samen gesteld uit evenveel werkgevers als werknemers onder aanvoering van een buiten de partijen staanden voorzitter, geacht werd eene vertegen woordiging van den arbeid" te zijn, een college dus, dat door de werkgevers en de werknemers in het ressort werd aangezien als hun instelling, waardoor hun werk door hun mannetjes" Werd gedaan. Dat was wel een fraai theoretisch denkbeeld, dat echter niet verwezenlijkt werd noch kon DIERSTUDIE: DE HAAN Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Versüjnen HET ONDERZOEK NAAR 'T VADERSCHAP Kukeleku! Wat zie ik nu?! Ik mag een eend zijn, als ik 't snap O, onderzoek na 't vaderschap ! CHAR. worden, om de eenvoudige, nuchtere, practische reden, dat (althans in Nederland) werkgevers en arbeiders nu eenmaal op geheel vrijen voet, geheel naar eigen inzicht zich organiseeren willen (als zij voor organisatie iets gevoelen) en dus nooit een door de wet hun opgedrongen verband erkennen als hun" instelling. De Raden van Arbeid zijn dan ook dadelijk beschouwd als (en zijn ook altijd geweest) van buiten af in het leven geroepen bureaux, waarin wel een zeker aantal vertegen woordigers van den arbeid" werden gekozen (met weinig animo !), maar waarin de werkgevers en de arbeiders weinig belang stelden en die meer en meer als ambtelijke bureaux werkten. Talma's denkbeeld om de ziekteverzekering in de eerste plaats op te dragen aan die Raden van Arbeid en daarna ook nog onder strenge eischen de eigen"' instellingen van patroons en arbeiders toe te laten, zoude niet hebben geleid tot eene uitoefening van die verzekering allereerst en allermeest door de rechtstreeksche belanghebben den. Daarom is het maar goed, dat die wet van '13 nooit in werking is getreden. Want indien ar eenige vorm van arbeidersverzekering is, welker eigenaardige behoeften sterk heerwijzen naar de centralisatie in de uitvoering en naar directL'n invloed van de meest daarbij betrokkenen, dan is dat zeker wel de ziekengeld-verzekering. Daarom is het m.i. zeer heugelijk, dat Minister Kooien bij zijn wijziging van de oude wet meer ruimte wil laten aan wat in de maatschappij is opgekomen. Dit is iets, dat wij ook in onze sociale wetten wel gebruiken kunnen: meer ruimte". SM i s s A E R T de meest volmaakte wagen. AUTO-CENTRALE - HAARLEM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl