De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 31 oktober pagina 17

31 oktober 1925 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2525 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 dcor L. J. JORDAAN 'N REUZE-FILM TUSCHINSKY Het Gouden Bed. iezooH Vandaag wil ik eres niet gewichtig doen. Ik wil er de Kunst met 'n groote K" buiten latenen 'n frissche, vroolijke recensie schrij ven in den ouden, beproefden trant. Wat duivel dat eeuwig gezeur over de mis kende film-kunst, overaller lei zwaar-op-de-handsche ar tistieke theorieën gaat de menschen de keel uithangen zegt u nou zelf!! In den beginne was zoo'n scheldpartijtje wel aardig 'n goeie Amsterdammer is nou eenmaal dol op relletjes maar 't moet niet te serieus worden: dan zijn de vlotte, aardige stuk kies toch veel leuker. En bovendien we hebben pas in de Tweede Kamer gehoord, dat 'n rolprent nuttig kan zijn en toelaatbaar en amusant welnu laten we ons daarbij neerleggen en op 'n genoegelijke manier babbelen over 'n film, die al deze goeie eigenschappen in zich vercenigt. De film het Gouden Bed" is, wat je noemt 'n reuze-flimüDaar heb je in de eerste plaats de titel echt Amerikaansch-verlakkeratief: wat 'n visioenen roept zij op, zonder dat de strengste censor er iets op kan aanmerken 't gouden bed! Klinkt dat effen intiem en weelderig tegelijk, of niet? En 't lollige is, dat er geen onvertogen prentje in voorkomt ja, ja die verduivelde Yankee's weten, wat trekt en nuttig en toelaat baar is. Vies, zegt u? Kom, kom voortaan worden de films niet meer geschreven voor 't publiek, maar voor de censuur en 't zal in de toekomst de kunst (met 'n kleine k) zijn de gewel dige kruienierderij, welke censuur" heet in 't gevlij te komen en toch den man in de straat, zoo heel in 't fatsoenlijke, op te winden. Het Gouden Bed" alzoo, voldoet aan de eerste en hoogste eisch van 'n ordentelijke rolprent: zij is keürig-netjes en zelfs stichtelijk, filosofisch, moraliseerend en symboliek enfin, Mr. Bomans zou er zoo naar toe kunnen kuieren en er (gesteld dat zooiets mogelijks ware) als een ander en beter mensch vandaan komen. Voorts is de regie van De Mille u weet wel de beroemde Cecil B. de Grootste Regisseur van de Wereld ! Dat is nou 'n kerel, die niks middelmatigs kan doen. Gelijk alle genieën haat ie 't middelmatige als de pest: hij zou zich schamen, 'n historische film te maken met minder dan twee duizend figuranten hij zou zich nooit willen vernederen tot 'n reclame met letters, kleiner dan anderhalve meter ja, zelfs wanneer z'n salaris te middelmatig is, toont-ie zich 'n kunstenaar van karakter en gaat heen. Geen wonder, dat zoo'n man van dat gouden bed iets bijzonders maakt niet met allerlei half-gare kunstprincipes maar met stevige, reëele middelen. Zijn regisseurstrouvailles zijn even eenvoudig als duidelijk ze zijn om zoo te zeggen met 'n hooivork aan te voelen. Wanneer-ie wil suggereeren, dat de held 'n eerlijke consciëntieuze vent is, dan laat-ie 't meisje, het meisje begrijpt u? eenvoudig wijzen op 'n reclame-bordje, waarop te lezen staat: My candy is of pure sugar ! Dat is regie, wat? Dat is inventie n duidelijk: de toeschouwer wordt er letterlijk met z'n neus opgeduwd. Zoo is alles even Amerikaansch-reëel, even gezond-materialistisch aan dit werk. Als Grootste Regisseur van de Wereld worden er nou eenmaal grootsche en bijzondere dingen van je verwacht. All right, je bouwt 'n paleis van fondant, met 'n heel inte rieur van suikergoed is dat wat of is dat niks! De grootste stommeling snapt dat dit grootsch" is in de meest letterlijke beteekenis. Ik zeg maar: laat die armzalige Europeanen met hun licht en donker hun compositie hun Psychologie van het Beeldvlak en hoe al die malle aanstellerij meer mag heeten laat ze d'r es aan ruiken ! Verder is er de kostelijke vinding van de spe lende beenen." Geen sterveling begrijpt waarom in 'n scène ('t huwelijk) waar de voeten geenerlei bijzondere of expressieve beteekenis hebben, alleen de onderbecnen der acteurs te zien zijn. Never mind er zijn altijd wel lui, die dat nou juist aardig vinden, geniaal echt iets a la de Mille. Maar afgezien van dit alles u moet die film gaan zien beslist, u moet die film gaan zien ! Want er komen 'n paar actricetjes in voor mmmmm om te stelen. Acteeren kunnen ze geen van beiden maar ik vraag u, wat doet dat er toe in 'n kunst-vorm, die alleen maar nuttig en toelaatbaar hoeft te zijn? 't bennen gewoonweg dotjes wat ik U brom ! U kent ze wel, die echte American Girls eigenlijk kun je 't geen vrouwen noemen, hoogstens 'n goed bedoelde poging ertoe maar ze zijn zoo heel anders dan in 't ordinaire dagelijksche leven; zoo poesmooi zoo gladjes zoo suikerzoet!! Ze zijn, op enkele gerraffineerdheidjes na zoo rein en zoo pure" als de candy van den Held van 't stuk. Want als u scms dacht dat de Amerikaan geen realisme aandurft, dan heeft u 't glad mis. Ziehier 'n held, die fondant-winkelier is. Ze houen daar in Amerika nou eenmaal niet van halve maatre gelen: realistisch goed! Maar dan ook zoo opzettelijk zoo plat-burgerlijk, dat geen mis verstand mogelijk is. Hij is 't type, waaraan de gewone man, zich graag ophijscht 't type, waarvoor in onzen plezierigen tijd druk reclame wordt gemaakt: de gezonde eenvoudige boy heelemaal geen hoogvlieger, maar 'n goeie, pientere kerel... Aan 't begin van 't stuk verkooptie toffee's en aan 't eind van 't stuk verkoopt-ie toffee's zonder geestelijk 'n cent rijker te zijn geworden. Precies zoo gaat 't den toeschouwer: van half acht tot half tien kun je toffee's eten zonder in je rust gestoord te worden. Kortom dit is de ideaal-film voor de amusementsmani akken dit is 't koren op den molen van hen, die de bioscoop goed genoeg vinden voor hun dienst bode. Laat ons dus dit soort films warm aanbe velen laat ons vooral juichen, dat er geen diep gaande zwaarwichtigheden in voorkomen laat ons 't rampzalige beetje idealisme en kunstzin, dat de bioscoopwet nog overgelaten heef t, genoego lijk wegwerken onder deze lekkere zoete taaie fondant. Waarachtig - u moet Het Gouden Bed" gaan zien .... 't is 'n reuze-film ! BLOEMLEZING ('n Parabel) n zekeren tuin groeiden vele schoone bloemen. Er waren er, die bescheiden in 't verborgen bloeiden er waren er, die zich majestueus naar de zon rekten. Sommige kwijnden weg in de weemoedige schoonheid van al wat ondergaat andere straal den in eeuwige jeugd en kracht. Men zag er edele, zeldzame exemplaren naast eenvoudige bizarre en vreemdsoortige naast alledaagsche. Om kort te gaan: 't was 'n bijzonder fraaie tuin en 't eenige wat er aan mankeerde was, dat-ie wat erg op 't Noorden lag maar daarvoor heetteie dan ook de Tuin der Schoone Kunsten. Al deze bloemen nu, werden sinds onheugelijke tijden verzorgd door tal van ervaren tuinlieden.die ieder hun bepaalde soort, tot groote vreugde en tevredenheid der vele wandelaars, koesterden en verzorgden want deze merkwaardige bloemhof was niet alleen 'n mooie, maar ook 'n democra tische tuin. Sinds eenigen tijd echter, was er 'n Oppertuinman gekomen. Niemand had 'em geroepen en niemand begreep eigenlijk waar-ie toe diende. Hij deed niet veel anders, dan met strengen indrukwekkenden blik door den hof kuieren en zich vergewissen, of al die wilde schepselen Gods wel netjes en ordelijk groeiden en als hier of daar 'n bloem in grillige gratie zich boog over de keurig aangeharkte Paden der Openbare Orde en Zede lijkheid, dan hief-ie z'n voet waaraan 'n massale klomp zat op en verijdelde dit booze voornemen door 'n energieken schop. Zoo kuierde hij rond -?indrukwekkend en nutteloos, onvermurwbaar en lastig maar niemand verwonderde zich daar over tenslotte, want hij droeg 'n plaatje met Regeering" op z'n hoed. Op zekeren dag voerde z'n dagelijksche wande ling over 't Pad der O.O. en Z., hem langs 'n afgelegen en verwaarloosden hoek van den Hof der Schoone Kunsten. Geen enkele tuinman be kommerde zich om dit verwilderde stukje grond en 't was, ondanks z'n weidschen naam van Hof der Klein-Kunst niet veel meer dan 'n massa on kruid, parasieten en giftige zwammen. Met onverschilligen, minachtenden blik zag de Deftige neer op deze armzalige wildernis, tot z'n oog viel op 'n nieuwe plant, door God weet welk toeval daar verzeild geraakt, 't Was 'n zeer curieuze plant en op 't eerste gezicht weinig aantrekkelijk. Leelijk en onoogelijk, had haar groei-wijze iets onbeschrijfelijk mechanisch terwijl zij boven dien overdekt was met vele monsterachtige uit wassen. Maar hier en daar ontdekte 't oplettende oog kleine zwellende bloemknoppen en waar achtig, daar was er een opengebarsten en toonde 'n bloem van vreemde verrassende schoonheid. Tal van voorbijgangers bleven stilstaan en spra ken luide hun oordeel uit over de zonderlinge plant. Enkelen meenden, dat zij moest Worden overgebracht op beteren bodem en verzorgd gelijk de andere gewassen in den Hof der Schoone Kunsten immers 'n plant, die zulk 'n schoone bloem had voortgebracht, was zeker waard, dat men haar verder ontwikkelde. Anderen echter zeiden, dat 'n gewas, 'twelk slechts n enkele bloem toonde, hun geen belangstelling inboezemde. De Oppertuinman tenslotte vond, dat zij te dicht bij 't Pad der O.O. en Z. groeide en nadat-ie zich vergewist had, dat geen enkele der tuinlieden voor haar in de bres sprong hief-ie z'n klomp op en verpletterde haar. ?=? Dezer dagen vroeg mij een onzer Eerste-Kanic-rleden, die bij de behandeling der Bioscoopwet in den Senaat aan de debatten wilde deelnemen, waarom ik in godsnaam de film-kunst dorst ie verdedigen met de Nibelungen" als eenig practisch argument. Ja waarom? Compromis Hij was een fijngevoelig man, Hij las in z'n eentje lyriek, En altijd wanneer het avond werd, Dan werd hij melancholiek. Hij liep overdag met een lachend snuit, Was pienter, geestig, kwiek, Kon omgaan met menschen, was goed voor zijn werk. Rondborstig en diplomatiek. Hij had rare dingen gedroomd in zijn jeugd: Een god willen wezen, een Griek; Verkeeren in streken van schoonheid alom. Met klare, verheven muziek. Maar hij had een behoorlijke dosis verstand En koos de getapte tactiek: Hij werd een ontwikkelde handelsman, En vestigde een flinke fabriek. Hij gaf soms grootmoedig den armen wat geld, En gold voor een beetje artistiek", Maar 's avonds, wanneer er een merel floot, Dan werd hij melancholiek. J. VAN TOOREN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl