Historisch Archief 1877-1940
No. 2526
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1925
voor
_ . Onder Hoofdredactie van O. W. KERNKAMP
Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en O. Nolst Trenité. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam
UITGEVERS: VAN HOLKEMA ft WARENDORF
Pr«s per jaargang f 10.- bij vooruitbetaling. Per No. 25 c.nt Advertentiën f 0.75 p. Regel - DIspositiekosten 20 Cent
REDACTIE EN ADMINISTRATIE, KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM
WORDT ER MINDER GELEZEN?
Er worden in de laatste maanden weer pogingen gedaan om de
belangstelling van het publiek te wekken voor het boek". De
Vereeniging van Letterkundigen organiseert tentoonstellingen
van een keurverzameling uit de litteratuur van onzen tijd; be
kende schrijfsters en schrijvers helpen zelf mede tot het goede
doel en houden voordrachten over een litterair onderwerp, of
maken den menschen duidelijk, welk een schat zij ongedolven
laten, zoo er in hunne huiskamer een goed gevulde boekenkast
ontbreekt.
Zooals gewoonlijk het geval is bij bijeenkomsten, waarin voor
een of andere zaak propaganda wordt gemaakt, zullen ook onze
auteurs op deze avonden niet die menschen onder hun gehoor
hebben, die zij het liefst wilden bereiken; wie naar Top Naeff
of Herman Robbers gaan luisteren, wanneer zij over een dergelijk
onderwerp het woord voeren, zullen meestal geen opwekking
meer noodig hebben om boeken te lezen, misschien nog wel om
er ook enkele te koopen.
Uit het feit, dat er reclame moet worden gemaakt voor het
boek", zou men afleiden, dat er tegenwoordig minder gelezen
wordt dan vroeger.
Maar je aarzelt even om die conclusie te aanvaarden, wanneer
je bedenkt, hoeveel er tegenwoordig aan boeken en tijdschriften
en week- en dagbladen wordt geproduceerd.
Een veertigtal jaren geleden was er minder embarras de choix.
Als je toen De Gids en De Nieuwe Gids laast, bleef je al aardig
op de hoogte van je tijd; het eenige geïllustreerde algemeene
weekblad was toen Eigen Haard; en het aantal couranten, dat
er verscheen, was nog niet zoo fabelachtig groot als tegenwoordig.
In onze dagen heeft elke richting op litterair of politiek of sociaal
gebied haar eigen maandblad, wemelt het bovendien van tijd
schriften, die een speciaal vakterrein bestrijken, en zijn de geïllus
treerde weekbladen, van allerlei gehalte en gading, niet meer te
tellen.
Het aantal tijdschriften en weekbladen, die door iedereen
gelezen worden, is er zeker niet grooter op geworden; maar de
kring van menschen, die geregeld een of ander periodiek lezen,
zal wel veel uitgebreider zijn.
Het is er echter dikwijls ook lectuur naar, die zij onder de oogen
krijgen ! en het is er ook lezen" naar ! Soms zou je verlangen
naar een dictator, die een eind maakte aan de verschijning van
allerlei vodden, waardoor het moreele en cultureele peil naar
beneden wordt gehaald, en de volwassenen dwong tot het volgen
van een cursus in de ware kunst van lezen.
Als er dan ook geklaagd wordt, dat de menschen tegenwoordig
niet meer lezen", zal men wel bedoelen, dat ze minder dan vroeger
goede boeken en tijdschriften lezen; dat ze, in hun lectuur",
alleen maar de vluchtige ontspanning zoeken van het bekijken
van plaatjes en het lezen van den tekst, die er bij hoort; dat ze
alles schuwen, wat eenige geestelijke inspanning eischt.
Het is moeilijk na te gaan, in hoeverre zulke klachten te recht
worden aangeheven.
Er zijn zeker, ook onder de zoogenaamde ontwikkelde standen
nog een aantal menschen, die zelden of ooit iets lezen, dat eenige
moeite, eenige toewijding, eenige begeerte om zich op hooger
levensplan te laten brengen, vraagt, die geen begrip ervan hebben,
dat ontspanning, veel meer dan door verstrooiing, bereikt wordt
door het richten van den geest op een object, dat buiten den
dagelijkschen gedachtenkring ligt.
Maar aan den anderen kant kunnen onze leeszalen en volks
universiteiten getuigen, dat er, meer dan vroeger, uit de breede
lagen van ons volk een verlangen opkomt naar meerdere ont
wikkeling en dat er naar goede" lectuur wordt gevraagd door
hen, die het voorrecht gemist hebben van een opvoeding en op
leiding, waardoor zij in zulk een lectuur reeds hadden kunnen wor
den ingewijd.
Ik zou er nog aan twijfelen, of het aantal van de serieuze lezers
bezig is te verminderen, al wil ik onmiddellijk toegeven, dat de
overproductie van prullige geschriften velen, die anders misschien
naar iets beters zouden reiken, daarvan weerhoudt.
Maar vermoedelijk zullen zij, die de belangstelling in het
boek" willen verhoogen, in de eerste plaats het oog hebben op
Nederlandsche litteraire werken: romans, novelles, gedichten.
Worden die minder relatief minder dan ??gelezen dan
vroeger?
Onze uitgevers kunnen die vraag het best beantwoorden; al
is lang niet elk lezer ook een kooper, uit het debiet van de boeken
zal de toe- of afneming van het aantal lezers toch wel blijken.
Maar, voor zooverre mij bekend is, hebben zij geen reden tot
klagen over den verkoop van die boeken, die niet allén bestemd
zijn voor de fijnproevers of voor de litteraire bentgenooten.
Het zijn onze vrouwelijke auteurs, die het gehoor van het
grootste publiek hebben, die gewaardeerd worden zoowel door
menschen van hoog ontwikkelden litterairen smaak als door de
meer eenvoudigen van geest. Onder hun mannelijke kunstbroe
ders zijn er enkelen, die een even wijden kring van lezers trekken,
maar meer, vooral onder de jongeren, die zelf hun publiek be
perken door het exclusieve van hun schrijftrant.
Sommigen van hen zullen er misschien een eer in stellen, dat
zij door Jan Alleman worden voorbijgegaan. Er zijn inderdaad,
onder de groote schrijvers van alle volken en alle tijden, enkelen
die, zoowel bij hun leven als later, slechts door een gering aantal
kunstzinnige lezers zijn gewaardeerd; maar de grootheid van een
schrijver staat gelukkig niet altijd in omgekeerde evenredigheid
tot het getal van wie hem met bewondering lezen; er zijn er ook,
wier grootheid berust op hun vermogen om de breede schare te
ontroeren of te vermaken.
Ook om te vermaken. Op amusementskunst" pleegt men in
onze litteraire kringen nog al neer te zien; ten onrechte, dunkt
mij, tenzij men bij voorbaat het pleit wil winnen door met dien
naam alleen een kunstsoort van laag gehalte aan te duiden; maar
men kan zijne lezers ook vermaken" door humor van de beste
soort, men kan ze ook boeien door een kunstig geweven intrige,
door een spannend verhaal met een verrassende ontknooping,
door een geestig niemendalletje. Het talent, dat daarvoor wordt
vereischt, schijnt op den Nederlandschen bodem van onzen tijd
maar zelden te kunnen gedijen, en vooral niet bij de schrijvers.
Toch wordt juist dit talent zeer gewaardeerd door allerlei
intellectueelen, die na langen, inspannenden arbeid verpoozing zoeken
in lectuur; zij moeten die nu meestal uit het buitenland betrekken.
Misschien is het gemis van deze soort van lectuur, in haar beste
kwaliteit, ne van de redenen, waarom een deel van het ont
wikkelde publiek aan buitenlandsche waar de voorkeur is gaan
geven boven inlandsch fabrikaat, en van dit laatste zelfs niet
voldoende meer kennis neemt om er althans datgene uit te kiezen,
dat met zijn smaak overeenkomt.
In elk geval wanneer er aanleiding bestaat om de vraag te
stellen, of onze litteraire auteurs minder worden gelezen dan men
zou mogen verwachten, zou het struisvogelpolitiek zijn, de oogen
te sluiten voor de mogelijkheid, dat de schuld hieraan niet alleen
behoeft te worden gezocht in de zucht naar oppervlakkige,
wereldsche vermaken, maar ook kan worden toegeschreven aan
de omstandigheid, dat vele auteurs bij een deel van het ont
wikkelde publiek geen klankbodem meer vinden voor wat zij te
zeggen hebben.
Dit kan tegen dit publiek getuigen maar ook tegen hen zelf.
KERNRAMP.