Historisch Archief 1877-1940
No. 2526
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
11
ANTOON DERKINDEREN
(1859?1925) IN MEMORIAM
Wanneer wij later, op een andere plaats, en
uitgebreider dan dit In-Memoriam voegt, een
beschouwing te geven hebben over de Muur
schildering, over Wandsier en zelfs over 't ver
sieren van een boek, zoo zal de naam van Derkin
deren daar in van zelf veel keeren moeten worden
genoemd. Want deze schilder, een leerling van de
Amsterdamsche Akademie onder Allebé, een af
zonderlijk leerling te midden van zijn tijdgenooten,
van andere verlangens inderdaad bezield en door
een volhardend toch gespannen geduld voort
gestuwd, was een beginner, dus een vernieuwer.
En deze beginner, deze vernieuwer, vooral gekend
door en om zijn muurschildering en door zijn
glasin-lood, dus als glazenier, zag, als zoovele vernieu
wers, in vroegere tijdperken verwerkelijkt,wat hij
Weer wou verwerkelijken voor zijn tijd, ten bate
van zijn tijd. Het i's niet onjuist hier te zeggen,
dat de historische zin in Derkinderen een groot
deel van zijn symboliseerende kunst was, en dat
hij in de historie betere exempels vond voor wat
hij wou dan in de negentiende eeuw, de eeuw van
zijn groei. Derkinderen, vol methodische gezind
heid en vol van een analyseerende en tevens altijd
Wel doceerende bezinning zag, in de gilden ver
werkelijkt, wat hij zocht; hij zag daar de eerbaar
heid van het ambacht, en van het kunstambacht,
gehandhaafd, ge-eerd, en door sterke regelen ge
bonden. Derkinderen Was van zelf tot den regel
geneigd, zooals een goed schrijnwerker, niet zoo
lang geleden nog, menig voorschrift, zij 't soms
onbewust, opvolgde wat in eeuwen en door eeuwen
als een der grondslagen had gegolden van zijn vak.
Het is daarom ook niet te verwonderen, dat wie,
toen Derkinderen den naam van een meester te
zijn had gekregen, bij hem kwam in de leer (inder
daad Was het een komen in de leer) begon als gezel,
en misschien verwonderd de opdracht ontving
als hij dacht god-weet-welke anatomie te teekenen
of welk onderdeel daarvan te moeten schetsen,
dat hij deze nieuwe (en vroegereeuwsche) leer
meester hoorde verzoeken, voor hem een kast te
schilderen, zooals een knechtjen van een huis
schilder dat ook op zou krijgen te doen, eenvoudig
weg, zonder eenige zwaarwichtigheid. Derkin
deren had inderdaad steeds iets van den onder
wijzer in zich, en hoe hij ook zich verfijnde (en
hij was zeer delicaat; en terughoudend; schijn
baar zachtmoedig maar toch vol scherpe
overtuigheid; hoffelijk soms om te scherper te kannen
wezen) en hoe ver schijnbaar ook het onderwijzende
Week; het uitleggende, het verklarende, het zinne
beeld, het symbool was steeds een deel van zijn
muurschildering; hij onderwees daar op grooter
wijs; hij gaf daar les op ne volgens hem edelste
manier. En niet te ontkennen is, dat de muur
schildering bij hem is, wat het leerdicht is in de
poëzie, of het didaktische proza bij den schrijver
der niet-versificeerende letterkunde. Derkinderen
was een historisch-gezind leermeester, in den tijd,
dat het enkel-realisme zijn kornuiten en tijd
genooten het alleen ware leek, en te begrijpen is
dat hun, die kwamen na de Haagsche school, zijn
werk koel en leeg moet geleken hebben naast de
kleurklank van zulke Haagsche School. Maar
hqewel zij, die dit zoo bevonden, misschien niet
gansch-en-al te onrechte Derkinderen wat koel
vonden, toch had deze Derkinderen de toekomst,
meer als zij, in zijn werk en toch zouden
Derkinderen's principe en zijne principia vruchtbaarder
werkingen veroveren, dan der anderen hoe zeer
ook hollandsche kunst, maar die in haarhollandsch
wezen toch zeekre wenteling en omwenteling in
de geesten niet voorzag, die wij de laatren gezien
hebben, hebben meegemaakt. De herleving van
het kunstambacht, zooals Derkinderen die in Am
sterdam kon zien, en die meer is uitgegaan van de
kunstenaars dan van de ambachtsmenschen, moet
dezen eens afzonderlijke goed gedaan hebben naar
den geest, al zou hij aan het eind van zijn leven
nog ervaren, dat Wat hem een begin leek van een
nieuwe periode, gevest op oude en door de er
varing getoetste fundamenten, meer een bloeien
was van bepaalde, gelijkgezinde persoonlijkheden,
dan aan een tijd beheerschend streven, al zou
hij nog moeten beleven, dat in meubel en bouw
kunst andere en oekonomische eischen factoren
invoerden, die hem in hun bouwkunstige en am
bachtelijke ontwikkeling niet waren sympathiek.
Derkinderen was een beginner, een wijzer van een
weg, die niet afgegaan zou Worden, zooals hij
dacht, maar die bleek uit te komen op een breeder
(ik zeg niet altoos beter) heerweg, die Derkinderen
niet had vermoed en door een ander-geaard
landschap voerde. De tijd waarin wij leven, zou
grooter, bitterder van aard, scherper van dwang
blijken te zijn, dan die, waarin Derkinderen zijn
muurschildering en glas-in-lood schiep.
* Derkinderen was in den laatsten tijd, reeds in
de laatste tijden eer een nu en dan nog maar
werkzaam beschouwer, dan iemand die het volle
gevecht meevocht. Hij had de groote tragische
belijdenis niet in zich, die de tegenwoordigen, de
beste onder hen, moeten en kunnen belijden. Hij
leek daardoor ons soms zwak en wat voorbij, en
eer vreemd, te weinig gespannen en hij was
dat ook -maarin een In-Memoriam als dit is
niet te vergeten, dat hij toch indertijd de afzon
derlijke was, die veel voorzag, wat de Lateren,niet
zoo koel, maar vol steiler spanning zouden
overtreffen. Derkinderen propheteerde, wat groo
ter propheten eens brandender, bijtender zullen
zeggen maar hij Was toch de eerste dier pro
pheten ; hij was de didaktische voorzegger van
een misschien hem overrompelende toekomst.
En hij was steeds een eerbaar handhaver van het
edele van het vak, en van de vakkenis, en van
de kunstvaardigheid, en dat is wat hier te her
denken was, en is.
PLASSCHAERT
TOEGEPASTE KUNST
docr OTTO VAN TUSSENBROEK
.. Door eenvoudige
behandeling met AB1S
garandeeren wij abso
luut afdoende bestrij
ding van Kakkerlak
ken en andere schade
lijke insecten,
muskieten, \\andgedierte,
enz.
Vraagt inlichtingen
en prospectus voor
schepen, gebouwen en
particulier gebruik
aan
N.V. A.B.I.S.,
Mij. ter Af doende Bestrijding van Insectenschade,
Heerengracht 281 Tel. 32281 Amsterdam
Toch is de poging, en des te meer in den huidigen
tijd, te waardeeren en wie het goede zoekt, zal ook
het goede vinden. Daarenboven zorgt Wouda,
die voor Pander werkt, voor de frissche noot
en in zijn strenge en karakteristieke meube
len toont hij zich een ontwerper van den aller
eersten rang. Er is een Zitkamer met meubels
in blank eikenhout, bekleed met een blauwe
stof, waarbij een kastje dat van binnen rood
is geschilderd en een lamp met zwarthouten voet
waarop een spits fel-oranje kapje, in welke men
naast de aangename en logische vormen vooral
de opgewekte kleurcontrasten kan prijzen.
Penaat daarentegen, blijft aan het donkere eiken
getrouw en hier en daar een tikje zwart, dat is al.
Hij en Wouda zijn eigenlijk antipoden, de laatste
zoekt de rake, rechte (met een zekere Japansche
neiging naar den subliemen eenvoud), strakke,
stevige vormgeving, de eerste kan het ronde, ranl e
(met een bepaald verlangen naar renaissancistische
sierlijkheid), zwenkende, zwierige niet vermijden,
ook daar waar hij oorspronkelijk van een strenger
verlangen is uitgegaan. De laatste neigt naar het
nieuwe terwijl de eerste van het oude niet kan los
komen.
Wat Muntendam, (L. O. V. Oosterbeek,) laat
zien, zeilt zoo tusschen beide uitersten door in
zijn Heerenkamer, degelijk maar wat saai maar
welk een beest van een lamp staat daar in !
Dan is de alleraardigste lamp van Penaat in
diens Huiskamer het bewijs dat er in hem iets
broeit....
Het levendigst van al en ook het feestelijkst is
de gansche inzending van Brusse's Uitgevers
Maatschappij, welke er op uit schijnt te zijn het
goede voorbeeld te geven; het is een oogenlust
al die mooie en kleurig-gebonden boeken bijeen te
zien. Verheugend is ook het feit dat in kalenders,
affiche's, diploma's, omslagen en medaille's de
Stad Amsterdam; in drukwerken, diploma's en
albums de Gemeente 's Gravenhage en in postzegels
en drukwerken ook de Posterijen en Telegrafie
blijk geven van het juiste inzicht in samenwerking
met verschillende kunstenaren.
Voorts is er behangselpapier van J. B. Heukelom
en D. Verstralen; Glaswerk van verschillende
ontwerpers, Grafisch werk en potterie; Metaal- en
Textielwerk, dat, overbekend, geen aanleiding
geeft tot hernieuwde bespreking.
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
POL ROGER & Cie.
Agent General: JAGER GERLINGS, Haarlem
TENTOONSTELLING VAN DEN NED. BOND VOOR
KUNST EN INDUSTRIE.
In het Museum van Kunstnijverheid, dat in
den toch al zoo droomerigen Haarlemmer Hout
sinds langen tijd scheen ingeslapen, is het leven
een weinig weergekeerd doordat men de drie
groote voorzalen heeft beschikbaar gesteld ten
bate van den Nederlandschen Bond voor Kunst en
Industrie (kortweg B.K-1- geheeten) om daarin
van 24 October tot en met 15 November a.s. eene
tentoonstelling in te richten van voortbrengselen,
fabriekmatig vervaardigd, in massa- of in
serieWerk, welke door Nederlandsche kunstenaren
werden ontworpen en dus zoowel aesthetisch als
technisch goed verzorgd zijn. Het zwaartepunt is
daarbij gelegd op het feit dat in hoofdzaak een
voudige, minder kostbare zaken werden inge
zonden.
De binnenhuis-architect Wouda zorgde voor de
aankleeding dezer tentoon
stelling, er is een heel een
voudige, sobere inbouw
gemaakt, waarin hoofd
zakelijk zwart en wit als
neutrale kleuren
overheerschen, met een vierkante
middenhal en ter
weerszijzijden eenzestal vertrekken.
Hoewel elke poging om
meerdere belangstelling te
wekken voor de
samenWerking van industriëelen
en kunstenaren te prijzen
valt, moet erkend wor
den dat er, jammer ge
noeg, al zeer weinig nieuws
te zien is, want behoudens
een enkele uitzondering
is alles bekend werk dat
men reeds elders onder
oogen kreeg. Maar ons
land is wel klein en ook
is er stilstand op het
gebied der toegepaste kunst
en dit is wellicht oorzaak
dat deze tentoonstelling
niet geheel bevredigt. 18B Kunst en Industrie, Een hoekje van de Kamer van L. O. V.