Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
13
FRANS ERENS, Dansen en rhytmen, (Charles
Nijpels) Maastricht, 1924.
Het Geuzenliedboek uitgegeven door Dr.
E. T. KUIPER en Dr. P. LEENDERTZ Jr.,
Zutphen, W. J. Thieme, 1925.
Dr. C. G. N. DE VOOYS, Verzamelde taal
kundige opstellen, 2 dln. J. B. Wolters U. M.,
Oroningen-Den Haag, 1925.
Niet alle lezers zullen met Aloysius Bertrand en
zijn Oaspard de la Nuit vertrouwd zijn. Ik moet
aan hem even herinneren, want aan hem heb ik
?dikwijls gedacht, als ik weer greep naar dat dier
bare boekje met zijn krabbel van Isaac Israëls op
den band, Dansen en Rhytmen van Frans Erens.
Aloysius Bertrand leefde in de jaren 1830?'40
met heel zijn wezen in de wereld der romantici;
hij maakte iets heel aparts, kleine stukjes proza,
gedrenkt in de Romantiek, met toch een zeer
persoonlijk karakter. Oh ! qu'il est doux, quand
l'heure tremble au clocher, la nuit, de regarder
!a lune qui a Ie nez fait comme un carolus d'or !
Deux ladres se lamentaient sous ma fenêtre, un
chien hurlait dans Ie carrefour, et Ie grillon de
mon foyer vaticinait tout bas". Ziedaar b.v. het
begin van een Clair de lune, die uit 19 regels be
staat.
Als Aloysius tot de kunstenaars van magistrale
werken, een Hugo, een De Vigny, zoo ongeveer
staat Frans Erens tot de groote figuren van '80
bij ons. Naast hem kunnen we misschien in dezelfde
verhouding den zoo fijnen, innigen Roosdorp met
zijn kleine boekje Kinderen plaatsen. Erens leeft
geheel mee in dat deel der Beweging, waarvan
misschien Van Deijssel in zijn eerste jaren de leider
is. In die richting schrijft hij zijn kleine, wel ver
zorgde stukjes proza, die ieder op zich zelf voor
treffelijke kunstwerkjes zijn.
Welk een kracht in zoo'n enkele figuur met een
paar lijnen aangegeven: De beenen uit elkander
?en de rokken getild, bukt ze boenend, boenend,
haar bovenlijf en laat zien de stevige kuiten om
spannen met de wit-heldere kousen, in de donkere
rokkengrot, haar witte boezelaar waaiend in de
?wind". Dienstmeid; het ding is volmaakt af, zuiver
reëel leven in beeldenden klank en Woord.
Doch ook in Erens leeft nog de oude fantastische
romantiek van het begin der eeuw. Herlees
Nacht in de middeleeuwen". Dat kon van
Aloysius zijn. Ja, zulk een hoogte heeft deze
nimmer bereikt. Maar het is wat hij zocht en nooit
in zoo groote gaafheid, zulk een zuiver meester
schap uitbeelden kon. Zoo is er ook verwantschap
-tusschen Mon bisaieul bij Bertrand en Een Sen
satie bij Erens.
Zelfs de groote Fransche litteratuurgeschiedenis
sen spreken niet meer over Bertrand. Men vindt
hem als iets heel bijzonders bij detail-studie van de
Romantiek 1).
Frans Erens zal voor onze litteratuur steeds veel
meer blijven dan Bertrand in de Fransche ooit
-worden kon. Daarom zijn we dankbaar, dat Dansen
?en Rhytmen thans zoo mooi is herdrukt en dat
De Conferentie er aan toegevoegd is. Maar waarom
bleef het mooie, sobere Berbke weg, dat indertijd
ie recht zoo werd geroemd?
Vele jaren van zijn leven heeft Dr. E. T. Kuiper
besteed aan de voorbereiding van het meest vol
ledige en best verzorgde Oeuzenliedboek. Hij heeft
zijn werk niet mogen voltooid zien. Dr. P.
Leendertz Jr. geeft het thans uit en voegde eraan toe
?wat nog ontbrak.
De Geuzen in beperkten zin behooren eigenlijk
-enkel tot de eerste jaren van onzen opstand tegen
Spanje. Dit Geuzenliedboek, waarin alles is op
genomen, wat in alle uitgaven, die geuzenliedboek
heeten, voorkomt, geeft veel meer dan enkel de
oorlogspoëzie van het volk uit die eerste periode.
Het is een weerkaatsing in den geest en het ge
moed van het gewone volk van al de voornaamste
lotgevallen onzer natie van 1564 tot op den dood
van Frederik Hendrik in 1647. Het geeft heel den
zoogenaamden 80-jarigen oorlog, zooals die gevoeld
is in de ziel van het volk, zooals het volk zijn in
drukken van de feiten bezongen" heeft.
Litteraire waarde heeft dit werk over het alge
meen niet. Als er soms eenig litterair smaakje aan
is, dan komt dat van de rederijkerij. Meestal is
het kunsteloos gerijmei, maar waar hevige senti
menten uit spreken, heilige overtuiging, onwrik
baar rechtsgevoel, gloeiende haat en waar doorheen
giert het bittere sarcasme over den verdrukker
en diens opgedrongen religie. Dat echte, dat levend
menschelijke geeft de charme aan deze liederen.
Jn het onbeholpen woord, onder den klapperenden,
stootenden maatgang hoort ge de felle bewogen
heid van heel de volksziel.
Naarmate we het Bestand naderen wijzigt zich
echter de geest der zangen. Met het Bestand is de
oorlog eigenlijk beslist. Bewustzijn van
onverwinlijkheid en zegepraal weerklinken. Men zwoegt
en worstelt niet langer onder den Godsgezant
Willem; men vestigt krachtdadig zijn gezag onder
den gropten, kundigen generaal Maurits. Rust en
veiligheid keeren terug en daarmee welvaart en
hoog zelfgevoel tegen het nog steeds onder den
druk levende Zuiden. Tegenover en tijdens het
Bestand is de geest der Geuzenliedboeken die
van de partij van Maurits. Als het voorbij is zingen
alle natiën haar vreugdelied, dat de vroolijke krijg
met zijn buit en avontuur weer kan beginnen.
Waarlijk twee kloeke boekdeelen", die het
zuiver taaibegrip, van allen dwang van verouderde
schoolmeesterij, allerlei diep ingewortelde ver
keerde voorstellingen bevrijd, kunnen brengen in
den wijden kring van algemeen ontwikkelden, die
eenige belangstelling hebben voor taaistudie. Zij
bewijzen, dat de Vooys diep en zeflstandig na
gedacht heeft over tal van taaiverschijnselen en
over de vaklitteratuur, die zijn aandacht boeide,
dat hij het resultaat van zijn nadenken helder en
eenvoudig weet uiteen te zetten.
Over het eerste deel, waarin de leek zich vooral
zal kunnen interesseeren voor de begrippen
spreektaal" en schrijftaal" en het daarmee zoo
nauw in verband staande spellingvraagstuk, sprak
ik elders reeds eenigzins uitvoerig. Tegen de door
De Vooys c.s. voorgestelde spellingwijzigingen
bestaat natuurlijk van taai-wetenschappelijk
standpunt niet het minste bezwaar. Edoch, ik
houd mijn reserves.
Van reserves gesproken, het tweede deel bevat
een mooi opstel over Purisme, een onderwerp,
dat zich nog al in de soms hartstochtelijke belang
stelling van het leekenpubliek mag verheugen.
Het doet mij genoegen, dat De Vooys' klare uit
eenzetting misschien een beetje paal en perk kan
stellen aan het dwaas, zoogenaamd patriottisch
gehak op het gebruik van vreemde woorden.
Er staan hier voor den liefhebberenden leek
nog al ontstellende uitspraken van De Vooys zelf
en van anderen. Zoo b.v. Zuivere" boter is boter
waarin een deskundig onderzoek geen stoffen
aantreft die er niet in behoren. Maar nu kan juist
een deskundig onderzoek van elke beschaafde taal
ons leren dat zuiverheid in dien zin onbestaanbaar
is, en dat onzuiverheid" volstrekt niet als een
onheil beschouwd mag worden". En dan dit:
Een onafhankelik volk, bewust van zijn kracht,
en niet bevreesd om door vreemde invloeden over
weldigd te worden, ziet in vreemde woorden geen
bederf, maar verrijking van zijn taal. Zo is het
dus te verklaren dat Helleense filologen de Turkse
woorden willen verbannen ,evenals de Czechen
de Duitse Woorden, maar dat de meer
onafhankelike Skandinaviërs zo weinig voelen voor puristiese
neigingen". Velen zullen met verbazing vernemen:
taalkundig beschouwd behoort paraplu tot onze
moedertaal", terwijl regenscherm een vreemd"
woord is." De Vooys wijst er op, hoe van nature
iedere taal een mengsel is van de meest vreemde
elementen, dat voortdurend vreemde woorden
indringen en vaak noodzakelijk opgenomen moeten
worden. De woorden kooken en schrijven werden
voor eeuwen al in het Germaansch van de Romei
nen overgenomen. Moeten ze daarom verwijderd
worden? Zoo niet, waarom dan telefoon wel?
Zouden de Franschen het woord boulevard moeten
uitwerpen, omdat het van oorsprong een
Hollandsch woord is?
Bij deze taalwetenschappelijke en historische
beschouwing van het verschijnsel had de opmer
king nog kunnen gemaakt worden, dat bijna alle
woorden in de Eüropeesche talen neefjes en nicht
jes van mekaar zijn, uit eenzelfden stam zijn ge
groeid, en dat overneming van de eene taal in de
andere ten slotte niets anders is dan het terug
krijgen van het eigene in een eenigszins gewijzigden
vorm. Duo en twee, heffen en capere etc. etc. zijn
immers dezelfde woorden.
Natuurlijk, bij het gebruik van vreemde
woorden komen dwaze excessen voor, als de
pain-de-luxe-bakkerijen etc. Maar het is heusch
wel wenschelijk, dat we wat minder exclusief
worden en den groei der taal zijn natuurlijk be
loop laten. Wat alles niet weg neemt, dat ik
Charivarius toejuich, als hij tegen Deutschland
ber Alles te keer gaat. Hier is de overeenkomst
tusschen de beide talen te groot en ze geeft aan
leiding tot allerlei smoezelige, slordige
knoeivormen. En dan het verschil in de historische traditie
en de geestelijke cultuur van beide volken ! Of
is ook hierin misschien nog iets van het geval der
Czechen en Grieken te vinden?
Daarna volgen drie opstellen over den invloed
van het Fransch, Duitsch en Engelsen op het
Nederlandsch, waarbij vooral het laatste rijk is
aan verrassend, oorspronkelijk materiaal. Aller
aardigst is ook de causerie over Eufemisme. In het
wezen der Volksetymologie hecht De Vooys toch
PAST STALEN RAM EN TOE
VAN [
KON.FABR.F.W.BRAAT-DELFT.
SPECIALITEIT:VERZINKTE STALEN RAMEN.
wel een beetje te weinig waarde aan de min of meer
bewuste pogingen van het volk om een woord in
zijn samenstellende deelen te overzien en in ver
band daarmee de beteekenis te begrijpen, al is het
in dit opzicht soms al met heel weinig tevreden.
Een kleine dreumes van een jaar 3?4, die hetwoord
tentoonstelling hoorde vroeg me dadelijk: Zijn
dat dan allemaal tenten? En toen er over een Gor
ter gesproken Werd: Eet die meneer dan altijd
gort? De tramconducteur, dien ik hoorde spreken
van glanseeëhandschoenen, moet daarbij toch wel
min of meer geredeneerd hebben. Glacézegt hem
niet?. Het zal glansee moeten zijn, want ze glim
men zoo". Ik kan hier natuurlijk niet verder op
ingaan. Erkend moet worden, dat ook dit opstel
het begrip van de zoogenaamde volksetymologische
verschijnselen zeer verruimt en dat vroeger tal
van gevallen maar onder het etiket volksetymologie
gebracht werden, die er absoluut niet onder hooren.
Iets over den rnetofoor" voert ons naar de
schatten van beeldspraak die geen beeldspraak
meer zijn. Wie voelt nog beeldspraak in verhaal'?
Toch is een film een letterlijk verhaal. En dan
overstelpende indrukken! De vakman vooral zal
dankbaar zijn, dat hier de studie over den
Nederlandschen versbouw herdrukt werd.
J. PRINSEN J. LZN
1) Gaspard de la Nuit is opnieuw uitgegeven
door den Mercure de France, 1902. Zie o.a. over
Bertrand den Mercure van 1905. Zijn portret
door David d'Angers bij Alphonse Séché, Les
poètes-misère".
PRIJSVRAAG : WELK BOEK ?
Evenals in 1924 zal de Nederlandsche Uit
geversbond, in samenwerking met de periodieke
en de dagbladpers, aan het einde van dit
jaar een prijsvraag uitschrijven voor het
Boek van Uw voorkeur". Hieronder volgt een
opgave van nieuw-verschenen Nederlandsche of
in het Nederlandsch vertaalde werken.
ALIE SMEDING, HET WAZIGE LAND.
Ing. ?2.50. Gebonden / 3.50. De geschiedenis
van een niet meer jong meisje, dat hunkert naar
liefde, man en kinderen. Haar omgang met de
andere sexe en teleurstelling waarop deze uitloopt.
AART VAN DER LEEUW, VLUCHTIGE BE
GROETINGEN. Gebonden / 4.90. Luxe-uitgaaf
/10.?. Een bundel met een groot aantal
prozaschetsen.
INA-BOUDIER-BAKKER, DE MOEDERS;
ing. / 1.20; linnen / 1.75; leer / 3.25; suède ? 3.75.
In breede, zware lijnen, zonder detailteekening,
heeft Ina Boudier-Bakker hier het verhaal gegeven
van een jonge vrouw, onderwijzeres, die, hunke
rend naar het moederschap, dit verlangen uitleeft
op een dorpsschool.
MARIE SCHMITZ, DROOMENLAND, oor
spronkelijke roman. Ing. ?3.50; geb. ? 4.50. In
dit boek geeft de schrijfster het meisje Leentje in
drie tijdperken van haar leven. Wij zien het kind,
ijl en teer, eerst met haar oude vriendin, het
winkelierstertje; wij zien haar met haar buurjongen
Leo, maar vooral zien wij haar met haar moeder,
die zij boven alles en ieder mint.
J. C. MOLLEMA, DE BERGGEEST VAN
MENDANANG, oorspronkelijke roman. Prijs
ingenaaid ? 2.90; gebonden / 3.90. In dezen roman
beeldt de schrijver een brok tropenleven waarin
hij Indië, achterlijk-bijgeloovig en in zijn
grandiooze natuurpracht verbindt aan het moderne
Indiëmet zijn groote steden, enorme bedrijven en
geweldige opkomende techniek. In het eene ge
deelte van het boek bevindt de lezer zich in het
avontuur van roovers en stroopers en vechters,
in het andere ziet hij zich verplaatst in het mo
dernst georganiseerde grootbedrijf van stoeren,
gedisciplineerden, alles-overwinnenden arbeid.
SUZANNE LENGLEN, LIEFDESPEL. Een
roman van liefde en tennis. Prijs in prachtband
? 2.50. De inhoud van dezen roman betreft een
eenvoudige liefdesgeschiedenis, waarin tennis een
belangrijke rol speelt. Het manuscript van h
boek werd door een "bekend schrijver herzient