Historisch Archief 1877-1940
No. 2526
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
SPLITSING BIJ DE MARINE
door I c K D i E N
AFZETTERIJ
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Jordaan
Een van de belangrijkste onderwerpen voor de
a.s. begrootingsdebatten vormt de splitsing der
Marine.
Zijn belangrijkheid ontleent dit onderwerp
Wellicht nog meer aan hetgeen er mee samenhangt,
of mee in verband gebracht wordt: de opheffing
van het departement van Marine, meerdere
zelfstandigheid van Indië, vlagvertoon enz.,
dan aan zijn onmiddellijken invloed op 's lands
financiën en de particuliere belangen van het
personeel.
Uit de troonrede en de memorie van toelichting
op hoofdstuk VI is gebleken, dat de Regeering tot
de splitsing en de daaruit volgende opheffing
van het departement van Marine besloten is.
Dit besluit vloeit logisch voort uit reeds
vroeger genomen maatregelen en besluiten.
Het materieel is,zoonietformeel,dan toch feite
lijk reeds gescheiden, en ten aanzien van het per
soneel heeft de vorige regeering haar besluit tot
splitsen bij herhaling kenbaar gemaakt. De door
haar ingestelde commissie, de zgn. splitsings
commissie heeft dan ook niet gelijk wel eens
wordt voorgesteld tot taak om nopens de
wenschelijkheid eener splitsing van het personeel te
adviseeren, maar uitsluitend om voorstellen te
doen nopens de wijze van uitvoering van het
regeeringsbesluit.
Met de splitsing van personeel en materieel
zou de scheiding in hoofdzaken voltrokken zijn.
De door de huidige regeering ondernomen reor
ganisatie der marine zal dus niet anders doen,
dan het onder vorige regeeringen begonnen werk
voltooien.
De Wijze waarop zij thans dit Werk heeft inge
leid, is echter niet in alle opzichten gelukkig.
Vooreerst heeft het een ietwat grappigen
indruk gemaakt, dat in de troonrede nog over
wogen wordt wat gelijktijdig in de memorie van
antwoord als conclusie is voorgesteld.
Voorts werd, als eerste uitvloeisel van het be
sluit der regeering, de kapitein-luitenant ter zee
van Hengel aan het Departement yan Marine
geplaatst, met bestemming om te zijner tijd op
te treden als directeur-generaal. Deze voorloopige
keuze wekte al dadelijk verwondering. De heer
van Hengel toch staat bekend als verklaard
tegenstander van de regeeringsplannen.
Wat voor reden was er dan om den Chef van
den marinestaf, de aangewezen autoriteit om der
gelijke plannen uit te werken, voorbij te gaan,
door een veel jonger marine-officier boven hem te
doen optreden alseerstenadviseur van den Minister?
Juist de keuze van een tegenstander ontnam
den Minister het eenige argument dat zulk een
voorbijgang begrijpelijk en aannemelijk had
kunnen maken, nml. de behoefte aan een mede
stander.
Anderzijds ontstond daardoor ook eenige on
rust bij gelijkgezinden, die meenden te moeten
vreezen dat de invloed van een tegenstander der
Regeeringsplannen op zulk een belangrijken post
wel eens noodlottig voor die plannen kon worden,
door de aanmerkelijke versterking, die de stille
kracht" aan het Departement er door verkreeg.
Aldus slaagde de minister er in bij deze
eerste daad naar beide zijden ontstemming en
onrust te wekken.
De motiveering, waarmede de memorie van
toelichting op hoofdstuk VI de nieuwe plannen
inleidt, klinkt niet overtuigend, lijkt niet scherp
omlijnd.
Het begint al met den eersten zin:
De regeering is van meening dat de verantwoor
delijkheid voor de verdediging van
NederlandschIndiëin haar geheel moet berusten bij den Minister
van Koloniën."
Voor zulk een allerbelangrijkst onderwerp zal
toch de heele Regeering wel verantwoordelijk
blijven. Des te ongelukkiger is het juist op dit
moment om den schijn aan te nemen, alsof de
overige leden van het Kabinet aldus hun aandeel
in die verantwoordelijkheid van zich af willen
wentelen op den dierbaren ambtgenoot van
Koloniën.
Even Weinig geslaagd is 's ministers poging om
in veranderde omstandigheden een argument voor
de splitsing te ontdekken: door de beperkte
doelstelling voor de Indische weermacht is", vol
gens de memorie, het karakter der maritieme
defensie van meer localen aard geworden, en voor
de kustverdediging kan over het algemeen met
veel eenvoudiger materieel worden volstaan dan
voor Indië."
Die locale aard" en het eenvoudiger materieel"
zijn echter geen nieuwe elementen. Zij bestonden
ook aldus in de vlootwet.
De verandering ligt dan ook niet in de omstan
digheden maar alleen bij de Regeering zelve, die
uit dezelfde gegevens tot een andere conclusie
komt dan haar voorgangster ten tijde der vloot
wet.
OROOTE KONING, UIT TEHERAN KOMT BERICHT, DAT MEN UWE MAJESTEIT HEEFT AFGEZET!'
Zij . . . HIK: . . . OOK AL? VOOR . . . HIK . . . VOOR WELK BEDRAG?"
Hetzelfde verschijnsel doet zich ook voor bij
de overige argumenten der memorie.
Zoo de wederkeerige steun van de beide deelen
der Marine, die als grondslagvoor de tegenwoordige
organisatie zou gelden, en waarvan voor den ver
volge zou worden afgezien. Metterdaad is reeds
thans dit wederkeerig verleenen van steun slechts
een fictie en voor zoover zij werkelijkheid zou
kunnen worden, zal de splitsing dat toch niet
behoeven te verhinderen.
Evenzoo de poging om een nieuw voordeel te
ontdekken in het geven van een vaste bestemming
aan de schepen voor Indiëdan wel voor Neder
land: Indien de bestaande eenheid der Marine
werdgehandhaafd,zou het onvermijdelijk zijn voor
den dienst in Nederland verschillende schepen
van veel kostbaarder type te bouwen dan
voorhet vervullen van de verdedigingstaak hier te
lande noodig is."
Is men dan aan het Departement reeds vergeten
dat de vlootwet, welke het behoud der eenheid
vooropstelde, niettemin van die onvermijdelijk
heid" volkomen afstand had gedaan?
Kortom, de Regeering tracht tevergeefs een
verklaring te geven voor iets Wat, goed beschouwd,
geen nadere verklaring behoeft nml. voor zoover
haar plannen bestaan in het aanvaarden van de
consequenties van de reeds bestaande of voorge
nomen splitsing van personeel en materieel.
Komt die splitsing volledig tot uitvoering, dan
zou het Waarlijk weinig zin hebben om het beheer
van de gescheiden deelen toch vereenigd te houden,
even weinig als dit het geval zou zijn voor de
beide landmachten.
Reeds thans is de regeling niet in overeen
stemming met de eischen van den toestand;
terwijl de hoofdtaak der marine in Indiëligt,
woont niettemin verreweg het grootste deel van
het personeel in Holland, wordt dus ook verreweg
het grootste deel van den diensttijd daar door
gebracht; bovendien bevinden zich ook de leiding
gevende organen in Holland, waar de taak der
Marine van zeer ondergeschikte beteekenis ge
worden is.
Verder leidt de omstandigheid, dat het grootste
deel van het Marinepersoneel in Holland ver
blijft, daar tot een groot overcompleet, hetgeen
niet alleen schatten verslindt, maar bovendien
ongunstig werkt op de waarde van het personeel.
Ook de inmenging van een Hollandsch Depar
tement in de voorbereiding der Indische defensie
moet noodwendig een ongunstigen invloed uit
oefenen op het verkrijgen van eenheid in die
voorbereiding tusschen de verschillende Indische
organen, gelijk in Holland soortgelijke nadeelige
werking wordt ondervonden, doordat de drie
takken van defensie: lucht, zee- en landmacht,
over twee militaire departementen verdeeld zijn.
Het merkwaardige nu is, dat de memorie van
Toelichting met geen woord rept over de betee
kenis van de reorganisatie voor de waarde der
strijdmacht, noch over de mogelijkheid om daar
door tot een doelmatiger voorbereiding der ver
dediging te geraken. Het is alsof de Regeering die
factoren als zonder eenig belang beschouwt.
Ook over het kostenvraagstuk laat de memorie
zich slechts aarzelend en onbeholpen uit.
De opruiming, die na de splitsing in de top
zware Hollandsche personeelsorganisatie zal ge
houden kunnen worden, stelt de memorie eveneens
heel sober voor: De regeling zal ten gevolge
hebben, dat de sterkte van het personeel voor
de marine van Nederland kleiner kan zijn dan
thans het geval is." Niet licht zal men in deze
laatste argumenten een bevestiging zien van de
jaarlijksche besparing van ? 10, resp. ? 6V4 millioen,
die de ministers Colijn en Westerveld reeds van
de splitsing van het personeel voorspelden.
Terwijl alzoo de memorie van toelichting ver
geefs het Regeeringsstandpunt tracht te verklaren
uit nova, die inderdaad reeds van gisteren of
eergisteren zijn, laat zij de werkelijke groote
voordeelen die dat standpunt alleszins aanne
melijk maken, onbelicht.
Uit deze memorie spreekt niet de toon van een
overtuigd voorstander der Regeeringsplannen.
Men hoort er veeleer het geluid in van een onwillig
Departement.
Alles bijeen levert de memorie van toelichting
maar een heel slappe verdediging van een sterke
zaak, schijnt zij er zelfs opgericht te zijn den tegen
standers vrij spel te laten.
Is het om dezen daarna in de memorie van
antwoord te verpletteren?
Wij hopen het te beleven, maar voorhands
Wekt de M.v.T. daaromtrent geen illusie.
Is het de stille kracht van het Departement,
die aldus den minister bond?
Het is mogelijk. Maar zoover behoeft men niet
eens te gaan.
Immers het is begrijpelijk genoeg ook zonder
stille kracht" dat een tegenstander geen wanne
verdediging kan leveren.
Dat is minder de fout van den tegenstander
dan'.. . . logisch gevolg van de vergissing, die
een tegenstander deed bestemmen tot eersten
adviseur.