Historisch Archief 1877-1940
No. 2527
ZATERDAG 14 NOVEMBER 1925
vr%
voor
_ . . Onder Hoofdredactie van O. W. KERNRAMP
Redacteuren, H. Brugman,, Top Naeff en OI. No.st Tr.n.té. SecrX.5, er Redactie: C. F. van Dam
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORP
Pr«S per Jaargang f '^ ^tbetaHng. PjJ "j * «t Advertentién f 0.75 p. Regel - Dispositiekosten 20 Cent
KtDACTIE EN ADMINISTRATIE: KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM
HET EINDE DER COALITIE ?
Sinds de vorige week is de Kamer begonnen met de Algemeene
beschouwingen", het politiek debat, dat vooraf pleegt te gaan aan
de behandeling van de begrooting. Zoodat de liefhebbers van
politiek hun hart weer kunnen ophalen.
Veel nieuws zullen zij echter niet te hooren krijgen. Wat er over
den uitslag der Kamerverkiezingen en over de formatie van het
kabinet-Colijn te zeggen viel, is reeds lang in de pers van alle
richtingen tot uiting gekomen. De fractieleiders, die hierover het
woord moesten voeren, verkeerden zoo ongeveer in dezelfde om
standigheid, als waarin iemand zich zou bevinden, die een voor
dracht gaat houden, waarvan, bij vergissing, reeds den vorigen
avond een door hem zelf opgesteld uitvoerig verslag in de couranten
heeft gestaan.
Aan de opgewektheid, waarmede zij zich van hunne taak hebben
gekweten, schijnt dit overigens niet te hebben geschaad. Zij moesten
nu eenmaal het reeds gedorschte koren nog eens overdorschen,
en aan de cadans van het geklop hunner vlegels was het niet te
merken, dat de graankorrels in de aren al lang plat geslagen waren.
Op dit oogenblik is de Regeering nog niet aan het woord geweest
ter afwering van den aanval, die van sociaal- en
vrijzinnig-democratischen kant is gericht op de formatie van het kabinet-Colijn.
Maar ook zij zal ter verdediging weinig anders kunnen aanvoeren
dan de argumenten, die in de pers reeds lang in batterij zijn ge
bracht.
Het optreden van een op de partijen van rechts steunend kabinet
was reeds daarom gerechtvaardigd, omdat op geen andere wijze
een parlementaire regeering kon worden gevormd.
Zoolang de Katholieke Staatspartij de voorkeur geeft aan het
behoud dei schijnbare eenheid en zich niet oplost in de twee elemen
ten, waaruit zij bestaat: conservatieven en radicalen op sociaal
gebied, is er weinig kans dat zij zich leent tot een samengaan in
de Regeering met sociaal- en vrijzinnig-democraten. En wanneer
zij in tweeën mocht vallen, is het de vraag, of haar radicale leden
talrijk genoeg zijn om met de overige democraten over een meerder
heid in de Kamer te beschikken.
Vermoedelijk bestaat er bij de Katholieke Staatspartij in haar
geheel minder bezwaar tegen een coalitie met democraten dan
vroeger; het voorbeeld van naburige landen is ook hier niet geheel
zonder uitwerking gebleven; de mogelijkheid van een zwart-rood
kabinet is in Nederland dichterbij gerukt, en daarmede ook de
mogelijkheid van een kartel tusschen de conservatieven van rechts
en van links.
Maar voorloopig zijn wij zoo ver nog niet. Zoolang de drie par
tijen van rechts hare onderlinge geschilpunten ondergeschikt
maken aan de hoogere eenheid, waardoor zij heeten verbonden te
zijn, zoolang zij, ter wille van het gezamenlijk uitoefenen van de
regeeringsmacht, bereid zijn tot allerlei concessies op wat, voor
elk der drie, principieele punten zijn, kunnen zij, en alleen zij,
een regeering vormen, die zeker is van een meerderheid in het
Parlement.
Het is echter de vraag of deze toestand nog lang zal duren.
Bij de Christelijk-historische partij is de geneigdheid om met
de Katholieken samen te gaan aanmerkelijk minder geworden.
Reeds bij het tot stand komen van het kabinet-Colijn is het ge
bleken, dat zij nietj gewillig meedraven in het driespan; ook bij
'de stemming over het voorzitterschap van de Tweede Kamer
maakte het Christelijk-historische paard bedenkelijke sprongen.
Tegen zware belasting is het cement der coalitie dus niet meer
bestand.
De beide vertegenwoordigers in de Kamer van de Staatk.
Gereform. partij, de heeren Kersten en Zandt, wilden de hechtheid
ervan al dadelijk op de proef stellen. Zij dienden daarom een
amendement in, met de strekking om het Nederlandsche gezant
schap bij den Pauselijken Stoel op te heffen.
Tijdens den oorlog werd dit voorloopig ingesteld: het Vaticaan,
zoo heette het toen, was zulk een belangrijk diplomatiek centrum,
dat Nederland zijn belangen zou schaden door zich daar niet te
doen vertegenwoordigen. Eerst in 1920 werd het gezantschap
definitief.
Zeer zeker heeft het Vaticaan in de oorlogsjaren men denke
slechts aan de vredesvoorstellen van Paus Benedictus XV een
verhoogde diplomatieke beteekenis gekregen. Wij hebben echter
altijd betwijfeld, ot er in 1920 nog zakelijke redenen bestonden om
ons gezantschap bij den Paus tot een blijvenden post te maken;
wij hebben met name er niet aan geloofd, dat bij de vóór- en tegen
stemmers toen alleen de doorslag werd gegeven door het al of
niet gelooven aan het diplomatiek belang van den post.
In nog meerdere mate staat bij de stemming over het amende
ment van de heeren Kersten en Zandt te vreezen, dat politieke
motieven het vóór of tegen zullen bepalen.
De eenige vraag, die te beantwoorden valt, is deze: of na den
oorlog, en na de stichting van den Volkenbond, de
gezantschapspost bij het Vaticaan een diplomatieke schakel is, die Nederland
in zijn eigen belang nog behoeft.
Of de opheffing grievend zou zijn voor de Katholieken, doet niet
ter zake; zoomin als het bij de instelling had mogen wegen, of
daarmede aan een Katholieken wensch werd voldaan.
Maar men mag vermoeden, dat de uitslag van de stemming over
het amendement zal afhangen, niet van het antwoord op de vraag,
die wij zooeven noemden, maar van dat op een andere: willen
wij de coalitie schragen, of haar een gevoeligen, misschien een
doodelijken slag toebrengen?
De heer Nolens heeft reeds te kennen gegeven, dat hij, bij aan
neming van het amendement, zou moeten overwegen of hij en
dat zal wel beteekenen: de R.K. partij steun kan blijven
verleenen aan een kabinet, samengesteld ook uit groepen, die vóór
het amendement hebben gestemd: een bedreiging dus aan de
Christel.-historischen en antirevolutionairen om de coalitie op te
zeggen.
De laatsten zullen vermoedelijk, om politieke redenen, tegen het
amendement stemmen; de Christel.-historischen hebben reeds
verklaard, niet voor het dreigement te zullen zwichten.
De beslissing over het amendement, en dus over het voort
bestaan der coalitie, ligt nu bij links ! Met name bij de vrijzinnig
democraten, die vroeger zich niet verzet hebben tegen een ge
zantschap bij den Paus ! Zij zullen de verleiding wel niet kunnen
weerstaan.
Nadat het bovenstaande geschreven werd, is de beslissing ge
vallen: met 52 tegen 42 stemmen is het amendement aangenomen;
alle leden van links stemden met de Christelijk-historischen vóór;
blijkens de toelichting , door den heer Marchant vóór de stemming
gegeven, hebben de vrijzinnig-democraten hunne stem alleen door
redenen van politiek laten bepalen.
Minister Colijn deelde daarop mede, dat de vier Katholieke
ministers hun ontslag zullen indienen en dat de Regeering, ook
in verband met de door den heer Nolens afgelegde verklaring,
er over zal beraadslagen, wat haar thans te doen staat.
Zal nu het geheele kabinet aftreden? Is de coalitie voor goed
verbroken? En welke combinatie zal de regeeringstaak over
nemen?
Indien die laatste vraag moet worden gesteld, zal het geruimen
tijd duren voordat men er een antwoord op heeft.
Want het votum, dat het kabinet-Colijn ten val bracht, biedt
niet het geringste houvast voor de vorming van een andere
Regeering.
KERNRAMP