Historisch Archief 1877-1940
Nol 2527
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
tt
BETTY HOLTROP?v. GELDER ^GUSTA CHRISPIJN?MULDER ANNA KLAASSEN
THEO MANN
Louis DE VRIES
ling werd van het Tooneel-miunend Ro terdari),
dat in haar nog steeds de eerste
tooneelspeelster ziet.
Sophie de Vries, hier afgebeeld als Ilka" in
Inkwartiering", te zamen met den grooten
Tourniaire, debuteerend als leerlinge harer Moeder en
langzamerhand opklimmend tot een der beste
actrices, de eerste, die Salomé" van Oskar Wilde
vertolkte en nu nog een sieraad is van het Neder
landsen".
Carolina van Dommelen, de temperament
volle kunstenares, een talent, waarvan alles te
maken ware geweest, als zij, niet telkens van di
rectie veranderend, zichzelf onder leiding had ge
steld van onzen besten regisseur; de actrice,die't
durfde wagen op te komen voor de rechten harer
collega's, die nu nog een onzer knapste actrices
is en eene journaliste met groote capaciteiten.
Gusta Chrispijn Mulder en Anna K'aassen, eer
tijds de twee schoonheden van 't Nederlandsch
Tooneel. Terwijl de eerste nog altijd een goede
kracht is, nu aan het Odeon-Theater, is de andere,
naar Indiëgetogen, waar zij werkzaam is als
leerares in spreken en als regisseuse van
dilettanten-vereenigingen.
E. W. de Blauw, eertijds bij Prot bekend om zijne
aardige creatie's in de Fransche blijspelen, zelf
eenige malen directeur en regisseur van een en
semble, is nergens verbonden, maar beraamt weer
plannen voor eene nieuwe tournee.
Wat was Emma Morel nu 25 jaar geleden een
lieve verschijning en hoe blonken hare creatie's in
het soubrette-genre uit boven die van zoovelen!
Jaren lang een sieraad van ,,het Nederlandsch",
bleef ze daarna engagementloos, om nu bij het
gezelschap Rika Hopper op te treden, soms nog
als soubrette, maar ook als Grande-Coquette.
Pietje Kohier van Dijk, nu ook al ongeveer
twintig jaar aan 't tooneel, heef t vooral op operette
gebied reeds veel moois gegeven.
Sophie Spree te Mijtelaar, die in 't begin van
hare carrière dealgemeene aandacht trok door hare
creatiejn Het teeken des Kruises", was jaren
lang niet meer op de planken. Dit jaar is zij, her
steld van eene langdurige ziekte, weer in
Plankenland verschenen.
Louis Saalborn, de universal-artist, (schilder,
componist, tooneelspeler) heeft zich in een tiental
jaren opgewerkt tot een vooraanstaand acteur en
regisseur, en tot artistiek leider van het Nieuwe
Nederlandsch Tooneel".
Amelie Orelio, de begaafde opera-zangeres en
zangleerares, heef t wel alle ups en downs van het
tooneelleven meegemaakt en leeft nu, door de
meesten vergeten en onbekend bij 't jongere ge
slacht, in den Haag.
Allen, behalve enkelen, die nu nog op het top
punt van hun roem zijn, zullen beamen, wat ik in
den aanvang schreef, en toch zullen zij nog
met hart eri ziel het Tooneel aanhangen en alleen
spreken over den heerlijken tooneel-tijd."J
SCHILDERKUNST-KRONIEK
DITTLINGER IN PICTURA, DEN HAAG.
Ik heb vroeger en met nadruk Vermeer van
Delft een der groote Provincialen genoemd, zooals
een ander maal ik met meer terughoudendheid
(want hij is niet zoo groot) Fantin Latcur een der
Provincialen heb geheeten. Met dit provincialisme
bedoelde ik toen een eigenschap, als een luwte
in een storm, de eigenschap der
voortdurendinnige beschouwing, een eigenschap eer te vinden
SOPHIE DE VRIES en E. J. J. B, TOURNIAIRE_,
(Inkwartiering)^
in een stad der stille provincies dan in een stad,
waar vertier, verkeer, ontroering en terugslag,
opwinding en inzinking hevige en plotselinge
sterke vormen kunnen aannemen, waar dus hel
hartstochtelijke! natuurlijk er is dan de stille en
rijke verteedering, die de dingen tracht te kennen
tot aan den Wortel in de donkere aarde.
Van zulk werk heeft het werk van Dittlinger
totaal niets ;[het mist daarvoor den rijkdom, en de
kunde, die 't noodig en noodzakelijk gevolg
van zoodanigen rijkdom. Het mist deze dingen
openbaar. Het mist zooveel, dat ge zoudt Willen
zeggen: het werk heeft geen waarde. Laat ik
dadelijk zeggen, dat Dittlinger nooit psychische
of picturale waarden bezit, die een indringende
beschouwing langdurig verdragen; er is vóór dit
Werk staande nooit een stijgende lust in u tot het
bezitten daarvan. En toch is het werk van Ditt
linger in sommige uitingen niet geheel-en-al niets;
het vertolkt in zijn onzekere schildering soms iets,
dat toch bestaat, en dat wij, Hollanders, zeker
herkennen en erkennen.
Het Werk vertolkt de kleinsteedschheid, het
mat staren naar een zelfde uitzicht; het bijna
levenlooze leven. Het vertoont dit kleinsteedsche
niet als iets, dat in zich zelf dat bijna sterven
overwon, dat haast afgeleefd zijn van al die dingen
(want dan kon het groot zijn !) maar het vertolkt
als een der dergelijke kleinsteedschen dit klein
steedsche leven.... Het ziet de dingen (en dan
nog maar soms!) als d. oude juffrouw, de on»
getrouwde dat ziet van uit haar altijd eender
raam en van uit zelden andere gedachten maar
het ziet toch die dingen soms zóó, en dat is toch
iets. (Overschat niet wat ik hier defineer van
Dittlinger, want het werk kan veel keer
ganschen-al niets beteekenen; het is gemakkelijk hope
loos; het is gemakkelijk onkunde en leegte, maar
het is dat niet immer ten eenenmale !) En zóó
Ditllinger zijn eigen beperkingen kende, zou hij
meer realiseeren. Het spreekt vanzelf, dat hij
volkomen onbelangrijk wordt, als hij tot het
werkelijk-romantische wil naderen, en op wil
klimmen tot de groote scènes van het innerlijk
en van het leven. Hij kan de figuur niet; hij kan
figuren niet mee laten gaan in wijde stijging of
treurigen val; hij kan alleen (en ik herhaal:
zelden) het kleinsteedsche benaderen, en de
kleinsteedsche gezindheden. Ik schrijf dit artikel,
zóó lang over zóó weinig werkelijks, alleen in de
hoop, dat hij zijn beperking moge ervaren. Dan
zal hij misschien (hij produceere zoo min mogelijk;
hij zij zuinig met wat hij aanbiedt!) een schilder
worden, waarvan iets zal overblijven in een eigen
aardige vertolking van iets, dat we zelden zien
gegeven. Hij moet den tijd zich gunnen; de
dorrende [blaèrcn in de kleine steden vallen
langzaam in het late licht! Iets van wat ik het
kleinsteedsche noem vinden we (we vonden het
kleinsteedsche sterker en zekerder in Karsen)
in het schilderij het bezoek te Middelburg", en
het zit daar zoo wel in het aankomend gerlj-tje
als meer nog in de schildering van het huis zelf.
Het zelfde is in het stilleventje met het uitzicht
door het raam op een leeg pleintje; het zelfde is
iets wranger en tegelijk meer mallotig in het
schilderijtje, dat hij De Herinneringen" heet,
en waar het oude juff rouwtje een symbool ongeveer
is van vele in kleine steden te loor gegane vrouwe
levens. PLASSCHAERT
JETJE .ROOS
HERMANN SCHWAB
MlEN^SCHWAB
ANNA ROSSINU
E. W. DE BLAUW