Historisch Archief 1877-1940
No. 2527
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ENGELAND EN DUITSGHLAND
OMSTREEKS 1900
door Dr. J. B. M A N o ER Jr.
Eugen Fischer, Holsteins grosses Nein. Berlijn,
Deutsche Verlagsgesellschaft für Politik und
Oeschiehte 1925.
Onder het vele nieuws dat wij, dank zij het
openen van vele archieven, aangaande de voor
geschiedenis van den oorlog hebben vernomen,
hebben verreweg het meest de aandacht getrokken
de aanbiedingen, die tusschen 1898 en 1901
Engeland aan Duitschland heeft gedaan tot het
sluiten van een verbond. Ongelooflijk, zullen velen
zeggen, die, over 1914 terugblikkend, niets dan
diep ingevreten vijandschap en wantrouwen
meenen te zien tusschen deze beide landen. Men
bedenke echter dat de Engelsch-Duitsche vijand
schap zeer jong is en dat omstreeks 1900 Duitsch
land haast nog geen vloot had. En welke perspec
tieven opent dan deze gedachte van den genialen'
de gansche aardbol overzienden Chamberlain!
Het Britsche Wereldrijk, verbonden met Europa's
sterksten vastelandsstaat; deze beidein hun ver
bond opnemend de overzeesche Unie en wellicht
Japan. Tezamen een indrukwekkend machtblok
dat de geheele wereld zou omspannen en
beheerschen en, om zijn onaantastbaarheid, den wereld
vrede waarborgen.
Chamberlain's beweegredenen zijn gemakkelijk
te begrijpen. Met Frankrijk dreigde inzake den
boven-Nijl een conflict, dat in het najaar van 1898
zou leiden tot de heftige Fasjodacrisis. Rusland
drong steeds driester in China door en, dreigde
waar het kwam de open deur te sluiten, tot nadeel
van Engelands handel. Van alle legers der wereld
was slechts het Russische voor Engeland gevaarlijk:
wegens Indië. In Zuid-Afrika dreigde het verzet
van de Boeren. Het Britsche rijk stond voor een
gevaarlijke crisisperiode, zooals het sinds Napoleon
niet gekend had. Chamberlain erkende dus, dat
zijn land een bondgenoot noodig had en vroeg
Welke voorwaarden Duitschland stelde, dat even
zeer door Frankrijk en Rusland werd bedreigd.
Wel is waar meende hij ook met deze beide landen
tot overeenstemming te kunnen komen, maar
daar hij vreesde hiervoor groote offers te moeten
brengen, gaf hij Duitschland de voorkeur. Men
zou dan in koloniale zaken samenwerken tot beider
voordeel. De openbare meening in beide landen
zou hiertoe moeten worden voorbereid.
Waarom heeft Duitschland neen geantwoord?
Holstein, de graue Eminenz", de zeer scherp
zinnige maar menschenschuwe bureaucraat, die
in buitenlandsche aangelegenheden de leiding
had, geloofde aan de onverbiddelijke nadering
van den oorlog tusschen Engeland en Frankrijk??
Rusland. In Chamberlain's aanbieding zag hij
niets dan een plompe poging om zich een bond
genoot te verschaffen, die de kastanjes voor Enge
land uit het vuur zou halen. Wat had Duitschland
hierbij voor belang? Beter deed het dien oorlog
af te wachten en op het gunstigste oogenblik
in te grijpen aan de zijde, die het meeste voordeel
bood. Aan een verzoening tusschen Engeland en
zijn koloniale tegenstanders geloofde hij niet.
Ook Biilow zag de gevaren niet, die Frankrijk en
Rusland voor Duitschland inhielden. Hij wist
door de meest weerzinwekkende vleitaal veel
invloed op Wilhelm te oefenen, bij welken laatsten
nog allerlei gevoelsmotieven meewerkten.
Fischer is van oordeel, dat, gezien het feit dat
Engeland zich wél met Rusland en Frankrijk heeft
verzoend, de weigering van Duitschland dus op
een vergissing berust en dat het verbond gesloten
had moeten worden. Wilhelm, BiiloW en Holstein
stelt hij aansprakelijk voor 1914. Zijn echter in
het groote wereldgebeuren vergissingen mogelijk,
of zijn er diepere oorzaken voor de mislukking aan
te wijzen?
Om deze laatste te begrijpen moet men beginnen
met vast te stellen, dat wel is waar Duitschland
en Engeland beide bedreigd werden door Frankrijk
en Rusland, dat echter Engeland deze bedreiging
ondervond in verschillende deelen van zijn
overzeesch rijk, Duitschland daarentegen in zijn staats
lichaam, zijn grondgebied zelf, wat ernstiger is.
Dit essentieele onderscheid moeten we als uit
gangspunt nemen.
Allereerst volgt hieruit, dat Duitschland verre
weg de zwakste van de twee is. We zagen dat
Holstein rekende met een toekomstigen oorlog
van Frankrijk en Rusland tegen Engeland. Hij
zag niet de bedreiging die ?ijn eigen land van zijn
buren ondervond. Maar die bedreiging zag nie
mand in Duitschland en die wilde men ook niet
zien ! Sinds Bismarck weg was, dacht niemand er
meer aan. We hebben hier te doen met de voor het
vooroorlogsche Duitschland zoo kenmerkende
overschatting van zijn kracht, die we ons allen
herinneren. Deze krachtenverhpuding had in het
verbond met Engeland tot uiting moeten komen,
maar geen enkel Duitscher zou een op zoodanigen
voet gesloten verbond begrepen en als noodig
DE ONDERGANG DER COALITIE
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Jordaan
^^viS^Sil^ :.. -W'-:: s ^*X- ,-i-*^'.
OlJ f.EN MIJN UELOOI'KN !
aanvaard hebben. Vandaar de groote vrees der
Duitsche staatslieden voor de openbare meening
in hun land. Zij hadden die niet in hun hand.
Maar de onderscheiding, die we maakten, brengt
nog iets mee. Duitschland, in Europa bedreigd
door Frankrijk en Rusland, had belang bij
buitenEuropeesche verwikkelingen, Waarbij deze landen
kwamen te staan tegenover.... Engeland. Dit land
poogde, ter afleiding van deze kwade kans, zijn
tegenstanders te dompelen in Europeesche moeilijk
heden, waarbij zij kwamen te staan tegenover.. . .
Duitschland. Sinds 1871 wisselen de perioden
van koloniale conflicten (1881?85, pi.m. 1890
1904) die van vastelandsconflicten (1871-1881,
1885?plm. 1890, 1907?1914) geregeld af. Samen
gaan van Duitschland en Engeland ligt dus in 't
geheel niet voor de hand. En zelfs wanneer het
verbond tot stand zou zijn gekomen, dan zou het
nooit van veel beteekenis en kracht zijn geworden
en zou het het aanzien der dingen niet grondig ver
anderd hebben, daar de hier aangewezen tegen
stelling en dus het wederzijdsche wantrouwen
zouden zijn blijven bestaan. Van Engclsche zijde
zag, dunkt me, Salisbury dit in, daarom stelde
hij op het verdrag geen prijs. In Duitschland
echter zagen alle betrokken staatslieden dit in.
Dit blijkt uit htm vrees dat het te sluiten verbond
onmiddellijk zou leiden tot een oorlog met den
tweebond (naar Engelands zin) en dezen zagen
ze als de grootste ramp, die Duitschland kon
treffen. Van Engelands hulp verwachtten ze weinig.
En terecht. Daar de driebond sterker was dan de
Twecbond, zou Engeland ook zonder zich op
Europeesche slagvelden te begeven tot de over
winnende partij behoorcn. Engeland zou dus
ijverig meevechten, maar.... iu de koloniën.
En bij den vrede zou het uitgeputte Duitschland
zijn kolonialen buit moeten verwachten vrm Enge
lands goedgunstigheid,
de meest volmaakte wagen.
AUTO-CENTRALE - HAARLEM
Fischer meent dat de Tweenond zich zwakker
zou voelen dan de Driebond met Engeland en
dus nooit zou aanvallen. Maar hij vergeet, dat
ook toen reeds gerekend moest worden met de
mogelijkheid dat Frans Jozef stierf en Oostenrijk
als bondgenoot Wegviel. Dit zijn de diepere
oorzaken van de mislukking.
Het groote belang van Fischers' bock bestaat
hierin, dat het ons Engeland toont op ecu keerpunt
in zijn geschiedenis, nl. in zijn eerste poging om
uit zijn splendid isolation uit te treden. Na het
mislukken van Chamberlain's plan wordt zijn
bedreiging waargemaakt: Edward, oorspronkelijk
voor aansluiting bij Duitschland, brengt in 1904
de entente met het in 1898 vernederde Frankrijk
tot stand en in 1907 die met het door zijn bond
genoot Japan vernederde Rusland. De koloniale
twisten met Engeland, aldus bijgelegd, maakten
plaats voor verwikkelingen op het vasteland,
Waarbij deze landen tegenover Duitschland
kwamen te staan.
^ Duitschland voelde zich ingesloten.
Vraagt steeds
VAN OUDS HET BESTE MERK