De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 november pagina 19

21 november 1925 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2528 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND JAC. VAN LOOY, De Wonderlijke Avonturen van Zebedeus. 1925. Amsterdam S. L. van Looy, 3 dln. HERMAN HEYERMANS, V uurvlindertje, Van Holkema en Warendorf, Amsterdam, zonder jaar. EMMANUEL DE BOM, Nieuw Vlaanderen, Kunst en Leven, Brussel, De Wilde roos, 1925. Als We al de vijftig avonden door onze oogen zat gekeken hebben in van Looy's wondere marionetten-theater van Zebedeus, klinkt op den laatsten avond het allerlaatst de Stem van een meisje: Ik kan toch niet gelooven, dat de oude man heelemaal voor niet -heeft gesproken". Om de Weerga niet! Zebedeus met zijn Bijlagen is iets heel aparts in al de litteratuur die ik ken; alleen met Sterne's Tristram Shandy voel ik hem hier en daar sterk verwant. Er is datzelfde genoegelijk dwalen en zwieren, dat vrije, rustige spel van fantasie en geest, dat ons zwevend meevoert langs bochtige paden, door grillige bcschaadjes en berggroepen, zonder dat we vermoeden kunnen, of we nog wel ooit veilig terug zullen komen op het punt waarvan we zijn uitgegaan; maar altijd zijn er kostelijke dingen te zien, tot innige verheuging des harten. Mannen die veel meer dan ik mee doorleefd hebben de eerste jaren van de groote Beweging, die veel precieser dan ik de geestige toespelingen op het geestelijk gebeuren van den tijd direct in zich levend voelen, hoorde ik steeds met de opper ste geestdrift over het boek gewagen. En het heeft mij altijd verbaasd, dat juist zij, een Robbers, een VerWey, nimmer eens een breed opgezette be schouwing over dit zeer bijzondere werk schreven. Durven ten slotte ook zij niet? Want er behoort durf toe om over Zebedeus wat te zeggen van eigen geestelijke hoogte uit, van waar men alles tot in zijn fijnste geledingen overziet en doorziet, het malste spel en den diepsten ernst in zijn volle zuivere waarde kan waardeeren; behendigheid en lenigheid van geest hooren er toe om den draad te pakken te krijgen en vast te houden onder al de schommelende deiningen, de speelsche golfkantelingen van vernuft en humor, van geestigen moedWil en diep levensinzicht, van dolle fantasie en van gemoedelijke satire op de dingen van onzen tijd. Dit is zeer stellig geen boek, dat den vermoeiden wereldling na zijn afmattende dagtaak in het renperk Van eer en plicht om voor zich en de zijnen een sober stuksken brood te vergaren, met lichte hand meevoert in de konterijen van aangename verpoozing, door de vermakelijke laantjes, strak geschoren en rechtlijnig, van een genoegelijk wandelpark, waar hij nu en dan op een rustig bankje een verfrisschend uiltje knappen kan. Het is niet een boek om gulzig op aan te vallen en het in eenen te verslinden; men moet het rustig stukje voor stukje fijn, voorzichtig proeven; men moet het met zorg en geduld verwerken, zoo, dat dit verwerken en smakelijk savoureeren,een opper ste geestelijk genot wordt. Ieder woord, lederen klank, in hun schrille onverwachtheid vaak, moet men wel bewust tot zijn innigste besef laten door dringen in hun onderlinge waarde en beteekenis, met gespannen oog volgen de flitsen, die telkens over en door elkaar schieten van het meest alledaagsche en bijdegrondsche naar het meest ver hevene, van het Koffertje naar het Diafaan Oog, Spil van licht, Bron in den mist. Men moet Zebe deus nakruipen in al zijn wendingen, draaiingen buitelingen, om dan weer in de verte te gaan staan en de machtige Zebedeus-figuur te onivademen, hoog en verheven met zijn hoofd in de wolken en zijn sloome voeten op de aarde. Ik heb wel eenvoudiger zieltjes dokters in de letteren in de luren zien leggen", zegt een van de mysterieuze Gedaanten in dit boek. Ja, inderdaad, het is soms of van Looy ons allemaal in de luren wil leggen, gnuivend en er zich zelf in verkneukelen'd, dat zijn lezers toch niet zuiver onder scheiden zullen wat er staat. Ik zou bijvoorbeeld dat eenvoudige, geestige liedje van de eerste Bijlage, Een liedje voor kinderen" wel eens opge geven willen zien als zoogenaamde paraphrase voor een hoofdacte-examen, zoo dat de bedoeling vanden schrijver in alle opzichten duidelijk wordt". Ik heb gruwzame herinneringen aan dergelijke examens, maar toch zou ik er nog wel graag eens een middag aan geven om die werkstukken door te lezen. Ik ben ervan overtuigd, dat Van Looy ook mij In zijn Zebedeus menigmaal in de luren gelegd heeft en ik kan er niet aan denken de beschouwing over dit boek te geven, waarop ik hierboven doelde. Van Looy moet er in zijn verder leven op rekenen, dat ook hij, als de brave schrijver van de Camera, er aan zal moeten gelooven een Na vijftig jaar, noodige en overbodige opheldering " te schrijven. Maar ook zonder dat meen ik toch in mijn onschuld genoeg van het boek gevoeld en begrepen te hebben om er hier in het algemeen in alle bescheidenheid voorloopig van te mogen getuigen. Van Looy zelf moet de behoefte aan een Na vijftig jaar" nu reeds gevoeld hebben; zelf laat hij den uitge venden neef reeds de eerste lijn voor zoo'n klapper trekken in zijn epiloog op het derde deel; en inderdaad, ik raad alle Dames en Heeren die zich bereid ver klaren zich door hem te laten geleiden door de wondere landouwen van zijn tooverwereld, die toch op zulk een reëelen kleibodem rust, dit hoofd stuk eerst te lezen. Het geeft ten minste eenigen houvast, eenigen troost in leven en sterven. Ik wees er u reeds op, vertelt de neef dan, hoe ik door den langen omgang met het werk mijns ooms en door de nijpende omstandigheden gedwongen, van gissing tot gissing tot de zekerheid kwam, dat de Avonturen als een tijdsbeeld be schouwd moeten Worden van een bizonderen Nederlandschen kunstenaarsgeest; ik heb het zelfs een verheven scherts durven noemen, al zou het met evenveel recht een overzichtelijke" kunnen heeten. Och, dames en heeren, het is toch een ontijdelijke tijdelijkheid die deze moeielijkheid veroorzaakt. Iemand, om zich te vergewissen, zou, wat zeer wel mogelijk is gebleven door de bewaring der drukwerken, slechts hebben te raadplegen, wat in de jaren waarin mijn oom optrad, de geesten bezighield en wat er werd ver kondigd. Welk een belangwekkende arbeid wacht eens den Nederlandschen geest die dat zal onder nemen. Hoe zou dan tevens kunnen blijken waai het voornaamste te vinden is, waar de beste demokratische beginselen berusten en of niet een beschaving welke durend dit werk zou blijven ontkennen, daarmede zijneigen doodvonnis onder schrijven zou". En zoo voort. Zoo is dit Vuurvlindertje dan het allerlaatste werk van Heyermans, dat ons geschonken wordt, onvoltooid. Allicht zijn er bij een subjectieve be schouwing eenige aesthetische bezwaren tegen in het midden te brengen. Doch we kennen nu allen Heyermans' groote deugden in zijn machtig realistisch-beeldend talent en daarnaast zijn kleine gebreken als auteur. Alle bezwaren gaan op de vlucht, wanneer we voelen zijn groote, warme liefde, zijn, onder alle uiterlijke ruwheid, teeder, gevoelig hart, waarmee hij mee leed en streed in het leven der armen en verdrukten; wanneer we genieten zijn alle verweer ontwapenenden humor, al boeit ons die elders misschien in subtieler en spiritueeler gestalte. Wat is dat alles robuust-gevoelig, van dat Koert het horloge van zijn dooden vader krijgt, tot het Ben jij verliefd, oom Kobus" der kleine heks tot den stoeren, zwijgzamen werker toe. Wat een scherpe waarneming van allerlei kleine dingen in mensch en wereld ook hier nog in dit boek, onder de pijnigende dreiging van den dood geschreven. Hoe geweldig is zij geteekend, die tante Toos in het zich laten drijven door de felle impulzen van haar obstinaatheid, waar telkens haar zachteteedere goedheid en toewijding snikkend door, heen breken. Als tegenstelling de stille, in zichzelf teri.ggetrokken zoon, die zoo nu en dan maar in een enkel woord zijn kracht laat gevoelen, die lief te smeeken en te bedelen weet, als de liefde in hem brandt. En tegenover de zware kracht in die beiden Friedel, met 'r on-germaansch gezichtje, droomerig Madonna-vrouwtje, blank, bijna popperig", die toch zoo vast en kordaat den wrakkigen tobber uit de gevangenis, weet aan te grijpen,als hij dreigt te verzinken. Maar boven die alleen het kind, de kleine Leen, in haar parmantige, opene, klare directheid, haar drukke klein-vrouWelijkheid, haar fel doordringend begrip. Welk een liefdevolle studie heeft Heyer mans hieraan gewijd, hoe voelen we er de liefde van den vader voor zijn eigen kinderen in. Het is toch wel werk van machtige antithesen, waardoor ook de beste kunst ons pakt. Zoo bij den eersten inkijk zou men zeggen bij het boekje van Emmanuel de Bom: luchtig jour nalistiek werk. Is het de moeite van het herdrukken wel waard? Toch blijken er wel een paar pittige impressies bij te zijn, die verdienen bewaard en herlezen te worden. Er is een opstelletje over Servaes, dat uit het weerzinwekkende van diens Christusdraina tot eenige bevrediging tracht te voeren. Er is een aardig schetsje van de Van-Nu-en-Straks-beweging, die nu natuurlijk met alle geweld dood moet /ijn voor de jongeren onder de Vlamingen; leer/aam ook voor ons: immers hier is de N. Gids-beweging ook dood". Voor een volgend geslacht is altijd het vorige de zondebok, Het is in de orde der DIERSTUDIES Veor ,,de Groene Amsterdammer", geteektnd door H. V er stijnen GEHOORNDE KIKKER TRIOMF Ik triomfeer Dies looft den Heer! Ik gaf den eersten mep, Zoodat ik in D;n dubb'Ien zin Ons volk ge-Kersten-d heb. CHAR. DRUILOOR-SPANIËL' NEDERLAAG Ik leg het af. Is dit een straf? Is dit een Godsgericht V In elk geval, Ik proef miju gal Kijk maar naar mijn gezicht. C HAR. dingen. Met het verleden moet afgerekend worden, het verleden moet overwonnen worden. Maar zij raken er niet mee klaar". Er is een even ont roerende teekening van de begrafenis van Prosper van Langendonck en zoo meer. Maar over het alge meen komt dit werk toch niet ver uit boven wat ieder gewoon goed geschoolde journalist schrijft. Het zijn simpele, rustige beschouwinkjes over schilders en schrijvers vooral. Socialisterigheid merk ik er niet bijzonder in, maar van politiek heb ik geen verstand, wil ik geen verstand hebben. Het bevreemdt mij dus wel eenigzins, dat juist vóór in dit boekske het proletariaat bij monde van den Heer Anseele een manifest, bijna een ulti matum richt tot de ot't'icieele wetenschap. J. P K i N s i: N J L /,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl