De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 november pagina 2

21 november 1925 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2528 f,1" JONGE ZONDAAR door Dr.W. G. C. BYVANCK 'II. Laat mij tot inleiding van Cyril Burt's bevin dingen der jeugdige strafbare wereld een paar van de waardevolle regels stellen, welke zijn er varing hem bij het onderzoek ais betrouwbaar richtsnoer heeft doen kennen. Die regels zijn van belang niet alleen voor het werk van den man, maar ook van zijn aard als hij zijn moeitevolle taak opvatte. In zijn duister werk dat voor een man van hart zooveel teleurstellingen moet geven, heeft hij nl. de kostbaarste gaaf aan den menschengeest ongerept weten te bewaren, d.i. de lichtblik die er op is gestyleerd ook in de verwarrendste oogenblikken de moeilijkheden zoo te ordenen, dat zij elkander niet de ruimte benemen die aan elk geval toekomt, wil het zoo juist mogelijk worden beoordeeld. Men kan veel van de tekortkomingen van anderen leeren, gelukkig hij die, zonder zich te laten ver blinden door betuigingen en beloften, instinct matig vertrouwt op den menschenadel die ook behoort tot ons algemeen menschelijk erfgoed. Burt Wil niet Weten van erfelijke misdaden. De misdaad zelf Wordt niet overgeërfd", zegt hij, de erfelijke constitutie van den boosdoener kan alleen worden aangezien voor een indirecte aan leiding; het type van den booswicht, gelijk men het heeft opgesteld in den tijd van Lombroso be staat niet". Daarnaar hebben wij niet te zoeken. Men dacht in dien tijd wel en nog thans vindt men die gedachte her en der spoken dat men door uitroeiing meester van het kwaad kon worden,%i plannen werden gemaakt tot een soort van doodstraf of verbanning in massa. Evenwel zulke proefnemingen heeft men wijselijk achter wege gelaten. Tot observatie blijve ons Werk be paald. In een middelpunt als Londen is genoeg Waar te nemen. Voor Burt ligt zoo'n kaart van de hoofdstad in zekere regelmaat van opvolgende kwartieren uit gebreid. Het heeft echter geen zin voor mij om met een aantal namen te komen aandragen van wijken en kwartieren die toch niet iets dadelijk sprekends aan den lezer hebben te zeggen. Wij moeten ons tevreden houden met het idee van zulk een overzicht. Dat er hier en daar een zekere regel heerscht en een teekening valt te onderkennen, berust op het feit dat zoowel boosdoener, als arme en armste zijn buren moet uitkiezen, wil hij een omgeving hebben om in te aarden. De armste zal niet op den armste kunnen leven voor zijn onderhoud, en de boos doener heeft behoefte aan een wijkplaats. Deze verhoudingen geven aanleiding tot een oneindige variëteit. Begeven wij ons daarin niet. Voor mij is op het oogenblik hoofdzaak het psychologisch moment. Ik wil individueel het onderzoek volgen van het geval dat leidt tot de verkeerde daad om daaruit een oordeel te-kunnen opmaken over de kracht en ?den loop van de kwaal en zijn kansen tot.be te rschap. Een enkele definitie moge strekken om' mij op den goeden weg te houden. Wat noemen wij arm? Arm is wiens inkomsten amper voldoende zijn, voor het noodige aan onderhoud, behuizing, kleedihg, verwarming enz. dat alles herleid tot zijn geringst mogelijke expressie. Doodarm is: wie-daarin te kort komt. Er is een gradatie naar boven die voert tot een armoede die zich nog even kan bewegen. In een rechtaf arm gezin moeten de kinderen om in 't leven te blijven wel stelen. Hier is het verhaal van Cyril Burt. Verschillende winkeliers en groenteboeren had den aangifte gedaan tegen Tommy wegens her haalde diefstallen, de klachten waren door het schoolhoofd onderzocht en veel van de klasgenooten hadden getuigd tegen de manier waarop hun kameraadje zich de dingen toe eigende. Óp een avond was uit een lade van een der meesters vijf siiillings ontvreemd. Tommy was een van de wei nigen die zich 's avonds in het lokaal hadden be vonden. Hij werd verdacht. Cyril Burt die onlangs tot adviseur was benoemd kreeg de leiding van de zaak. Het Was een dwergje met ingevallen kaboutermannen gezicht dat in veel te wijde kleeren ge stoken naar den zetel van het schoolhoofd toeschuifelde. Hij heette meer dan tien te zijn, maar hij leek nauwlijks acht. Zijn ribben, wanneer men hem onder zijn jasje voelde, staken uit als de verroeste ijzeren tanden van een hark. Zijn waterige oogjes, zijn samen getrokken lippen, zijn ingevallen kaken, zijn vale bleeke kleur, maakten hem tot een beeld vari hongerige miserie. Geestelijk was hij niet zeer ten achteren. Hij had geen grieven en geen humeur. Alleen ernstig opvatten Wat hij had misdreven, deed hij evenmin. Den diefstal op school loochende hij op overtui gende wijze, een onverdachte jongen kwam tot een bekentenis en Tommy had zich niets te verwijten, maar voor de diefstallen in winkels en op wagens kwam hij openlijk uit, eigenlijk meer als een expert, trotsch op zijn bedenksels om zonder ont dekt te worden zijn doel te bereiken, dan als een schuldige die zich had te verdedigen. Een nauwkeurig onderzoek liet vaststellen dat hij- eigenlijk nooit iets anders dan eetwaren had genomen, en nooit van huis of van elders iets zich had toegeëigend om te verkoopen. Hij had geen anderen plek voor beweging dan de straten om zijn Woning met hun groentenafval. Daar wist hij soms nog een paar kleine koper penningen te verdienen door eenig gering aanbod van hulp. Het geld werd besteed in een koffijbar waar men voor een penny een kop thee kon krijgen, Het doel Was eigenlijk daar binnen te komen en te zien of de gasten er niet iets van hun vertering hadden achtergelaten. Als Tommy dat woord achterlaten" uit sprak, kwam er over het verwezen gezichtje een wonderbare glimp van een sluwe uitdrukking, alsof hij wou zeggen: begrijpt wel dat het mijn zorg was om iets achter te houden, maar ook zijn eergevoel toonde zich; men kan daar niet zonder zijn koperen stukken binnenkomen, dat moet men niet probeeren ! Er was nog een jonger broertje, Arthur; die had van den oudere geleerd, en, zooals wel was te voorzien, de ervaring van Tommy had hem de helling der ondeugd gemakkelijk doen afglijden, het ridderlijke mankeerde bij het straatdiefje dat op eigen kosten moest leven. Men ziet Burt, tusschen de twee schavuitjes in, op straat voortgaan luisterend naarhun confessies; want zij weten niet dat ze kwaad doen onder het vertellen van hun geheimen. Soms raapt Tommy een stuk banaan van straat op dat nog niet geheel is afgekloven en stopt het Arthur toe die mst gretigen blik als een hongerig muschje overal heenkijkt. De woning van die arme menschen was de boven ste verdieping van een groot huis, overvuld van huurders en geheel uitgewoond. Burt vond op de trap al het houtwerk vernield, het was voor de verwarming ten offer gevallen. Hij opende de deur der kamer waar de familie huisde die hij bezocht en had gedacht zeker een armelijk ver slonst boeltje te vinden, maar er was niets dan een paar kisten die voor stoel en tafel dienden, alleen wat er was een trekpot en een ketel was zorgvuldig schoon. Op een matras lag een man in het laatste stadium van tering. De moeder maakte nog haar verontschuldiging. Zij verdiende door uit wasschen te gaan niet meer dan 18 shilling in de week. De familie moest leven voor ieder maal van brood, margarine en thee. Er kon niets meer af. Toen na korten tijd de vader uit zijn lijden was verlost, trok een vriend van Burt zich de jongens aan en stuurde hen naar buiten. De eerste maal dat de adviseur gelegenheid had hen op te zoeken trof hij de jongens nog aan in hun smakelooze lompen, maar de tint van het gezicht Was al ver beterd en Waarlijk vleesch begon de ribben te dekken. Burt heeft de beide verschoppelingen op hun levensweg gevolgd, het zijnjfljnke, oolijke jongens geworden, van een neiging tot stelen is nooit een spoor bij hen gevonden, men zou hen als vrienden aannemen. Het voorbeeld en het samenwonen van de moeder in den eersten moeilijken tijd heeft natuurlijk zijn grooten invloed gehad. Het vrije maal dat sinds een aantal jaren op de lagere school wordt toebedeeld, hebben zulke gevallen als het aangehaalde onmogelijk gemaakt, alleen is het een bewijs hoe diefstal niet uit een verkeerde neiging behoeft voort te komen. Hij toont een gemis, dat dikwijls dooreen kleine voor ziening is te verhelpen. Zooals bij het meisje dat gewoon was kleine snuisterijen en sieraadjes zich tce te eigenen, waarover ze gewoon was geweest te beschikken toen het met de familie nog voorspoedig ging. Stel haar in de gelegenheid van een bijverdienste, en op eerlijke wijze zal zij zich weten te redden. Invloed komt er van buiten op de handelingen, maar het meest direct en het meest subtiel is de' inwerking van binnenshuis. Zij kan als een explosie komen in de enge woningen waar men dicht op elkander woont. Stelt u den vader voor die zijn zoon bckapittelt om zijn slechte ranglijst op school. De jongen vindt zich te oud voor zulk een terecht wijzing, hij verlaat in woede het huis en steelt een ij verdedigen in elke kruik 35 O jaar ongerepte reputatie het moderne devies Eiken dag n glaasje wissel van enkele ponden en trekt aan de rol. Hij zet het zijn vader betaald; die zal weten wat er in zijn zoon steekt. De controle op wat er in huis voorvalt, is natuur lijk moeilijk te oefenen. Man kan en men mag niet te diep ingrijpen. Ook gebeurt het dikwijls dat wie, als de boosdoener geldt, na een nauwkeurig onderzoek blijkt het meest normale lid te zijn van zijn groep. Hoe dikwijls komt het niet voor dat de eigen betrekkingen van een kind, er geen begrip van hebben dat het noodig is hem te begrijpen. Zelfs ouders met de beste bedoelingen kunnen dingen aanvangen die de gewoonten versterken waarover zij klagen. Laat dan een psychologisch ambtenaar met de moeder in betrekking treden. Veel zal hij niet kunnen doen en hij zal kort alles moeten afhan delen, de ernstige waarheid moet hij haar inprenten dat haar kind meer sympathie en vollediger ge legenheid bij haar moet vinden om tot wat verzet, in goeden zin, te geraken. Misschien ontstaat dan wel een soort van mede dinging tusschen den ambtenaar en de moeder wie het hart van het kind naar zich kan toehalen, maar in allen geval moet het er op worden aan gelegd dat regelmatig de school of de familie bezoek ontvangt. De goede methode dient langzamerhand bij het gezin te worden ingedruppeld, het moet den schijn hebben of zij in het gezin mede is geboren. Zoo alleen kan een goede grondslag voor huiselijkeii invloed worden gevonden. Maar de ambte naren zullen iets priesterlijks in hun houding moeten aannemen. Het opbouwen van hun werk, zooals iedere opbouw, gaat met moeite, gepaard. En hoeveel is er nog niet in 't oog te houden. Daarover een paar volgende hoofdstukken. OOKT FBED:J ROESKE ZANDBLAD - SIGAREN 8 en10 ei:, NIEUWE DRUKKEN ADAGIARIUS, Latijnsche citaten in liet dagelijkscli leren. Tweede druk, herzien en uitgebreid door Dr. D. Bruin s. De tweede druk heeft een aan merkelijke uitbreiding ondergaan. Voor de eerste afdeeling (citaten aan klassieke bronnen ontleend), is deze uitbreiding in hoofdzaak te danken aan den zes en twintigsten druk van Büchmann, Geflügelte Worte.Voor de tweede afdeeling (citaten aan niet-klassieke bronnen ontleend), leverde nalezing uit de Adagia van Erasmus een rijken oogst. Uitgevers: W. J. Thieme &Cie te Zutphen. Koninklijke Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER &Co. DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Bewaarplaatsen voor Inboedels

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl