Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2528
KIJKJES BIJ DE
ZUIDERZEEWERKEN
door Ir. J. TH. T H ij s s E
V
K
Het gaat niet," zei Wietse, mijn dikke
schipper, we gaan alweer achteruit. De stroom
is te sterk."
Het was Juli 1924 en de verbinding tusschen
Wieringen en den vasten wal van Noord-Holland
was nog niet tot stand gekomen. Het grootste deel
van het vaarwater, het Amsteldiep, was al afge
sloten en we waren nu in het stadium waarvoor we
eigenlijk gezegd Wel een beetje benauwd waren,
omdat de sterke stroomen die dan door het over
blijvende gat moesten trekken, wel eens leelijke
parten zouden kunnen spelen.
Die stroomen hebben We ook wel gekregen. Op
dezen mooien Julidag deden we met ons bootje
vergeefsche pogingen om er tegenop te komen.
Of we een aanloopje namen in het rustige water
achter het stuk dijk dat al boven water reikte en
den motor lieten draaien tot hij begon te kloppen,
het hielp niet. Even leek het dat we door de stroom
versnelling heen zouden komen, maar het slot
was toch dat we Weer achteruit sukkelden en
moesten wachten tot de volgende kentering.
Het is bij het Werken op zee een gelukje dat die
kenteringen er zijn. Al duurt het maar een
oogenblik dat het water werkelijk heelemaal stil staat,
een tijdje voor en na dat oogenblik is de stroom
zoo veel zwakker dan in het felst van het tij, dat
er flink kan worden gewerkt.
Op de foto ziet ge n van die periodes van groote
bedrijvigheid kort voor het einde van den
vloedstroom, die van rechts komt. Op den voorgrond
ligt de perszuiger die het zand, dat in bakken is
aangevoerd, door een buisleiding op zijn plaats
in den dijk brengt. In het nog open stuk van het
Amsteldiep zijn twee sleepbooten bezig een grooten
onderlosser, die juist zijn lading heeft laten
vallen, tegen den stroom in van den dam te trekken.
Een drietal volle onderlossers ligt klaar en geheel
rechts komen weer twee sleepbooten met een
geladen bak aanzetten.
Aan de overzijde van
het gat Werken de hooge
grijperkranen. Evenals de
onderlossers verwerken ze
keileem.
Elke minuut nemen de
zware grijpers een hap
van twee kubieke meter
uit de taaie massa. De
langszij gemeerde bakken
zijn in een uurtje leeg en
de sleepboot die de volle
bakken brengt zal ze weer
meenemen naar den log
gen molen, die een eindje
noordelijk van den dijk
de keileem uit den bodem
van het Amsteldiep bag
gert.
Die keileem heeft ge
toond een onbetaalbaar
materiaal te zijn, vooral
door zijn geweldige taaiheid, die maakt dat de
snelle waterstroomen dit materiaal maar heel
langzaam afschuren. Het wordt op heel wat
plaatsen in de Zuiderzee aangetroffen en nog
steeds wordt er vlijtig geboord om bij elk onder
deel van de Zuiderzee-afsluiting een zoo gunstig
mogelijk gelegen voorraad te vinden.
De vraag hoe de Zuiderzee nu eigenlijk moet
Worden afgesloten kan nu meteen als opgelost
Worden beschouwd. Zand en klei bieden niet
voldoenden weerstand aan stroomend water, waar
om in de vroegere ontwerpen was gerekend op
een ruim gebruik van door steen bezwaard rijshout.
Maar dit is heel wat duurder dan het verwerken
van materialen die in den bodem der Zuiderzee
Worden gevonden. Geen wonder dat er een uitge
breide actie ontstond, om in plaats van het
ouderwetsche rijshout meer moderne gewapend
tetonconstructies toe te passen. Reeds omstreeks 1910
liet de Zuidervereeniging deze zaak door een des
kundige commissie onderzoeken en in de jaren
na 1920 verscheen een heele reeks van voorstellen
om gewapend beton een belangrijke rol bij de
afsluiting der Zuiderzee te laten vervullen.
Verscheidene van deze voorstellen zijn moeilijk
of misschien geheel niet uitvoerbaar. Het bleek
dat zelfs knappe betonconstructeurs zich geen
voorstelling konden maken van de omstandig
heden waaronder in volle zee moet Worden
geWerkt. Maar afgezien daarvan kan thans de b
tonmode wel als geëindigd worden beschouwd,
omdat de afsluiting heel wat goedkooper met
keileem kan worden tot stand gebracht. De prijs
van een kubieken meter keileem is maar enkele
procenten van dien van een even groote hoeveel
heid gewapend beton en er zou dan ook heel wat
moeten gebeuren voor het voordeeliger wordt om
dit laatste materiaal te gebruiken.
Nadat de dichting van het Amsteldiep zoo vlot
is verloopen behoeft niet meer te Worden getwij
feld aan het Welslagen van de afsluiting van de
geheele Zuiderzee.
Het verwerken van keileem onder laagwater
met onderlossers en daarboven met' drijvende
grijperkranen is een groot succes gebleken en zal
mogelijk zijn bij de omstandigheden die bij den
bouw van den grooten dijk voorkomen.
De richting van den dijk heeft niet minder stof
tot gedachtenwisseling gegeven dan de constructie
ervan. In het oorspronkelijke ontwerp loopt hij
van de Oostpunt van Wieringen bij het dorpje
den Oever naar de Friesche kust bij Piaam,
even ten zuiden van Makkum. Bij nader onderzoek
bleek het ten slotte voordeeliger om de aansluiting
tegen Friesland wat verder noordwaarts te zoeken,
namelijk dicht bij Zurig, een dorpje dat ongeveer
midden tusschen Piaam en Harlingen ligt. De wet,
waarin tot het werk is besloten, noemt nog een dijk
naar de Friesche kust bij Piaam", zoodat een
Wetswijziging noodig is.
Deze wijziging, die thans aanhangig is, heeft
in Friesland de gemoederen danig in beroering
gebracht. Gaat de dijk naar Piaam dan zal een
eventueele spoorwegverbinding van Noord-Hol
land naar Leeuwarden over Bolsward en Sneek
gaan. Bolsward, dat dan uit zijn isolement zou
worden verlost, en Sneek, dat evenals nu aan een
doorgaande sneltreinverbinding zou blijven liggen,
hebben een beweging op touw gezet om de oude
dijksrichting te behouden. Maar aan den anderen
kant staat Harlingen, dat den spoorweg krijgt als
Zurig het eindpunt van den afsluitdijk wordt en
op de Sneeker brochure met een niet minder goed
verzorgd boekwerkje antwoordde.
Voor een buitenstaander is het niet gemakkelijk
om te beoordeelen welk belang nu eigenlijk het
grootste is: dat van de Zuidwestpunt of dat van
den Noordwesthoek van Friesland. Het blijven
locale belangen en, waar zij elkander toch groo
tendeels opheffen, kunnen ze bij het kiezen van het
tracévoor den afsluitdijk niet den doorslag ge
ven De redenen waarom de dijk op Zurig zal
HET SLUITGAT VAN HET AMSTELDIEP IN JULI 1924
worden gericht zijn belangrijk genoeg, al kunnen
ze niet met een paar woorden worden uiteengezet.
Het spijt me alleen voor een goede kennis van
mij, die zijn zoon zoo graag op den dijk bij Piaam
aan het Werk had gezien. Hij zal, evenals de wet
gever, bij Piaam" moeten vervangen door
benoorden Piaam."
in de wet wordt nog heel wat meer gewijzigd
dan alleen de richting van den afsluitdijk, vooral
wat de finantiecle zijde van de werken betreft.
Bij de tegenwoordige regeling wordt alles betaald
uit het Zuiderzeefonds" dat een bepaalde
jaarlijksche bijdrage van den staat krijgt en verder
met geleend geld moet werken. Nu is eenigen tijd
geleden verschenen het verslag van de staatscom
missie Lovink, die de baten van de
Zuiderzeconderneming heeft onderzocht. Daarbij bleek, dat
de afsluiting der zee op zichzelf zoo groote verbe
teringen in den waterstaatkundigcn toestand van
Nederland brengt, dat de aanleg van den dijk
alleen daarom al gemotiveerd is.
Het wordt daarom als billijk beschouwd de
kosten van dien dijk niet op de Zuiderzeepolders
te laten drukken maar ze uit de staatskas in het
Zuiderzeefonds terug te storten. Het gevolg is
dat de inpoldering een zeer winstgevende zaak
zal worden. Het is natuurlijk niet mogelijk om
te voorspellen wat over dertig jaar precies de waar
de van de drooggelegde gronden zal zijn, maar
het zou al heel erg moeten tegenvallen als de
kosten van de droogmaking niet zouden worden
gedekt, zelfs al berekent men vijf procent rente
op rente.
Nog andere veranderingen zijn te wachten. De
commissie Lovink heeft het tekort aan grond, dat,
zooals algemeen bekend is, steeds nijpender
wordt, scherp belicht. De toestand blijkt zoo
ernstig te zijn, dat er zoo spoedig mogelijk land
moet komen en dat men zich daarvoor zoo noodig
eenige opofferingen moet getroosten. De Wieringer
meer, iets grooter dan de Haarlemmermeer, zal
den eersten landhonger moeten bevredigen. Inplaats
van met de droogmaking ervan te wachten tot
de Zuiderzee geheel is afgesloten, zal er dadelijk
mee Worden begonnen.
Dat heeft wel eenige bezwaren. In de eerste plaats
zal de dijk van Medemblik naar den Oever, die
de polder van het IJselmeer zal scheiden, de eerste
jaren geen meerdijk maar een volledige zeedijk zijn»
Hij zal, zoolang de dijk Wieringen-Friesland nog
niet gereed is, hoogere waterstanden moeten keeren,
dan later op het IJselmeer zullen voorkomen en
dus hooger en duurder worden dan het geval
zou zijn als wc een jaar of wat geduld hadden.
Dat is nu de keerzijde van het maken van heel
groote werken: zoo'n extraatje loopt dadelijk in
de millioenen, in dit geval een stuk of zeven als de
rente wordt meegeteld. En daar blijft liet niet bij.
Het water van dit deel van de Zuiderzee is veel
zouter dan dat in de eigenlijke kom waar de overige
polders komen. De bodem heeft daardoor een vrij
hoog zoutgehalte en zal de eerste jaren minder
goede oogsten geven, zooals de eerste bewoner?
van de Anna Paulowna-, de Waard- en de'Groet
polder tot hun schade hebben ondervonden.
Zoo erg als in die polders zal het in de
Wieringcrmeer niet worden, want men heeft beter geleerd
hoe in een dergelijk geval de bebouwing moet
Worden aangepakt en een proefpoldertje zal de
ondervinding in dit opzicht nog vermeerderen.
Maar toch zou het een niet te versmaden voordeel
zijn als de bodem vóór het droogmalen n of
twee jaar onder het zoete IJselmeerwater had
gestaan. Het zoutgehalte zou dan wel niet geheel
verdwijnen maar toch zeker verminderen. Dit
voordeeltje, dat ook alweer eenige millioenen
guldens vertegenwoordigt, gaat verloren bij ver
vroegde droogmaking van de Wieringermecrpolder,.
die dan een verlies zal opleveren inplaats van een
behoorlijke winst.
Het is een schrale troost dat de Staat het ver
schil van 12 millioen aan het Zuiderzeefonds zal
restitueeren ;een feit blijft
het dat de eerste
Zuiderzeepolder een verlies zal
opleveren. Dit verlies
zal gelukkig later dooi
de Winst op de andere
polders, die ook uit he
tere grondsoorten be
staan, ruimschoots wor
den goedgemaakt.
Onlangs zijn in
Overijsel stemmen opgegaan
om niet de
Wieringermeer maar de noord
oostelijke polder.tusschtn
de Friesch-Overiiselsche
kust en de eil-tnden Urk
en Schckland, het eerst
droog te maken. Ook hier
ziet men de botsing van
locale belangen,namelijk
van Noord-Holland en
van Overijsel, die beide
voordeel zien in het zoo spoedig mogelijk aan
winnen van nieuw' land langs hun kusten.
Voor vervroegde inpoldering van den
noordoostelijken polder gelden dezelfde bezwaren als bij
de Wieringermeer, hoewel beide waarschijnlijk
in mindere mate. Maar bovendien is het de vraag
of het tegelijk met volle kracht aanpakken van
den afsluitdijk en van dezen polder niet te veel
hooi op de vork nemen beteekent. De Werken zijn
namelijk heel wat omvangrijker dan die \an de
de Wieringermeer, die door zijn gunstige ligging
door een dijk van minder dan 20 kilometer kan
worden afgesloten terwijl de noordoostelijke
polder een dijk van om en bij de vijftig kilometer
moet krijgen.
In ieder geval zal de beslissing niet lang meer op
zien laten wachten, want het Volgend jaar moet
begonnen worden met den afsluitdijk etr met de
eventueel te maken inpoldering. Wij staan aan
het eind van het zoogenaamde beperkte werkplan,
dat in 1921 met het oog op den berooiden toestand
van de schatkist is ingesteld. In de vier daaraan
volgende jaren mochten alleen de Werken Worden
uitgevoerd die verband houden met de afsluiting
van het Amsteldiep en daarna kan
worden^beslist wat er verder moet gebeuren.
(Wordt vervolgt!.;
LAAT UWE CENTRALE VERWARMING
EN BIJKOMENDE INSTALLATIES
AANLEGGEN DOOR ",:
DEKOh.FABR.F.W.BRAAT-DELFT