De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 21 november pagina 6

21 november 1925 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2528 KIJKJES BIJ DE ZUIDERZEEWERKEN door Ir. J. TH. T H ij s s E V K Het gaat niet," zei Wietse, mijn dikke schipper, we gaan alweer achteruit. De stroom is te sterk." Het was Juli 1924 en de verbinding tusschen Wieringen en den vasten wal van Noord-Holland was nog niet tot stand gekomen. Het grootste deel van het vaarwater, het Amsteldiep, was al afge sloten en we waren nu in het stadium waarvoor we eigenlijk gezegd Wel een beetje benauwd waren, omdat de sterke stroomen die dan door het over blijvende gat moesten trekken, wel eens leelijke parten zouden kunnen spelen. Die stroomen hebben We ook wel gekregen. Op dezen mooien Julidag deden we met ons bootje vergeefsche pogingen om er tegenop te komen. Of we een aanloopje namen in het rustige water achter het stuk dijk dat al boven water reikte en den motor lieten draaien tot hij begon te kloppen, het hielp niet. Even leek het dat we door de stroom versnelling heen zouden komen, maar het slot was toch dat we Weer achteruit sukkelden en moesten wachten tot de volgende kentering. Het is bij het Werken op zee een gelukje dat die kenteringen er zijn. Al duurt het maar een oogenblik dat het water werkelijk heelemaal stil staat, een tijdje voor en na dat oogenblik is de stroom zoo veel zwakker dan in het felst van het tij, dat er flink kan worden gewerkt. Op de foto ziet ge n van die periodes van groote bedrijvigheid kort voor het einde van den vloedstroom, die van rechts komt. Op den voorgrond ligt de perszuiger die het zand, dat in bakken is aangevoerd, door een buisleiding op zijn plaats in den dijk brengt. In het nog open stuk van het Amsteldiep zijn twee sleepbooten bezig een grooten onderlosser, die juist zijn lading heeft laten vallen, tegen den stroom in van den dam te trekken. Een drietal volle onderlossers ligt klaar en geheel rechts komen weer twee sleepbooten met een geladen bak aanzetten. Aan de overzijde van het gat Werken de hooge grijperkranen. Evenals de onderlossers verwerken ze keileem. Elke minuut nemen de zware grijpers een hap van twee kubieke meter uit de taaie massa. De langszij gemeerde bakken zijn in een uurtje leeg en de sleepboot die de volle bakken brengt zal ze weer meenemen naar den log gen molen, die een eindje noordelijk van den dijk de keileem uit den bodem van het Amsteldiep bag gert. Die keileem heeft ge toond een onbetaalbaar materiaal te zijn, vooral door zijn geweldige taaiheid, die maakt dat de snelle waterstroomen dit materiaal maar heel langzaam afschuren. Het wordt op heel wat plaatsen in de Zuiderzee aangetroffen en nog steeds wordt er vlijtig geboord om bij elk onder deel van de Zuiderzee-afsluiting een zoo gunstig mogelijk gelegen voorraad te vinden. De vraag hoe de Zuiderzee nu eigenlijk moet Worden afgesloten kan nu meteen als opgelost Worden beschouwd. Zand en klei bieden niet voldoenden weerstand aan stroomend water, waar om in de vroegere ontwerpen was gerekend op een ruim gebruik van door steen bezwaard rijshout. Maar dit is heel wat duurder dan het verwerken van materialen die in den bodem der Zuiderzee Worden gevonden. Geen wonder dat er een uitge breide actie ontstond, om in plaats van het ouderwetsche rijshout meer moderne gewapend tetonconstructies toe te passen. Reeds omstreeks 1910 liet de Zuidervereeniging deze zaak door een des kundige commissie onderzoeken en in de jaren na 1920 verscheen een heele reeks van voorstellen om gewapend beton een belangrijke rol bij de afsluiting der Zuiderzee te laten vervullen. Verscheidene van deze voorstellen zijn moeilijk of misschien geheel niet uitvoerbaar. Het bleek dat zelfs knappe betonconstructeurs zich geen voorstelling konden maken van de omstandig heden waaronder in volle zee moet Worden geWerkt. Maar afgezien daarvan kan thans de b tonmode wel als geëindigd worden beschouwd, omdat de afsluiting heel wat goedkooper met keileem kan worden tot stand gebracht. De prijs van een kubieken meter keileem is maar enkele procenten van dien van een even groote hoeveel heid gewapend beton en er zou dan ook heel wat moeten gebeuren voor het voordeeliger wordt om dit laatste materiaal te gebruiken. Nadat de dichting van het Amsteldiep zoo vlot is verloopen behoeft niet meer te Worden getwij feld aan het Welslagen van de afsluiting van de geheele Zuiderzee. Het verwerken van keileem onder laagwater met onderlossers en daarboven met' drijvende grijperkranen is een groot succes gebleken en zal mogelijk zijn bij de omstandigheden die bij den bouw van den grooten dijk voorkomen. De richting van den dijk heeft niet minder stof tot gedachtenwisseling gegeven dan de constructie ervan. In het oorspronkelijke ontwerp loopt hij van de Oostpunt van Wieringen bij het dorpje den Oever naar de Friesche kust bij Piaam, even ten zuiden van Makkum. Bij nader onderzoek bleek het ten slotte voordeeliger om de aansluiting tegen Friesland wat verder noordwaarts te zoeken, namelijk dicht bij Zurig, een dorpje dat ongeveer midden tusschen Piaam en Harlingen ligt. De wet, waarin tot het werk is besloten, noemt nog een dijk naar de Friesche kust bij Piaam", zoodat een Wetswijziging noodig is. Deze wijziging, die thans aanhangig is, heeft in Friesland de gemoederen danig in beroering gebracht. Gaat de dijk naar Piaam dan zal een eventueele spoorwegverbinding van Noord-Hol land naar Leeuwarden over Bolsward en Sneek gaan. Bolsward, dat dan uit zijn isolement zou worden verlost, en Sneek, dat evenals nu aan een doorgaande sneltreinverbinding zou blijven liggen, hebben een beweging op touw gezet om de oude dijksrichting te behouden. Maar aan den anderen kant staat Harlingen, dat den spoorweg krijgt als Zurig het eindpunt van den afsluitdijk wordt en op de Sneeker brochure met een niet minder goed verzorgd boekwerkje antwoordde. Voor een buitenstaander is het niet gemakkelijk om te beoordeelen welk belang nu eigenlijk het grootste is: dat van de Zuidwestpunt of dat van den Noordwesthoek van Friesland. Het blijven locale belangen en, waar zij elkander toch groo tendeels opheffen, kunnen ze bij het kiezen van het tracévoor den afsluitdijk niet den doorslag ge ven De redenen waarom de dijk op Zurig zal HET SLUITGAT VAN HET AMSTELDIEP IN JULI 1924 worden gericht zijn belangrijk genoeg, al kunnen ze niet met een paar woorden worden uiteengezet. Het spijt me alleen voor een goede kennis van mij, die zijn zoon zoo graag op den dijk bij Piaam aan het Werk had gezien. Hij zal, evenals de wet gever, bij Piaam" moeten vervangen door benoorden Piaam." in de wet wordt nog heel wat meer gewijzigd dan alleen de richting van den afsluitdijk, vooral wat de finantiecle zijde van de werken betreft. Bij de tegenwoordige regeling wordt alles betaald uit het Zuiderzeefonds" dat een bepaalde jaarlijksche bijdrage van den staat krijgt en verder met geleend geld moet werken. Nu is eenigen tijd geleden verschenen het verslag van de staatscom missie Lovink, die de baten van de Zuiderzeconderneming heeft onderzocht. Daarbij bleek, dat de afsluiting der zee op zichzelf zoo groote verbe teringen in den waterstaatkundigcn toestand van Nederland brengt, dat de aanleg van den dijk alleen daarom al gemotiveerd is. Het wordt daarom als billijk beschouwd de kosten van dien dijk niet op de Zuiderzeepolders te laten drukken maar ze uit de staatskas in het Zuiderzeefonds terug te storten. Het gevolg is dat de inpoldering een zeer winstgevende zaak zal worden. Het is natuurlijk niet mogelijk om te voorspellen wat over dertig jaar precies de waar de van de drooggelegde gronden zal zijn, maar het zou al heel erg moeten tegenvallen als de kosten van de droogmaking niet zouden worden gedekt, zelfs al berekent men vijf procent rente op rente. Nog andere veranderingen zijn te wachten. De commissie Lovink heeft het tekort aan grond, dat, zooals algemeen bekend is, steeds nijpender wordt, scherp belicht. De toestand blijkt zoo ernstig te zijn, dat er zoo spoedig mogelijk land moet komen en dat men zich daarvoor zoo noodig eenige opofferingen moet getroosten. De Wieringer meer, iets grooter dan de Haarlemmermeer, zal den eersten landhonger moeten bevredigen. Inplaats van met de droogmaking ervan te wachten tot de Zuiderzee geheel is afgesloten, zal er dadelijk mee Worden begonnen. Dat heeft wel eenige bezwaren. In de eerste plaats zal de dijk van Medemblik naar den Oever, die de polder van het IJselmeer zal scheiden, de eerste jaren geen meerdijk maar een volledige zeedijk zijn» Hij zal, zoolang de dijk Wieringen-Friesland nog niet gereed is, hoogere waterstanden moeten keeren, dan later op het IJselmeer zullen voorkomen en dus hooger en duurder worden dan het geval zou zijn als wc een jaar of wat geduld hadden. Dat is nu de keerzijde van het maken van heel groote werken: zoo'n extraatje loopt dadelijk in de millioenen, in dit geval een stuk of zeven als de rente wordt meegeteld. En daar blijft liet niet bij. Het water van dit deel van de Zuiderzee is veel zouter dan dat in de eigenlijke kom waar de overige polders komen. De bodem heeft daardoor een vrij hoog zoutgehalte en zal de eerste jaren minder goede oogsten geven, zooals de eerste bewoner? van de Anna Paulowna-, de Waard- en de'Groet polder tot hun schade hebben ondervonden. Zoo erg als in die polders zal het in de Wieringcrmeer niet worden, want men heeft beter geleerd hoe in een dergelijk geval de bebouwing moet Worden aangepakt en een proefpoldertje zal de ondervinding in dit opzicht nog vermeerderen. Maar toch zou het een niet te versmaden voordeel zijn als de bodem vóór het droogmalen n of twee jaar onder het zoete IJselmeerwater had gestaan. Het zoutgehalte zou dan wel niet geheel verdwijnen maar toch zeker verminderen. Dit voordeeltje, dat ook alweer eenige millioenen guldens vertegenwoordigt, gaat verloren bij ver vroegde droogmaking van de Wieringermecrpolder,. die dan een verlies zal opleveren inplaats van een behoorlijke winst. Het is een schrale troost dat de Staat het ver schil van 12 millioen aan het Zuiderzeefonds zal restitueeren ;een feit blijft het dat de eerste Zuiderzeepolder een verlies zal opleveren. Dit verlies zal gelukkig later dooi de Winst op de andere polders, die ook uit he tere grondsoorten be staan, ruimschoots wor den goedgemaakt. Onlangs zijn in Overijsel stemmen opgegaan om niet de Wieringermeer maar de noord oostelijke polder.tusschtn de Friesch-Overiiselsche kust en de eil-tnden Urk en Schckland, het eerst droog te maken. Ook hier ziet men de botsing van locale belangen,namelijk van Noord-Holland en van Overijsel, die beide voordeel zien in het zoo spoedig mogelijk aan winnen van nieuw' land langs hun kusten. Voor vervroegde inpoldering van den noordoostelijken polder gelden dezelfde bezwaren als bij de Wieringermeer, hoewel beide waarschijnlijk in mindere mate. Maar bovendien is het de vraag of het tegelijk met volle kracht aanpakken van den afsluitdijk en van dezen polder niet te veel hooi op de vork nemen beteekent. De Werken zijn namelijk heel wat omvangrijker dan die \an de de Wieringermeer, die door zijn gunstige ligging door een dijk van minder dan 20 kilometer kan worden afgesloten terwijl de noordoostelijke polder een dijk van om en bij de vijftig kilometer moet krijgen. In ieder geval zal de beslissing niet lang meer op zien laten wachten, want het Volgend jaar moet begonnen worden met den afsluitdijk etr met de eventueel te maken inpoldering. Wij staan aan het eind van het zoogenaamde beperkte werkplan, dat in 1921 met het oog op den berooiden toestand van de schatkist is ingesteld. In de vier daaraan volgende jaren mochten alleen de Werken Worden uitgevoerd die verband houden met de afsluiting van het Amsteldiep en daarna kan worden^beslist wat er verder moet gebeuren. (Wordt vervolgt!.; LAAT UWE CENTRALE VERWARMING EN BIJKOMENDE INSTALLATIES AANLEGGEN DOOR ",: DEKOh.FABR.F.W.BRAAT-DELFT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl