Historisch Archief 1877-1940
No. 2529
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
PRIJSVRAAG: WELK BOEK?
Er zijn oogenblikken in het leven, waarop het
hechtst vertrouwen ineenzakt. Zoo is het den
boeken-bewonderaar vergaan, toen hij vreesde,
dat een overdaad van film-spelen, een niet te
stuiten danswoede de liefde voor het boek gingen
overmeesteren.
Met zorg gebouwde romans, boeiende reisver
halen, uitingen van echten humor, schenen hem
achterhaald door vage, mechanisch kil op het
Witte doek tentoongestelde afbeelding.
Het moge waar zijn, dat onze jonge eeuw buigt
voor fabrieksmaaksel, voor lichaamsoefening tot in
het uiterste verzorgd, voor luchtige levensbe
schouwing, alsof zij alle gevoel voor bezonkenheid
heeft verloren, de dorre statistiek stelt daartegen
over, dat de boeken-voorraad over de wereld
toeneemt, dat ons land naar verhouding als tweede
opgaat in de rij van de beschaafde rijken, die
boeken voortbrengen.
Dit geeft hoop, dat de eeredienst voor het let
terkundig en wetenschappelijk geschrift wederom
zal opbloeien als in de beste tijden.
Daarom durft de Nederlandsche Uitgeversbond
met frisschen moed telkens andere pogingen
doen om den lust tot lezen van goede boeken te
bevorderen.
Een poging in die richting, het vorig jaar onder
nomen, bewees, dat wij denNederlandschen
boekenlezer niet onderschat hebben. Toen toch hebben
vele honderden onze vraag beantwoord, welk boek,
in Nederland in 1924 verschenen, het meest naar
hun smaak was, en medegedongen in den
prijswedstrijd welke boeken het hoogst aantal stemmen
op zich zouden vereenigen.
Het getal van vijftienhonderd deelnemers
had grooter kunnen zijn. Ongetwijfeld, maar het
gold eene eerste proef en de bedachtzame Neder
lander kijkt gewoonlijk de kat uit den boom.
Toch hadden wij reden om ons te verheugen,
daar het cijfer belangrijk was, als men slechts
vergelijkt met hetgeen elders de uitkomst bleek.
In de Vereenigde Staten heeft eene dergelijke
oproeping niet meer antwoorden binnengebracht
dan hier te lande, niet vergelijkenderwijze maar
in werkelijkheid.
Dit spoort ons aan op den ingeslagen weg voort
te gaan en de proef te herhalen.
Wij vragen ook nu aan den boeken-lezer, welk
boek hem in den loop van het jaar 1925 het meest
heeft aangetrokken.
Die aan onze oproeping wil gehoor geven,
moet tusschen half December en half Januari
a.s. mededeelen, welk, in de Nederlandsche taal
in 1925 verschenen boek ??oorspronkelijk of
vertaald het meest in zijn smaak viel.
De keuze is onbeperkt, in dien zin, dat leerboeken,
technische werken en vakliteratuur buiten be
schouwing blijven. Overigens tellen alle boeken
mede, zoowel romans en dichtbundels als werken
van beschrijvenden aard, over kunst of wijsgeerig
bespiegelend.
Wij zijn zelfs vrijgevig en vragen niet of de
lezer het boek van zijn voorkeur in eigendom
bezit, dan wel of hij daarvan op andere wijze
kennis nam. Ieder kan mededingen. Hij zende
daartoe, ingevuld, het antwoord-formulier terug,
dat half December wordt opgenomen in het
Letterkundig Bijblad van de Nieuwe
Rotterdamsche Courant, in de Groene Amsterdammer, in
De Nieuwe Courant en in Het Vaderland.
In de tweede helft van Januari wordt de uitslag
bekend gemaakt in dezelfde bladen.
Zooals in 1924 verbinden wij ook thans aan
deze vraag een prijs-wedstrijd, waaraan eveneens
iedere boeken-lezer kan deelnemen. Om een prijs
te winnen, moet hij eene lijst inzenden van de
vier boeken (schrijversnamen en titels), welke
hij meent, dat het hoogst aantal stemmen op zich
vereenigen zullen, onverschillig of hijzelf het met
die keuze van vele anderen eens is. Geeft hij de
goede lijst, dan is hij zeker tot de prijswinnaars
te behooren, ongeacht of er velen of weinigen zijn,
die het juiste antwoord inzenden. Het benoodigd
antwoord-formulier zal hij ook in beide bovenge
noemde bladen vinden.
Ieder prijswinnaar het vorig jaar waren er
ruim dertig zal wederom uit dezen catalogus
boeken mogen kiezen, tot eene gezamenlijke
waarde van ?25. Hij kan zijne keuze doen zoowel
uit de titels, opgenomen in het beschrijvend
gedeelte van den catalogus, als uit de daarop
volgende aanvullende aankondigingen van de
verschillende uitgevers.
De antwoorden-formulieren moeten uiterlijk
15 Januari 1926 in het bezit zijn van een der
bovengenoemde bladen.
Mogen duizenden aan deze oproeping gehoor
geven en aldus hunne belangstelling toonen in
het goede boek.
HET BESTUUR VAN DEN NEUEHI..
UITGEVERSBOND
BOEKBESPREKING
FELIX HAOEMAN. Oom
Jerry. Amsterdam,
z.j. Van Holkema
en Warendorf.
<q
Een roman, waarin, voor
een Hollandschen roman,
onwaarschijnlijk veel ge
beurt. Want, nietwaar,
we zijn in onze oorspron
kelijke romans gewoon,
dat het verhaal niet zoo
bijster vlug opschiet, dat
het stapje voor stapje
gaat, met voorzichtig
overwegen of alles wel
precies verantwoord is;
enfin, onze woordkunst
is een kunst van enorm
veel woorden.
Maar in dezen roman
schiet het verhaal op.
Holland, Engeland, Ame
rika, en het eene avon
tuur na het andere.
Een allerliefst doodarm
meisjes-studentje, dat
plotseling schatrijk wordt,
doordat ze enkele
aandeelen bezit in een on
derneming, die zich ont
popt in een rendeerende
zilvermijn-exploitatie ,een
allerleukste oom, die
schuchter verlief d op haar
is, en een schurk, die zich
weet op te werken tot
haar verloofde, maar die
het ten slotte toch tegen
oom Jerry moet afleggen.
In het eerst doet het
boek wat opgeschroefd,
wat geëxalteerd aan; later
wordt de schrijver
beheerschter en zijn boek
Wordt allergenoeglijkste
lectuur. Boeken kunnen
ons in hoofdzaak om
twee redenen boeien. Om
de manier, waarop de
menschen zich tegen het
noodlot schrap zetten
enom de manier, waarop ze door het leven heen
rollen. De eerste soort is stellig de hoogste, en het
boek van Felix Hageman past daarin maar voor
een klein gedeelte. Voor de rest is het avonturen
roman, maar in dat genre is het dan toch bijzonder
goed.
ALICE BEKEND. De reis van tien heer
Sebastiaan Wenzel. Uit lietDuitsch d. Christine
Oudemans. Laren (Gooiland) z.j. A. G.
Schoonderbeek.
Humor is een artikel, dat in velerlei kwali
teiten Wordt aangeboden. Die van Alice Berend
is nu juist niet van de allerfijnstc soort, maar
hij is toch wel zoo, dat men zich met een boek
als De reis van den heer Sebastiaan Wenzel"
best een avond amuseeren kan. Er gaat een
trouwhartige, rustige levensblijheid van uit,
die, in den goeden zin, Wat ouderwetsch aandoet.
Deze schrijfster weet blijkbaar nauwkeurig, wat
beneden de lijn van haar kunnen ligt; zij gaat
daar nergens boven uit, en haar boek dankt er
een mate van beheerschtheid aan, die prettig
aandoet. En zoo is het Wezenlijk aardig, den
braven burger-millionnair Wenzel te vergezellen
op zijn reis naar de Riviera; men vermaakt zich
met zijn nuchterheid en zijn onbeholpenheid, en
men kijgt werkelijk sympathie voor hem, als hij,
op zijn ouden dag, nog verliefd wordt ook.
Toch is het goed, dat het boek niet heel erg dik is.
Want, nu ja, zoo heel belangwekkend is het leven
van den goeden rentenier toch ook niet, noch de
vis comica, waarmee zijn portret geteekend wordt.
AGNES MAAS?VAN' DER MOER. De kunst
clowns. Rotterdam 1925. W. L. en J.
Brusse.
Evenals Steynen's Zoet-zure zottigheid" maakt
dit boekje van mevr. Maas?van der Moer deel
uit van de reeks De rinki'lbel". Steynen schepte
zijn vermakelijke dwaasheid af van het maat
schappelijke leven in 't algemeen; mevr. Maas
blijft dichter bij huis en steekt, den draak met
zeker saort kunstenaars en wat daar verder
voor doorgaat.
Doordat de schrijfster zoodoende dus den strijd
min of meer op eigen terrein voert, krijgt deze
satyre iets persoonlijks, dat er felheid aan geeft.
Voor een persiflage, deze stof betreffend, was zeker
alle aanleiding. Bijna ieder kent in zijn eigen
DIERSTUDIE: WILDE KATER
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Versttjnen
DE DICTATOR IN ACTIE
Quos ego !"
Verg. Aen. /, ijs
De soep die krant en wetboek vult,
Die geef ik je cadeau.
Ik spreek en doe. Jij zwijgt en duldt.
Ik zal ze. Quos ego !
CHAR.
omgeving we! van die typen, dwepend met het
mystieke", dat voor hen wel niets anders kan
beteekenen dan het volslagen onbegrijpelijke;
vorm-verfijnelingen zonder inhoud, die met
grenzenioozen hoogmoed neerkijken op iedereen,
die nog met z'n voeten op den grond durft staan.
Mevr. Maas-van der Moer heeft zoo'n stel menschen
geteekend, en ze deed het Werkelijk met talent.
De schrijfster moet met een scherpen blik dat
soort aestheten waargenomen hebben; er staan
in het boekje allerlei notities, die het, buiten het
verhaal-verband om, bewijzen. Zoo is het treffend
juist, dat de fouten van den kunstenaar vaak
als zijn bijzonderste kunst worden beschouwd.
Het boekje is geschreven in den vorm van een
aantai brieven. De voor- en de nadeelen van den
briefvorm zijn al zoo vaak opgesomd, dat ik daar
nu niet aan beginnen wil.
Ik teeken hier nog aan, dat de schrijfster, doordat
zij enkele namen van hedendaagsche auteurs
in haar boekje te pas brengt, een scherper belijning
aan haar satyre gegeven heeft. Al geloof ik niet,
dat zij die auteurs nu juist in het bijzonder heeft
Willen treffen. Zij laat bijv. een malloot dwepen
met van Schendel, maar dat bewijst niet, dat zij
/elf van Schendel niet zou Waardeeren.
HERMAN MIDDENDORP
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-DEN HAAG.
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND