De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 5 december pagina 10

5 december 1925 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2530 .. DRAMATI/CHE KRONIEK HET ROTTERDAMSCH-HOFSTADTOONEEL. De nieuwe heeren, door Robert de Flers^'en Francis de Croisset. fetiaiiliïifflï'Sjiüi Premier gezocht in Frankrijk". Deze vacature kon men verleden week lezen in een deftige Nederlandsche Courant, niet Onder de streep" of bij Eventjes lachen", maar in vollen ernst onder: Het belangrijkste nieuws". Het is te hopen voor de Fransche litteratuur, dat de politiek -waarvan De nieuwe heeren" zulk een vermakelijke af spiegeling geeft niet al te veel burgerrecht verkrijgt, zoodat ons onder deze zon ten slotte niets meer kan verwonderen Ook bij ons ?dreigen soortgelijke actualiteiten usance te Worden, maar sinds de Koo hebben wij helaas geen tooneelschrijvers, die zich op dit terrein te buiten gaan. In Frankrijk is dat anders. Sedert Figaro", ?heeft het geestig bewustzijn der sociale wissel valligheden het Fransche tooneel aan zijn aller beste werken geholpen. En wij kunnen ook de schrijvers de Flers en de Croisset geen grooter com pliment maken dan met te verwijzen naar deze roemvolle reeks, naar o.a. dat andere schrijvers paar, Augier en Sandeau, hun voorgangers, die met Le gendre de Monsieur Poirier" een mijlpaal zetten, waarnaast thans de hunne met eere komt te staan.l Want al zit dit jongere werk, naar de haast dezer nieuwe tijden, wat losser in elkaar, al mist het vooralsnog het glazuur der jaren, het komt uit dezelfde voortreffelijke school en de Fransche geest handhaaft zich erin met dezelfde puntigheid en dezelfde gratie. Aan deze stukken is een lang leven beschoren, wijl zij Wortelen in een bepaald tijdsbestek, dat den inhoud eerst op zijn artistieke waarde laat komen wanneer het zal zijn afgesloten. Als historisch document blijft het voorzien in de behoefte het eene tijdvak aan het andere te toetsen, en dit wordt sterker naar mate de actueele beteekenis der comedie humaine, waarmede de eigen tijd op te vertrouWelijken voet staat, afneemt. En wanneer dan, zooals ook in dit geval, de taal het Werk draagt, dan moet men het om deze beide eigenschappen alreeds apart stellen. Doch ook voor het overige is deze zachtzinnige persiflage een alleraardigst tooneelstuk, met veelmenschelijks in los verband, Waarbij alleen de liefde er een beetje bekaaid afkomt. Voor het Woord esprit" hebben wij in onze taal geen quivalent, althans geen met zulk een aardigen sprong erin. Geest" en vernuft" zijn droger en scherper, humor" is te goedkoop, ironie" te opzettelijk. Kwinkslag" het lichtste Woord, waarover onze taal beschikt, teekent alleen het moment, niet de voortzetting, niet den stroom van inval op inval, Welke de Fransche schrijvers, door al deze bedrijven, vonkspattend, heenstuwt. Het eerste en het laatste bedrijf van De nieuwe heeren" zijn en bleven dit ook in de vertaling voorbeelden van dezen esprit", Welke alles uit de taal haalt en daarmede de situatie verfijnt en polijst. In twee en drie is de handeling levendiger, het tooneel sterker, maar toonden de schrijvers zich minder kieschkeurig in de middelen; een oude truc als het toevallig ontdekken van een minne brief o.a. moest hen over de klippen heenhelpen. I speelt ten huize van het ancien régime, bij den graaf de Montoire-Qrandpré, en zet, op den derden verjaardag van het overlijden der gravin, bijna grotesk in, met het bezoek van diens vriendinnetje, Suzanne Verrier, welke uit decora tieve piëteit'de plechtige herdenking in de Madeleine heeft bijgewoond en bloemen legde op haar graf. Je hebt haar bedorven" ontsnapt den correcten graaf in dit uur van gewettigde en na tuurlijke verteederingen, en heel dit tooneel is geschreven in dien toon van algemeenen menschenmin, in 't weemoedig besef van de betrekkelijkheid aller aardsche voldoeningen; hoeveel aangename afleiding ze in het bijzonder dit lieve kind den vergrijsden grand-seigneur dan ook bieden. Aan het slot van dit bedrijf, waarin de graaf, veiligheidshalve, besluit Suzanne tot een dame" te maken een dame tot aan de grens van het huwelijk, wel te verstaaan en, ten einde haar des te nauwer aan zich te binden, eenige zijner be zittingen, deze grafelijke Woning o.a., op haar naam laat overschrijven, hooren wij in het aangrenzend vertrek den electricicn Jacques Qaillac zijn hoogste lied zingen, als om La Fontaine's Savetier" concurrentie aan te doen en de lucht in dit huis, Waar erkentelijkheid voor liefde geldt, te zuiveren. In II betreden wij het territoire van dezen fortuinlijken werkman, de Vakvereeniging" der nieuwe heeren, de Internationale ArbeidersCentrale, waar hij een groot man is, om niet te zeggen een dictator, de regelrechte op volger van Lodewijk XIV",-a. zooals, de Graaf, die er een boodschap komt doen, gelegenheid heeft op te merken. Suzanne Verrier, op zoek naar haar eigen Vakvereeniging", die der theaterartisten, waartoe zij be hoort, en bij vergis sing daar beland, gaat nog verder: ze ziet in Jacques den opvolger., in alles, den koning van haar hart, dat thans ver langd naar jeugd en spontaniteit. g| Dat Jacques" nu juist aan de beurt is om kamerlid en met bekwamen spoed Mi nister van Arbeid te worden, begrijpt ieder, die met de Fransche politiek van den dag even vertrouwd is. In III zien We hem in zijn nieuwe waardigheid, onbedorven echter op n punt: zijn eenvoudig, eerlijk hart, dat voor de vrouw open ging. Zijn Excellentie wacht haar, in de ge daante van Suzanne. Doch ook in deze toonden de schrij vers zich modern,dat zij de vrouw van hun tijd niet idealizeerden. Behoorde de Graaf tot de oude wereld, Jacques Gaillac tot de nieuwe, Suzanne behoort tot geene ; zij is demie" ook in haar reinste gevoelens. Wat haar, de maïtresse van den ouden graaf, vleit, is het avontuur met den Minister, die, meent ze, tevens een jongen van haar stand was. Maar de graaf de Grandprékende haar en haar stand" beter dan zij zelve, en hij bemint in haar zijn laatsten droom. Het Ministerie moet vallen. Heelcmaal machteloos zijn de heeren van rechts nu nog niet als het om de liefde gaat. Doch zoo gemakkelijk geven ook de nieuwe heerschers zichnietgewonnen, en de tijden zijn vlot. Den dag na zijn val" Wordt de ex-minister genoemd als directeur van een fabel achtige industriëele onderneming. Een geluk voor den graaf, dat er aan zulke ondernemingen licht een wormstekje te vinden is. Nog n coup d'état rest hem... .Hij heef t tegenover Suzanne gezwegen, zich op aristocratische wijze van elke toespeling op haar verrraad onthouden; immers: zijn leef tijd kent nog maar n bedrog, dat onherstelbaar is: voor altijd verlaten te worden". Thans echter moet zij handelen, in aller belang. Met Suzanne argeloos te wijzen op het gevaar, Waarin de heer Jacques Gaillac haar niet on bekend??verkeert, roept hij het eenige positieve gevoel in haar wakker, dat zij aan roman en film dankt. Hij herinnert haar aan de bescherm-engelenrol van een Manon Lescaut. De toeleg gelukt. De niet al te litteraire Suzanne waarschuwt haar Jacques, doch de moderne Manon verzuimt daarbij haar armen om den hals van den gedupeerden vriend te slaan. En hiermede kent thans ook de man uit het volk de vrouw.... voor wie hij bijna een dwaasheid had begaan. Zoo zuinig op de liefde als de graaf behoeft deze jonge politicus niet te zijn. Hij dankt haar voor de liefde-in-'t-voorbijgaan, en laat haar aan den ouden adel, die nog weet wat gehechtheid" is, het doet er niet toe waaraan. Aan den officiëelen beschermer, welke haar alle weelde verzekert en bereid is daarbij een oogje dicht te drukken. Misschien zal deze haar, met de jaren, voor alle zekerheid nog wel tot zijn gravin verheffen. De bediende heeft al orders, en een aristocraat transigeert niet: Madame la Comtesse est servie".... Voor den ex-minister vragen de schrijvers een postje bij den Volkenbond.... Een mensch moet met zijn idealen ten slotte ergens blijven, en de nieuwe Wereld kan een frisschen boerenzoon, met een dagje ministriëele ervaring, gebruiken. Aldus eindigt deze blijmoedige comedie, waarin, naar het programma zegt, de beide hoofdmotieven van politiek en liefde zoo Warm in elkaar gevlochten zijn". Inderdaad, tot madame de Maintenon zouden we moeten afdalen om een vrouw te vinden, wier in vloed op de belangen van den Staat zóó geducht was als die van de kleine Suzanne Verrier ! IN TIJDEN VAN CRISIS Teekeningvoor de Groene Amsterdammer" door George van Raemdonck DE JOURNALISTIEKE WÉL-INGELICHTE ZIJDE De buitengewone" opvoering van De nieuwe heeren" in den Haagschen Schouwburg, bracht tevens het eerste symptoom van concentratie" in den zin, dien men van kunstenaarsstandpunt daaraan behoort te hechten. Drie tooneelkunstenaars, wier namen als ster" van een ensemble elk een volle zaal waarborgen, veroorloven zich de luxe elkander de hand te reiken in het zuiver belang van het werk. En het publiek, dat voor dit gastspel" van zijn eigen beste kunstenaars gelukkig niet minder warm loopt dan het voor den weikomen vreemdeling pleegt te doen, kan aan dit voorbeeld van sterk, brülant samenspel aan schouwelijk leeren wat het te kort wordt gedaan, wanneer het eerste plan, zooals dat maar al te dikwijls voorkomt, door tweede- en derderangs krachten wordt bezet. De directeur van het Hofstadtooneel", die dit onbekrompen gebaar maakte, had aan den gast de algeheele leiding gelaten, en zoo zagen wij, als in de politiek van den dag, Royaards weder op zijn plaats als formateur" var. een voorstelling, waar bij alle kenteekenen van zijn bewind zich deden gelden: het tempo, den tot in alle détails door werkten tekst geen kwinkslag, die niet over" kwam het aldoor beeldende van woord en gebaar. En hoeveel menschelijk relief, hoeveel bonhomie, gaf ook op zichzelf het spel van den tooneelspeler aan den graaf de Grandpré", het vurig conservatisme, dat zich onder alle om standigheden te gedragen weet. De drie hoofdrollen zijn van gelijke waarde, en werden ook als zoodanig vervuld. De groote rol van Jacques Gaillac had voor Cor van der Lugt, wiens spel onder alle scherts altijd het kortstondige en betrekkelijke doet beseffen, geschreven kunnen zijn. Het imperia lisme der persoonlijkheid" kroonde den wakkeren secretaris der I. A. B. reeds tot heerscher in zijn blauw boezeroen. En, de laatste niet de minste, Annie van Ees, als het vrouwtje tusschen de twee mannen, had daarvan niet alleen een allerliefst figuurtje gemaakt, zij wist door fijn geschakeerde natuurlijkheid Suzanne" te bezielen tot zulk een levend menschje, dat wij haar labiliteit welhaast moesten aanvaarden als de consequentie van haar sprookjesachtig bestaan. Van de vele kleine rollen, die alle'karakteristiek vervuld werden, had Reule aan den Baron de Courcieux een Balzac-figuur de lastigste; Piet Bron, als de groot-proleet-zakenman, de dankbaarste. De eerste zocht wat te veel steun bij de carieatuur, de tweede greep iets te laag. Het meest tot de atmosfeer droegen uitteraard bij de Senaatsbode C. Dommelshuizen, en de majordomus van den Graaf: Anton Roemer, de twee steunpilaren van het gezag, in welke de schrijvers, naar beproefd voorbeeld, het geestig commentaar op de positie hunner bevoorrechte heeren" oude en nieuwe hebben gelegd. i OP NAEFF

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl