De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 5 december pagina 17

5 december 1925 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2530 DE GROENE AMSTERDAMMER,'WEEKBLAD VOOR3NEDERLAND 17 UIT A A O De tafel van B. en W. is nu nog slechts een, door wind en zee, geteisterd wrak. Een speelbal van den Noord-Wester. Niets menschelijks is meer aan deze bemanning, die zoo fier en trotsch den tocht begon. Waar is de blos en de glimlach en het keurig gescheiden pony-haar van den Voorzitter? Hij is bleek en afgevallen, om zijn vroegeren hupschen mond ligt een bittere trek en als hij naar de wrak stukken om zich heen staart, vertrekken zijn mond hoeken zich tot een grijns. En praat mij niet van wat eenmaal zich ,,de Machtige" noemde. Waar het purper dat voorhoofd en wangen dekte? Waar de a,ls uit grenenhout gehouwen neus, een neus als een kwast in een gladde plank? Wat is er over van de majesteit van den blik, die honen kon en spotten, verafschuwen en dooden? Het is een waterig oog dat u aanstaart en de mond, die Marx en de ondernemerswinst tegelijk kon aanbidden, is als een, versleten kluisgat, waar de woordenket ting rammelend en roestig uitknarst. En de mindere goden ! Wat ligt er op de plaats, waarop Vosje drie weken lang zoo parmantig troonde? Het tart elke beschrijving. Een plasje «n niets meer. Von Freytag Drabbe, de naam van een trotschen Duitschen Ritmeester, is weggezon ken, vervaagd, als het niet meer gelezen, vergeelde reglement van een vergeten georganiseerd Overleg en waar is de glimmende, glanzende, opgedofte Jan de Oeruischlooze? Wappert zijn jacket, zijn geestig gesneden cut-away, niet als een laatste rafel der wanhoop van de laatste, nog boven het gezwam uitstekende tafelpoot? En kunt gij iets levends ont dekken van don Rodriguez de Miranda, wiens laatste levenskracht gebroken werd bij de Volks huisvesting" en die thans rondzwabbert in zijn laatste toeverlaat? Om niet te spreken van Eitje, die, reeds Weggedoken aan het einde der tafel toen de barre tocht begon, thans verfrommeld is als een schoolbank en vol ezelsooren zit, die geen knappe hoofd-commies in staat is glad te strijken. En aan den overkant? Hoe is daar de schilderij? De fractie, de vorige week als opgeheven, op gestegen op de vleugelen der Kabinets-fonnatie en reeds droomende van Ministerschap en gala«niform, is in elkaar gezakt als een mislukte oliebol en na haar mislukt bezoek aan kleinen Dias, zit zij eenzaam in haar hoekje en luistert vol aandacht naar Klaas de Vries die uitlegt dat er nog n kans is: China, waar Leng en Feng en Tsang straks ministers zullen noodig hebben. En de broeders? Bedriegt het oog of blinkt daar niet een traan onder het ooglid en in den ooghoek, telkens als Samuel het oog richt naar den zetel van den Machtige, die voorbeschikt scheen Colijn als redder en handhaver van den allerheiligsten gulden te vervangen, en waarop, op den zetel, hij, Samuel Pothuis, zulk een waardevol opvolger zou geweest zijn! Ach, wat een f inancieele plannen zijn er in een enkel uur tijds in dat hoofd gesneu veld ! En ook de veelbelovende jongeling, die met'zooveel zwier den mantel van Vliegen draagt, en die over eenige jaren misschien behooren zal tot hen, om met Albarda te spreken, die een verleden voor zich hebben, dat ze altijd in den weg zal staan, is nog slechts een schaduw van den jongen vorst, die aan het hoofd der Veertien, zich op weg begaf door het water der Begrootingszee en ziet.... het water week niet, doch ontzag'zich zelfs niet te stijgen, te stijgen tot ver boven zijn veelbelovend hoofd. En waar is het nheidsfront der communisten gebleven, dat als een phalanx gereed stond B. en W. te rammen? Is dat nog een front? Of is het een vervallen gebit, met nog een, hoewel ietwat, holle snij tand, die van Zelm-van den Berg heet? En waar is mijn knecht David, die vorst zou zijn? Ach, hoe kort zijn de dagen die hij geregeerd heeft ! En wat is er van het geslacht Davids van Ravensteijn en van Burink overgebleven? Neen, de wortel Davids heeft niet overwonnen, nu de Ekki de pooten van zijn stoel heeft afgezaagd. Is er iets bestand geweest tegen den alles vernielenden banjir des woords? ij zult vergeefs den Generaal zoeken ! Hij is verzonken, spoorloos, en slechts een klein kolkje wijst u de plek van de ramp aan en hard-op hoort gij het Meerveld, de thans 'zwijgende, verzuchten: wat een spraak-water l H EEREN-SCHOEISEL, BERNARD ELIAS 51 LEIDSCHESTRflAT A'DAM Was dat niefnog een eenheids-front, dat der vrouwen? Zes amazonen-dochteren, zes Kenau's, strijdend met de kokende olie harer Welsprekend heid voor het instituut der Zeden-politie ! Wat is er van overgebleven? Tilanus treurt als een treur wilg, en hoe is de altijd levendige, altijd glimlachen de, altijd heen en weer dribbelende Crielaers ver anderd als geknakte lelie? Nog bloeit zij, zij het thans in het verborgene, tusschen Peters en Erftemeijer, laatste restanten van wat eenmaal de bol werken van den nijveren middenstand waren. En Juno Koek, zult gij vragen? Indien n bestand ware tegen den alles aantastenden zwam, dan_zij ! Helaas ! Zij ligt dubbelgevouwen in du schoot van Carels, die, als om hulp. omziet naar Walrave, docli de/e ziet slechts het besneeuwde golf-veld voor xicli en aan het einde daarvan het 36ste holt -- het nationale Zaken-Kabinet! Zal men hem, de groot-financieele specialiteit, den Colijn-Wibaue van den Vrijheidsbond daarin putten?" Kn spreek mij niet van het neutrale blok, waar aan niets meer is van een blok. Slechts gaten. Arpad Weiss een gat, Zachi een gat, ja zelfs Majoor Solkesz een gat. Neen, aanschouwt dan dit andere driemanschap Douwes-Spier-Baas! Omstrengeld, inén gegroeid, gaan zij ten onder en hun laatste blik is voor hem, voor Willem de Vlugt, die, als zij, worstelt en niet boven blijft. En als allerlaatste tafereel zien wij de eeuwige, verlaten, troostelooze vlakte, het Rijk van de alles verterende, alles vervretende Begrootings-Zwam . . BA R B A R o s s A.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl