Historisch Archief 1877-1940
No. 2530
DE GROENE AMSTERDAMMER,'WEEKBLAD VOOR3NEDERLAND
17
UIT
A A O
De tafel van B. en W. is nu nog slechts een, door
wind en zee, geteisterd wrak. Een speelbal van
den Noord-Wester. Niets menschelijks is meer aan
deze bemanning, die zoo fier en trotsch den tocht
begon. Waar is de blos en de glimlach en het keurig
gescheiden pony-haar van den Voorzitter? Hij is
bleek en afgevallen, om zijn vroegeren hupschen
mond ligt een bittere trek en als hij naar de wrak
stukken om zich heen staart, vertrekken zijn mond
hoeken zich tot een grijns. En praat mij niet van
wat eenmaal zich ,,de Machtige" noemde. Waar
het purper dat voorhoofd en wangen dekte? Waar
de a,ls uit grenenhout gehouwen neus, een neus als
een kwast in een gladde plank? Wat is er over
van de majesteit van den blik, die honen kon en
spotten, verafschuwen en dooden? Het is een
waterig oog dat u aanstaart en de mond, die Marx
en de ondernemerswinst tegelijk kon aanbidden,
is als een, versleten kluisgat, waar de woordenket
ting rammelend en roestig uitknarst.
En de mindere goden ! Wat ligt er op de plaats,
waarop Vosje drie weken lang zoo parmantig
troonde? Het tart elke beschrijving. Een plasje
«n niets meer. Von Freytag Drabbe, de naam van
een trotschen Duitschen Ritmeester, is weggezon
ken, vervaagd, als het niet meer gelezen, vergeelde
reglement van een vergeten georganiseerd Overleg
en waar is de glimmende, glanzende, opgedofte Jan
de Oeruischlooze? Wappert zijn jacket, zijn geestig
gesneden cut-away, niet als een laatste rafel der
wanhoop van de laatste, nog boven het gezwam
uitstekende tafelpoot? En kunt gij iets levends ont
dekken van don Rodriguez de Miranda, wiens
laatste levenskracht gebroken werd bij de Volks
huisvesting" en die thans rondzwabbert in zijn
laatste toeverlaat? Om niet te spreken van Eitje,
die, reeds Weggedoken aan het einde der tafel toen
de barre tocht begon, thans verfrommeld is als
een schoolbank en vol ezelsooren zit, die geen
knappe hoofd-commies in staat is glad te strijken.
En aan den overkant? Hoe is daar de schilderij?
De fractie, de vorige week als opgeheven, op
gestegen op de vleugelen der Kabinets-fonnatie en
reeds droomende van Ministerschap en
gala«niform, is in elkaar gezakt als een mislukte
oliebol en na haar mislukt bezoek aan kleinen Dias, zit
zij eenzaam in haar hoekje en luistert vol aandacht
naar Klaas de Vries die uitlegt dat er nog n kans
is: China, waar Leng en Feng en Tsang straks
ministers zullen noodig hebben.
En de broeders? Bedriegt het oog of blinkt daar
niet een traan onder het ooglid en in den ooghoek,
telkens als Samuel het oog richt naar den zetel
van den Machtige, die voorbeschikt scheen Colijn
als redder en handhaver van den allerheiligsten
gulden te vervangen, en waarop, op den zetel, hij,
Samuel Pothuis, zulk een waardevol opvolger
zou geweest zijn! Ach, wat een f inancieele plannen
zijn er in een enkel uur tijds in dat hoofd gesneu
veld !
En ook de veelbelovende jongeling, die
met'zooveel zwier den mantel van Vliegen draagt, en die
over eenige jaren misschien behooren zal tot hen,
om met Albarda te spreken, die een verleden voor
zich hebben, dat ze altijd in den weg zal staan, is
nog slechts een schaduw van den jongen vorst, die
aan het hoofd der Veertien, zich op weg begaf door
het water der Begrootingszee en ziet.... het
water week niet, doch ontzag'zich zelfs niet te
stijgen, te stijgen tot ver boven zijn veelbelovend
hoofd.
En waar is het nheidsfront der communisten
gebleven, dat als een phalanx gereed stond B. en
W. te rammen? Is dat nog een front? Of is het
een vervallen gebit, met nog een, hoewel ietwat,
holle snij tand, die van Zelm-van den Berg heet?
En waar is mijn knecht David, die vorst zou zijn?
Ach, hoe kort zijn de dagen die hij geregeerd heeft !
En wat is er van het geslacht Davids van
Ravensteijn en van Burink overgebleven? Neen, de
wortel Davids heeft niet overwonnen, nu de Ekki
de pooten van zijn stoel heeft afgezaagd.
Is er iets bestand geweest tegen den alles
vernielenden banjir des woords? ij zult vergeefs den
Generaal zoeken ! Hij is verzonken, spoorloos, en
slechts een klein kolkje wijst u de plek van de ramp
aan en hard-op hoort gij het Meerveld, de thans
'zwijgende, verzuchten: wat een spraak-water l
H EEREN-SCHOEISEL,
BERNARD ELIAS
51 LEIDSCHESTRflAT A'DAM
Was dat niefnog een eenheids-front, dat der
vrouwen? Zes amazonen-dochteren, zes Kenau's,
strijdend met de kokende olie harer Welsprekend
heid voor het instituut der Zeden-politie ! Wat is
er van overgebleven? Tilanus treurt als een treur
wilg, en hoe is de altijd levendige, altijd glimlachen
de, altijd heen en weer dribbelende Crielaers ver
anderd als geknakte lelie? Nog bloeit zij, zij het
thans in het verborgene, tusschen Peters en
Erftemeijer, laatste restanten van wat eenmaal de bol
werken van den nijveren middenstand waren. En
Juno Koek, zult gij vragen? Indien n bestand
ware tegen den alles aantastenden zwam, dan_zij !
Helaas ! Zij ligt dubbelgevouwen in du schoot van
Carels, die, als om hulp. omziet naar Walrave,
docli de/e ziet slechts het besneeuwde golf-veld
voor xicli en aan het einde daarvan het 36ste holt
-- het nationale Zaken-Kabinet! Zal men hem,
de groot-financieele specialiteit, den Colijn-Wibaue
van den Vrijheidsbond daarin putten?"
Kn spreek mij niet van het neutrale blok, waar
aan niets meer is van een blok. Slechts gaten.
Arpad Weiss een gat, Zachi een gat, ja zelfs Majoor
Solkesz een gat. Neen, aanschouwt dan dit andere
driemanschap Douwes-Spier-Baas!
Omstrengeld, inén gegroeid, gaan zij ten onder en hun
laatste blik is voor hem, voor Willem de Vlugt, die,
als zij, worstelt en niet boven blijft.
En als allerlaatste tafereel zien wij de eeuwige,
verlaten, troostelooze vlakte, het Rijk van de alles
verterende, alles vervretende Begrootings-Zwam . .
BA R B A R o s s A.