Historisch Archief 1877-1940
20
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2530
SURPLUS
door K u M o R A N o s A L t s
Wij, die in 't burgerleven, klein, platvloersch,
ons nauw 't gevoel ontveinzen, dat, jaloersch,
't verlangen heenricht naar de residentie,
Wij zijn in 't diepst der ziele ons bewust,
dat onze hartewensch op min berust
voor 't oord van 't Hof en Hoff'lijk' existentie!
De Hofstad vergt een afgepersten lof
van lippen, die haar schoon in schijn tot stof
voor smaad en smaling maken, en sarcasme:
reeds 't denkbeeld om een dag, een maand, een
jaar
te staan in 't teeken van den Ooievaar"
brengt ons tot ongeveinsd enthousiasme !
Och, laat ons, armen, openhartig zijn:
wij maakten liefst de hofstad tot domein,,
tot schouwtooneel van onzen levenswandel;
heur straten zijn in glans van goud gehuld;
heur dreven (is 't een Wonder?) zijn vervuld
van 't schoon des amberbooms, als geurend
sandel!
En voorts: de Vrouw ! De vrouw, die 't al
regeert,
Weet haar attracties hier gesublimeerd,
en doet den man in zoete minne blaken:
waar geeft de vrouw in hooger mate stof
dan in de hoofsche stad van Hollands Hof
om hoffelijk en heusch haar 't hof te maken?
De vrouw, die ons het dorre hart verkwikt,
waar zij gezwind op 't schelmsche schooisel zwikt
of trippelt langs de barre levenswegen,
hoort in de stad van hoff'lijkheid en Hof
den grondtoon van den haar gebrachten lof
nog minstens eert octaaf of wat gestegen!
En waar nu buiten, 't Haagje menig man
helaas niet bovenmatig pochen kan
op lonken van Fortuna (vulgo: boffen"),
heeft in de stad van Hollands Hof (o grief!)
thans 't vrouwen- 't mannen-effectief
met vijf-en-dertig-duizend overtroffen !
Zoo heeft Fortuna 't zij met smart erkend
de Hagenaars weer meer dan óns verwend
door 't schenken van de schoonheid, thans
daar huizend. ?
Edoch: n vrouw is duysent mannen t'ergh",
gij, man van Poten, Plein en Vijverberg,
hoe weert g' u tegen 35.000?
VERTROUWELIJKE GESPREK
KEN VAN ADVOCAAT EN CLIËNT
VRIJE LIEFDE
door HENDRIK WESTERLAGEN
Personen: de advocaat.
de cliënt.
Plaats, der handeling: spreekvertrek van den
advocaat.
De cliënt, een oud mannetje, komt binnen; hij
doet een beetje stijfjes, maar in zijn blik en in de
manier, waarop hij zijn stok neerzet is zelfbewust
zijn.
Adv.: Zoo,zoo, vader;ga zitten, je heet Willems,
hfe? (geeft hem een stoel).
Cl.: Dankje, meneer; ja, ik ben Willems. Zou u
me voor niks willen helpen?
Adv.: Dat hangt er van af: als je 'n proces wil
voeren en je hebt een bewijs van onvermogen....
, .Cl.: Nee, niks geen proces; 't is maar 'n vraag
over 'n kwetsie.
. Adv.: Nu, vraag maar op, hoor !
. Cl. (zwijgt)
..Adv.: Nou?
Cl.: 't Is een moeilijk geval, meheer, 't is over
de vrije liefde.
Adv.: (droogjes) Zoo.
Cl.: Ja, meheer, ik zal 't uwe maar zeggen; ik
ben nou in de zeventig, maar al jarenlang ben ik
met me vrouw in de vrije liefde.
Adv.: Jij?
Cl.: (eventjes
genietend van de
rechtsgeleerde ver
bazing) Zou uwe
niet denken, hè?
En me vrouw is
nog 'n stukkie
ouwer dan ikke.
Kijk, meheer, 't
zitzóó:me vrouw
had vroeger 'n
krengekop van 'n
vent. Ik kende
hem goed. Drin
ken dat-i dee! En
'roptimmeren en
de boel
tramponeeren, daar was
't eind van weg !
De kinderen, die
ze hadden ben
nen dood gegaan
van de mesere.
Op 'n avond
slaat-i z'n vrouw
met'n talhout op
'r kop, als of 't
'n trommel was!
De bossies haar
vielen'r zoo maar
uit.'tMenschkon
niet meer voort
en ze smeert
'm naar mijn
toe. Ik was
weWenaar en al
knappies in de
vijftig. Ze is bij
me gebleven; en
die vent van 'r het eerst 't lirium gehad; later
is-tie gaan bedelen en met piepertjes en lucifers bij
de weg gaan loopen, tot datte we hoorde dat-i in
't gasthuis was overleje. Njue meneer, we zijn er
niet toe gekommen om te trouwen. Me vrouw zeit:
ken ik je huishoudinkie niet zóó doen; mot ik daar
voor na 't stadhuis? 't Mensch had regelier de
doodstuipen voor 't stadhuis. Afijn, u zal 't wel
kennen begrijpen.
Adv.: Zeker, zeker. Maar wat is er nu eigenlijk
van je verlangen?
Cl.: Uwe mot dan weten, meheer, 't is
tegeswoordig schraalhans bij me thuis. Vroeger had ik
nog 'n paar pampiertjes, Russen, maar die bennen
naar de maan door die vuile bollewikse rommel
daar gunter. En nou bin ik 'r toe gekommen onder
steuning te vragen an de diakenie. Maar de
diakenie zei: Willemse, je mot trouwen, want je leeft
in de vrije liefde en in de onzedelijkheid. Zóó kennen
we je geen steun geven. Maar as je behoorlijk en
netjes trouwt, krijg je van ons 'n gulden in de Week.
Maar, meheer, nou hebben we vernomen, datte
asse We trouwen we niet meer elk drie guldens van
de ouwerdomspensioen krijgen, maar met z'n
tweeën maar vijf guldens. Wat motte we nou doen?
Trouwen of niet trouwen?
Adv.: Willemse ! Ik zou zeggen: trouwen is
altijdbeter. Geldelijk blijft 't, zooals je zelf zegt,
't zelfde.
Cl.: Zeit me vrouw ook, meheer. Ze zeit: we gane
zoo 't graf in; wat zal ik nog naar 't stadhuis tippe
len? Op 't kerkhof-zeit ze-vragen ze niet of je
op 't stadhuis bent geweest en as je op die
leeftijd trouwt wor je uitgepotegrafeerd en 't komp
in de krant. Hou je luikes, Willems, zeit ze. Maar....
meheer ik geef om nettigheid en fatsoendelijkheid;
vrije liefde komp niet te pas, niet voor jong en niet
voor oud. Ik ken toch ommers wel honderd jaar
worre ! En dan in vrije liefde, 't is 'n schande,
meheer; ja uw'e wil 't niet zeggen, maar u vindt
't zelf 'n schande. O, die vrouw van me, as de dood
is ze voor 't stadhuis.
Adv.: B:ste Willems, ik kan je hierin niet raden.
Het is een gewetenskwestie; je moet het zelf maar
uitmaken.
Cl.: Jammer, gosjammer, dat uwe het niet kan
zeggen. Me schoondochter komt al jare niet over
den grond bij me, van weges die vrije liefde. Ik
heb er grijze haren van gekregen, meheer !
Adv.: Komaan, ik zou me maar niets aantrekken
van die bekrompenheid van je schoondochter. Die
grijze haren had je toch wel gekregen !
CL: O nee, meheer. Out nee ! Dan had meheer
me vader motte kennen. Hij had net zulke
bakkebaardjes as 'Willem twéen ze bleven bruin tot
z'n dood toe en over de negentig is-t-ie geworre;
(hoofdschuddend en op weemoedigen toon) die
man heb nooit in vrije liefde geleefd !
Adv;: Hoor eens Willems, je berouw komt wel
'n beetje laat; troost je nu maar met de gedachte,
dat 't geen lichtzinnigheid van jullie geweest is,
maar sleur en gemakzucht.
Cl.: (met oude-mannctjes koppigheid): Ja maar
;i' was altijd voor 't fatsoen. Ik kan 't niet helpe,
dat me vrouw de bibberasie krijgt as se an de
uwezijsvoorburgwal denkt!
Adv. (verdere discussie afsnijdend): Willems,
DE GEVAARLIJKE LEEFTIJD
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door W. Heskes
Wtt>
,,ZAG, OBER, KOMEN HIER GEEN VROUWEN?''
hou je nu maar flink en doe wat je hart je ingeeft.
Cl.: Dag,meheer; 't spijt me, hoor ! spijt me l(af)
Twee maanden later.
Cl.: Dag, meheer.
Adv.: Hé, dag Wiliems, hoe is 't er mee?
Cl.: Weet meneer 't niet? Leest meneer dan geen
krant? We hebben d'r ingestaan, me vrouw en
ikke: uitgepotegrafeerd.
Adv.: Zoo, dat is flink: dus jullie zijn toch maai
getrouwd. De zedelijke argumenten hebben dus
den doorslag gegeven !
Cl.: Ja, meheer, 't fatsoen ! Enne.... enne....
de diakenie gaf 'n daalder.
Adv.: (leukweg) f 5 plus / 1.50 is / 6.50. En ? ti.5l)
is meer dan 2 maal ?3. Het is de rekening van
Hartjes !
Cl.: Zoo is 't net meheer, me vrouw zeit altijd :
je mot op de kleintjes passen. En ze is altijd 'n
zuinige huisvrouw geweest....
INHOUD: De coalitie hersteld?, door Prof.
Dr. G. W. Kernkamp 2. Tijdgenooten:
Anatole France, door Dr. W. G. C. Byvanck
3. Het antwoord van de R. K. Staatspartij,
teekening dojr Joh. Braakensiek?Een ,,league
of nations" te New York, door Prof. D. Dresden
4. Het probleem-Mussulini, door Dr. W. van
Ravesteyn 5. De Zuiderzeewerken, door Ir.
J. Th. Thijsse 6. Grepen, door Carry van
Bruggen 7. Uit de Natuur: Drie lijsten, door
Dr. Jsc. P. Thijsse 9. Voor Vrouwen, red.
Elis. M. R gg; 10. Dramatische Kroniek,
door Top Na^t'f Crisisberichtcn, teekening
door George van Raemdonck 11. Muziek in
de Hoofdstad, d. Constant van Wessem
Arnsterdamsch Studenten Tooneel, door Edmond Visser
12. Spreekzail, door Mr. R. S. Bakels en J.
Th. Hamstra?-13. Europeesche maskers, door Ir.
S. van Ravesbyn Toegepaste Kunst, door
Otto van Tussenbroek 15. Het aanbod
van de Koninklijke, door Paul Sabel Dier
studie, dcor Henri Verstijnen 17. Uit den
Gemeenteraad, d"or Barban ssa, met teekeningen
d.or B. van V.ijmen 19. Uit het Kladschrift
van Jantji Clurivaria, door Charivarius
Telefoontje, door Cel 2?20. Rijm, door Kumgra
N;>salis ? Feuilleton: Vrije liefde, door Hendrik
W<.sterlagrn De gevaarlijke leeftijd, teekenin»
door W. Heskes.
Bijvoegsel: Sinterklaas 1925, teekening door
J,,h. Braakensiek.
VERZIN KT,VERLOOOT. VERKOPERT
ONAFHANKELIJK VAN VORM EN AFMETING'
TEGEN BILLIJKE PRIJZEN. . *
LOONSCHOOPEERAFDEELING.