De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 5 december pagina 20

5 december 1925 – pagina 20

Dit is een ingescande tekst.

20 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2530 SURPLUS door K u M o R A N o s A L t s Wij, die in 't burgerleven, klein, platvloersch, ons nauw 't gevoel ontveinzen, dat, jaloersch, 't verlangen heenricht naar de residentie, Wij zijn in 't diepst der ziele ons bewust, dat onze hartewensch op min berust voor 't oord van 't Hof en Hoff'lijk' existentie! De Hofstad vergt een afgepersten lof van lippen, die haar schoon in schijn tot stof voor smaad en smaling maken, en sarcasme: reeds 't denkbeeld om een dag, een maand, een jaar te staan in 't teeken van den Ooievaar" brengt ons tot ongeveinsd enthousiasme ! Och, laat ons, armen, openhartig zijn: wij maakten liefst de hofstad tot domein,, tot schouwtooneel van onzen levenswandel; heur straten zijn in glans van goud gehuld; heur dreven (is 't een Wonder?) zijn vervuld van 't schoon des amberbooms, als geurend sandel! En voorts: de Vrouw ! De vrouw, die 't al regeert, Weet haar attracties hier gesublimeerd, en doet den man in zoete minne blaken: waar geeft de vrouw in hooger mate stof dan in de hoofsche stad van Hollands Hof om hoffelijk en heusch haar 't hof te maken? De vrouw, die ons het dorre hart verkwikt, waar zij gezwind op 't schelmsche schooisel zwikt of trippelt langs de barre levenswegen, hoort in de stad van hoff'lijkheid en Hof den grondtoon van den haar gebrachten lof nog minstens eert octaaf of wat gestegen! En waar nu buiten, 't Haagje menig man helaas niet bovenmatig pochen kan op lonken van Fortuna (vulgo: boffen"), heeft in de stad van Hollands Hof (o grief!) thans 't vrouwen- 't mannen-effectief met vijf-en-dertig-duizend overtroffen ! Zoo heeft Fortuna 't zij met smart erkend de Hagenaars weer meer dan óns verwend door 't schenken van de schoonheid, thans daar huizend. ? Edoch: n vrouw is duysent mannen t'ergh", gij, man van Poten, Plein en Vijverberg, hoe weert g' u tegen 35.000? VERTROUWELIJKE GESPREK KEN VAN ADVOCAAT EN CLIËNT VRIJE LIEFDE door HENDRIK WESTERLAGEN Personen: de advocaat. de cliënt. Plaats, der handeling: spreekvertrek van den advocaat. De cliënt, een oud mannetje, komt binnen; hij doet een beetje stijfjes, maar in zijn blik en in de manier, waarop hij zijn stok neerzet is zelfbewust zijn. Adv.: Zoo,zoo, vader;ga zitten, je heet Willems, hfe? (geeft hem een stoel). Cl.: Dankje, meneer; ja, ik ben Willems. Zou u me voor niks willen helpen? Adv.: Dat hangt er van af: als je 'n proces wil voeren en je hebt een bewijs van onvermogen.... , .Cl.: Nee, niks geen proces; 't is maar 'n vraag over 'n kwetsie. . Adv.: Nu, vraag maar op, hoor ! . Cl. (zwijgt) ..Adv.: Nou? Cl.: 't Is een moeilijk geval, meheer, 't is over de vrije liefde. Adv.: (droogjes) Zoo. Cl.: Ja, meheer, ik zal 't uwe maar zeggen; ik ben nou in de zeventig, maar al jarenlang ben ik met me vrouw in de vrije liefde. Adv.: Jij? Cl.: (eventjes genietend van de rechtsgeleerde ver bazing) Zou uwe niet denken, hè? En me vrouw is nog 'n stukkie ouwer dan ikke. Kijk, meheer, 't zitzóó:me vrouw had vroeger 'n krengekop van 'n vent. Ik kende hem goed. Drin ken dat-i dee! En 'roptimmeren en de boel tramponeeren, daar was 't eind van weg ! De kinderen, die ze hadden ben nen dood gegaan van de mesere. Op 'n avond slaat-i z'n vrouw met'n talhout op 'r kop, als of 't 'n trommel was! De bossies haar vielen'r zoo maar uit.'tMenschkon niet meer voort en ze smeert 'm naar mijn toe. Ik was weWenaar en al knappies in de vijftig. Ze is bij me gebleven; en die vent van 'r het eerst 't lirium gehad; later is-tie gaan bedelen en met piepertjes en lucifers bij de weg gaan loopen, tot datte we hoorde dat-i in 't gasthuis was overleje. Njue meneer, we zijn er niet toe gekommen om te trouwen. Me vrouw zeit: ken ik je huishoudinkie niet zóó doen; mot ik daar voor na 't stadhuis? 't Mensch had regelier de doodstuipen voor 't stadhuis. Afijn, u zal 't wel kennen begrijpen. Adv.: Zeker, zeker. Maar wat is er nu eigenlijk van je verlangen? Cl.: Uwe mot dan weten, meheer, 't is tegeswoordig schraalhans bij me thuis. Vroeger had ik nog 'n paar pampiertjes, Russen, maar die bennen naar de maan door die vuile bollewikse rommel daar gunter. En nou bin ik 'r toe gekommen onder steuning te vragen an de diakenie. Maar de diakenie zei: Willemse, je mot trouwen, want je leeft in de vrije liefde en in de onzedelijkheid. Zóó kennen we je geen steun geven. Maar as je behoorlijk en netjes trouwt, krijg je van ons 'n gulden in de Week. Maar, meheer, nou hebben we vernomen, datte asse We trouwen we niet meer elk drie guldens van de ouwerdomspensioen krijgen, maar met z'n tweeën maar vijf guldens. Wat motte we nou doen? Trouwen of niet trouwen? Adv.: Willemse ! Ik zou zeggen: trouwen is altijdbeter. Geldelijk blijft 't, zooals je zelf zegt, 't zelfde. Cl.: Zeit me vrouw ook, meheer. Ze zeit: we gane zoo 't graf in; wat zal ik nog naar 't stadhuis tippe len? Op 't kerkhof-zeit ze-vragen ze niet of je op 't stadhuis bent geweest en as je op die leeftijd trouwt wor je uitgepotegrafeerd en 't komp in de krant. Hou je luikes, Willems, zeit ze. Maar.... meheer ik geef om nettigheid en fatsoendelijkheid; vrije liefde komp niet te pas, niet voor jong en niet voor oud. Ik ken toch ommers wel honderd jaar worre ! En dan in vrije liefde, 't is 'n schande, meheer; ja uw'e wil 't niet zeggen, maar u vindt 't zelf 'n schande. O, die vrouw van me, as de dood is ze voor 't stadhuis. Adv.: B:ste Willems, ik kan je hierin niet raden. Het is een gewetenskwestie; je moet het zelf maar uitmaken. Cl.: Jammer, gosjammer, dat uwe het niet kan zeggen. Me schoondochter komt al jare niet over den grond bij me, van weges die vrije liefde. Ik heb er grijze haren van gekregen, meheer ! Adv.: Komaan, ik zou me maar niets aantrekken van die bekrompenheid van je schoondochter. Die grijze haren had je toch wel gekregen ! CL: O nee, meheer. Out nee ! Dan had meheer me vader motte kennen. Hij had net zulke bakkebaardjes as 'Willem twéen ze bleven bruin tot z'n dood toe en over de negentig is-t-ie geworre; (hoofdschuddend en op weemoedigen toon) die man heb nooit in vrije liefde geleefd ! Adv;: Hoor eens Willems, je berouw komt wel 'n beetje laat; troost je nu maar met de gedachte, dat 't geen lichtzinnigheid van jullie geweest is, maar sleur en gemakzucht. Cl.: (met oude-mannctjes koppigheid): Ja maar ;i' was altijd voor 't fatsoen. Ik kan 't niet helpe, dat me vrouw de bibberasie krijgt as se an de uwezijsvoorburgwal denkt! Adv. (verdere discussie afsnijdend): Willems, DE GEVAARLIJKE LEEFTIJD Teekening voor de Groene Amsterdammer" door W. Heskes Wtt> ,,ZAG, OBER, KOMEN HIER GEEN VROUWEN?'' hou je nu maar flink en doe wat je hart je ingeeft. Cl.: Dag,meheer; 't spijt me, hoor ! spijt me l(af) Twee maanden later. Cl.: Dag, meheer. Adv.: Hé, dag Wiliems, hoe is 't er mee? Cl.: Weet meneer 't niet? Leest meneer dan geen krant? We hebben d'r ingestaan, me vrouw en ikke: uitgepotegrafeerd. Adv.: Zoo, dat is flink: dus jullie zijn toch maai getrouwd. De zedelijke argumenten hebben dus den doorslag gegeven ! Cl.: Ja, meheer, 't fatsoen ! Enne.... enne.... de diakenie gaf 'n daalder. Adv.: (leukweg) f 5 plus / 1.50 is / 6.50. En ? ti.5l) is meer dan 2 maal ?3. Het is de rekening van Hartjes ! Cl.: Zoo is 't net meheer, me vrouw zeit altijd : je mot op de kleintjes passen. En ze is altijd 'n zuinige huisvrouw geweest.... INHOUD: De coalitie hersteld?, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp 2. Tijdgenooten: Anatole France, door Dr. W. G. C. Byvanck 3. Het antwoord van de R. K. Staatspartij, teekening dojr Joh. Braakensiek?Een ,,league of nations" te New York, door Prof. D. Dresden 4. Het probleem-Mussulini, door Dr. W. van Ravesteyn 5. De Zuiderzeewerken, door Ir. J. Th. Thijsse 6. Grepen, door Carry van Bruggen 7. Uit de Natuur: Drie lijsten, door Dr. Jsc. P. Thijsse 9. Voor Vrouwen, red. Elis. M. R gg; 10. Dramatische Kroniek, door Top Na^t'f Crisisberichtcn, teekening door George van Raemdonck 11. Muziek in de Hoofdstad, d. Constant van Wessem Arnsterdamsch Studenten Tooneel, door Edmond Visser 12. Spreekzail, door Mr. R. S. Bakels en J. Th. Hamstra?-13. Europeesche maskers, door Ir. S. van Ravesbyn Toegepaste Kunst, door Otto van Tussenbroek 15. Het aanbod van de Koninklijke, door Paul Sabel Dier studie, dcor Henri Verstijnen 17. Uit den Gemeenteraad, d"or Barban ssa, met teekeningen d.or B. van V.ijmen 19. Uit het Kladschrift van Jantji Clurivaria, door Charivarius Telefoontje, door Cel 2?20. Rijm, door Kumgra N;>salis ? Feuilleton: Vrije liefde, door Hendrik W<.sterlagrn De gevaarlijke leeftijd, teekenin» door W. Heskes. Bijvoegsel: Sinterklaas 1925, teekening door J,,h. Braakensiek. VERZIN KT,VERLOOOT. VERKOPERT ONAFHANKELIJK VAN VORM EN AFMETING' TEGEN BILLIJKE PRIJZEN. . * LOONSCHOOPEERAFDEELING.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl