De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 12 december pagina 1

12 december 1925 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

No. 2531 ZATERDAG 12 DECEMBER 1925 vr% voor Onder Hoofdredactie van O. W. KERNKAMP Redacteuren: H. Brugmans, Top Naeff en O. Nolst Trenlté. Secretaris der Redactie: C. F. van Dam UITGEVERS: VAN HOLKEMA ft WARENDORP Prfls per Jaargang f ^J»»'~"|tb«WIii«. Per No. 25 c.nt Advertentiën f 0.75 p. Regel - Dispositiekosten 20 Cent REDACTIE EN ADMINISTRATIE, KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM GEWAAGD SPEL Het is wel mogelijk, dat bij het verschijnen van dit nummer van de Groene, reeds bekend zal zijn, of de heer de Visser gevolg kan geven aan de opdracht, die hem gewerd, om een parlementair kabinet te vormen. Maar wanneer hij op dat oogenblik de opdracht nog steeds in beraad"- houdt, zal men zich nog niet kunnen verwonderen over de langzaamheid, waarmede in Nederland een ministerieele crisis verloopt. Over n nacht ijs gaan wij gewoonlijk niet. Met den Franschen slag redden wij ons liever niet uit een moeilijkheid; wanneer het ministerie-Colijn binnen even weinig dagen door een ander ver vangen ware, als in Frankrijk het geval is geweest toen het ministerie-Painlevéte struikelen werd gebracht, zouden wij geneigd zijn te twijfelen aan de duurzaamheid van een kabinet, dat zoo fluks in elkaar werd getimmerd. Wij houden nu eenmaal niet van snelle besluiten, vooral niet in belangrijke aangelegenheden. Wij stellen het liefst een beslissing uit. Het zou eigenlijk in onze lijn liggen om ook bij een ministeri eele crisis een staatscommissie te benoemen en haar advies af te wachten. Is er dus, in gewone omstandigheden, reeds niets abnormaals in een crisis, die nu reeds meer dan vier weken duurt, de aanleiding tot die, welke wij thans beleven, maakt het verklaarbaar, als er nog meer tijd zal moeten verloopen, voordat de oplossing gevonden wordt. Want in het wezen der zaak moet nu de vraag worden beant woord, of de coalitie heeft afgedaan, ja dan neen. Aanvankelijk scheen het, of reeds tot de ontbinding van de firma was besloten. Toen de heer Marchant de opdracht tot de Kabinets formatie kreeg, kon men aannemen, dat dit geschiedde in over eenstemming met de adviezen, die aan de Kroon waren uitgebracht; wanneer het bericht juist is, dat ook de vertegenwoordiger der R.K. Staatspartij, wiens meening hierover werd ingewonnen, het verleenen van deze opdracht heeft aanbevolen, schijnt de ver onderstelling ongepast, dat hij reeds bij voorbaat van het misluk ken van deze poging overtuigd was. Immers, de Koningin ware slecht gediend met een advies, dat tot geen oplossing van de crisis kon leiden, wanneer de partij, van wier medewerking een oplossing in den bedoelden zin afhing, reeds tevoren had besloten, deze niet te verleenen. Men zal dus moeten veronderstellen, dat de leider der R.K. Kamerfractie nog geen formeele zekerheid hieromtrent had en de leden van die fractie en de bestuurders zijner partij eerst nog in de t gelegenheid wilde stellen, die medewerking op bepaalde voorwaar'den te verleenen. Toen de heer Marchant een afwijzend antwoord had gekregen een antwoord, dat althans eerst bij uiterste noodzakelijkheid de samenwerking van Katholieken met sociaal-democraten in de regeering geoorloofd verklaarde bleef er, voor de vorming van een kabinet, dat op een meerderheid in de Tweede Kamer zou steunen, alleen nog de mogelijkheid over van het herstel der coalitie. Uit de aan den heer de Visser verleende opdracht om een parle mentair" kabinet samen te stellen, kan niet met zekerheid worden afgeleid, of dit kabinet zal moeten worden gevormd uit de partijen, die over een meerderheid in de Kamer beschikken, dan wel of het zou moeten bestaan uit vertegenwoordigers van partijen, die slechts een minderheid in de Kamer vormen, maar zich tevoren verzekerd hebben van den steun of althans de niet onvriendelijke gezindheid van een andere partij, die hun een meerderheid kan bezorgen. Met andere woorden: het is mogelijk, dat de heer de Visser een kabinet wil vormen, bestaande uit christelijk-historischen en antirevolutionairen, dat zich heeft vergewist van een loyale houding der R. Katholieken, of dat hij een poging zal doen om alle drie de rechtsche partijen weer aan de regeering te laten deelnemen. In het laatste geval zou men kunnen vragen, waarom dan maar niet aan de ministers uit het kabinet-Colijn verzocht is, terug te komen op hun aanvrage om ontslag of op het ter beschikking stellen van hunne portefeuille; wanneer de coalitie weer hersteld is, waarom zou het kabinet-Colijn dan niet kunnen herrijzen? Misschien echter is aan den heer de Visser slechts de taak toe gedacht, de noodige onderhandelingen te voeren, die aan het herstel van de coalitie vooraf moeten gaan; de formateur van een kabinet behoeft zelf nog geen zitting te nemen in het ministerie. Hoe dit zij, een kabinet, zooals er thans een in de maak schijnt te zijn, zal of moeten leven van de genade der R.K. Staatspartij, of deze zal er zelf deel van uitmaken. Het laatste veronderstelt een verzoening tusschen Roomschkatholieken en christelijk-historischen; maar ook voor het eerste is een betere verhouding tusschen beiden noodig, dan waarin zij tot elkaar zijn komen te staan sinds de stemming over het gezant schap bij het Vaticaan. De vorige week hebben wij hier gewag gemaakt van een com promis, dat over deze kwestie zou kunnen worden getroffen . Sedert zijn er nog andere mogelijkheden geopperd om de Nederlandsche vertegenwoordiging bij den Paus te laten voortduren, zonder dat de christelijk-historischen op hun tegen de daarvoor noodige gelden uitgebrachte stem zouden behoeven terug te komen: de gezant bij het Vaticaan zou dan op zijn post blijven, zonder eenige vergoeding. Ook deze poging om de kool en de geit te sparen lijkt ons kwalijk vereenigbaar met de waardigheid van de crhistelijk-historische partij, die immers uit beginsel zich tegen een gezantschap bij den H. Stoel verzet. Maar iets zal er toch moeten gebeuren, voordat de R.K. Kamer fractie haar zegen geeft aan het kabinet, dat de heer de Visser wil vormen. Achilles-Nolens wrokt nog in zijn tent; aan den gezamenlijken strijd van de coalitie zal hij geen deel willen nemen, voordat het onrecht, waarover hij klaagt, eenigermate is goedgemaakt. Maar blijkens een artikel in De Nederlander voelen de christelijkhistorischen daar nog weinig lust toe; niet wij, zoo redeneeren zij, dragen de schuld voor den twist; wij hebben, toen wij tegen het gezantschap stemden, gedaan wat gij kondt weten dat wij zouden doen; maar gij, Dr. Nolens, zijt verantwoordelijk voor den broederkrijg; zoolang gij uw verklaring" niet herroept, moet de coalitie als verbroken worden beschouwd; wilt gij den vrede herstellen, dan is het aan u, den eersten stap daartoe te doen. Zoo kaatst de een aan den ander den bal toe; maar hij, die hem eigenlijk naar het hoofd moest krijgen, blijft buiten schot: de heer Colijn, die in den afgeloopen zomer een coalitie-kabinet vormde, zonder te hebben gezorgd, dat zijn ministerie niet reeds dadelijk ten val zou komen over het struikelblok van het gezantschap bij het Vaticaan. Lichtzinnigheid is een eigenschap, die niemand hem zal toe schrijven ; juist daarom wekt het te meer verbazing, dat hij in de zooeven genoemde kwestie zulk een gewaagd spel heeft gespeeld. Want, volgens De Tijd, had de Katholieke Kamerfractie reeds in Juli 1925 aan den heer Colijn medegedeeld, dat het met de coali tie gedaan zou zijn, wanneer het gezantschap bij het Vaticaan niet gehandhaafd bleef. Welken anderen naam dan gewaagd spel zal men dan geven aan de handelwijze van den formateur van een coalitie-kabinet, die weet dat dit kabinet in elkaar zal zakken, wanneer het den vrij zinnig-democraten behaagt tegen den begrootingspost voor het bedoelde gezantschap te stemmen? KERNRAMP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl