De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1925 12 december pagina 10

12 december 1925 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2531 ir r i ^ L pi4* I f 1 CRITIEK EN VRIJKAARTEN door A. B. VAN TIENHOVEN Meermalen is er over gesproken of de tponeelspeelkunst al of niet gediend is met de critiek. Er zijn meeningen verkondigd dat een goede critiek de ontwikkeling van de kunst dienstbaar is, maar ook het tegenovergestelde is te berde gebracht. Sommige theaterdirecties hebben bekend, dat hun de critiek koud laat. Toch hebben diezelfde direc ties gebruik gemaakt van goede zinnetjes uit recensies om hun stuk aan te bevelen in adverten ties. Tooneelspelers en -schrijvers hebben zich in alle toonaarden er over uitgelaten. Ze hebben de bevoegdheden van critici in twijfel getrokken, er is geredekaveld over het feit of de criticus al dan niet van het vak zelf verstand moet hebben, er is zelfs betwijfeld of het publiek er zich aan stoort, bewezen is vaak dat stukken die afgemaakt werden door recensenten toch lang repertoir hielden. De waarde van de critiek zal altijd moeilijk te be palen zijn. We hebben steeds met persoonlijken smaak van den recensent te doen, elke critiek is niet meer dan het oordeel van n mensch, en deze kan al of niet geroutineerd zijn, al of niet vooroordeelen hebben, een breede kijk bezitten, of bekrompen en beperkt van oordeel zijn. Hoe men daarover echter oordeele, over nding zal ieder het eens zijn, dat de critiek ernstig en met overtuiging moet worden uitgeoefend. In dezen moeilijken tijd voor het tooneel vooral moet men de hoogste eischen kunnen stellen aan de beoordeelaars, die ten slotte, hoever hun invloed gaat kan dan nog in het midden gelaten worden, een ernstig woord medespreken. De critiek moet een serieus vak zijn, door beroepsmenschen uit geoefend. Het blad, dat een tooneelrubriek heeft, moet een recensent hebben, die zijn werk opvat als degelijken arbeid. En nu is er een instituut, dat gevaar oplevert voor de degelijkheid van de tooneelcritiek. Dat is de instelling der Vrijkaartjes. De recensent is gast van de directie. Hierin is iets scheefs. Het is niet aangenaam voor een gast om verplicht te zijn, zijn gastheer min of meer onprettige dingen te moeten zeggen, en dat gebeurt toch, wanneer een recensent zich on vriendelijk over een voorstelling uitlaat. Nu zullen recensenten van groote bladen dit bezwaar in het algemeen zelve niet voelen, althans zich er niet door laten beïnvloeden. Ze geven zich er geen rekenschap van dat ze uitgenoodigd zijn, zeggen hun meening onomwonden, trekken zich van de invitatie niets aan. Maar dan vervalt toch wel de grondgedachte van het vrijkaartje, dat in principe een beleefdheid Wil zijn, die in de beschaafde wereld moeilijk anders dan door een tegenbeleefdheid kan worden be antwoord. En hieruit is meer dan eens een conflict voor gekomen. Booze theaterdirecteuren hebben de vrijkaarten voor kranten, die onaangename recen senten hadden, wel eens ingetrokken. Dan ging eenigen tijd de tooneelcriticus op kosten van het blad naar de voorstellingen, en deed zijn Werk precies als vroeger. Tot er later weer een com promis tot stand kwam,en de zaak op gelijken voet Werd voortgezet. Er is ook wel een voorbeeld te noemen van een blad dat zich boven al dit gedoe stelt, voor zijn recensenten de plaatsen betaalt, en zelf voor zich alleeneen gezonden en normalen toestand geschapen heeft. Dit voorbeeld echter heeft nooit genoeg kracht gehad om in de pers algemeene navolging te vinden. Alleen bewijst het, dat ook van de zijde van de pers het onjuiste van het aannemen van vrijkaarten is gevoeld. Toch kan er niet verwacht worden, dat ooit, al zou er van alle zijden op worden gewezen, en al zou er zelfs dcor de directeuren van kranten of door de journalistenorganisatie een besluit worden genomen, deze vrijkaarten niet verder te accep teeren, van de zijde van de pers een einde ge maakt zal worden aan het euvel. Want er zit meer aan vast, dan de belcefdhcidskwestie, dan het ftit of de recensent zich al of niet gast voelt van de theaterdirectie. De vrijkaartjes zijn aantrekkelijke zaken voor beunhazen. Een vrijkaartje wordt door de mindere goden in de journalistiek, maar vooral van den zelfkant der journalistiek, ais iets bijzonder begeerenswaardigs beschouwd. Het heeft een fictieve waarde. Er zijn beunhazen die er een eer in stellen criticus uit te hangen, en een vrijkaartje is daarvoor een brevet. Er wordt op onwaardige wijze om vrij kaartjes gebedeld. Er zijn menschen die het recensentenwerk gratis willen doen, voor het vrijkaartje. En er zijn tallcoze kleine blaadjes, dieereen theaterrubriekje op na houden, want dat kost niets, dat wordt voor niets volgeschreven. En zoo leidt het vrijkaartjessysteem er toe dat er steeds tal van onbevoegden in den schouwburg komen, die laffe zoete vleierijtjes schrijven, want die storen zich wél aan de beleefdheid, en die zijn graag goede ONZE KOLONIËN: BANGKA Teekening voor de Groene Amsterdammer door J. G. Sinia STRANDKAMPONO Uren vaak heb ik doorgebracht aan Bangka's strand, waar kleine kampongs stillekens liggen te droomen in de schaduw van ranke klapperboomen, die ernstig en plechtstatig heen en weer Wiegen op de maat van het juichende lied der witgekuifde golven, welke in eindelooze opvolging bruisend uiteenstorten op het blinkende zand. De schil derachtige ligging dezer stille kampongs, met op den achtergrond de oneindige, verkoeling .bren gende zee, deze trok mij altijd geweldig aan, doch niet minder deden dit de vele wondere dingen, die men hier op, of in de onmiddellijke nabijheid van het strand vond. Daar waren wel in de al lereerste plaats die wonderlijke vischjes, die met behulp van hun vinnen omhoog klauteren tegen stammen en takken der rhizophooren en die men hier in massa vond in de met brak water gevulde poelen en plassen, onmiddellijk achter den strandwal gelegen. Maar niet minder merkwaardig waren de krabben; geen krabben, zooals wij die hier kennen, doch krabben met n groote, sterk ontwikkelde schaar en n kleine, Welke haast niet tot ontwikkeling gekomen is. 't Merkwaardige bij deze dieren is niet alleen deze hoogst zonder linge speling der natuur, welke mij nooit duidelijk is kunnen worden, maar ook, dat zij zich torentjes van klei bouwen, die bij honderden over het strand verspreid liggen en heele kolonies vormen. Boven op hun torentjes gezeten speuren zij het strand naar prooi af om bij nadering van eenig gevaar onmiddellijk daarin weg te duiken. Dan waren er vreemdsoortige zeeslakken, die bij aanraking een scherpen snavel vertoonden, die mij altijd deed denken aan den snavel van een papegaai, zeesterren, waaronder er waren prachtig van kleur en vorm, kleine inktvischjes en, niet in het minst, een groote verscheidenheid van mooi gevormde schelpen. J. G. SINIA maatjes met de tooneelwereld. En daarmee is de critiek zelf slecht gediend. Aan dezen t< estandkan slecht opeen wijze een eind gemaakt Worden. En dat is, dat de theaterdirecteuren unaniem het heele systeem afschaffen. De theaterrubriek zal dan de kranten geld kosten. Maar dit bedrag is zoo buiten sporig hcog niet, dat de groote kranten er de rubriek om zullen laten vervallen. Als de kleinere er dat geld niet voor over hebben, en vooral de kleine week bladen niet, zal de tooneclspeelkunst er geen enkel nadeel van ondervinden, en vermoedelijk zal de critiek in het algemeen er door op een hooger peil komen. Van deze meening was een der administraties van een gezelschap zelf, ik geloof zelfs dat allen er wel iets voor zullen voelen, want ze hebben zich steeds min of meer te Weren tegen die indringertjes, die ze zoolang het systeem bestaat, niet Wei geren kunnen. Ze geven heel wat plaatsen weg aan bladen waarbij ze, zooals ze zelf zeggen, niet het minst belang hebben. En juist die kwestie van al of niet belang moet zooveel mogelijk bijzaak zijn. Door voo r den vastgestcideii prijs Vaste p laat se n te bestemmen voor de recensenten van de kranten en bladen die van belang zijn, kunnen ze voldoendeblijk van welwillendheid geven. Kleinere bladen en weekbladen, die niet rijk zijn, komen nu in het gedrang. Deze moeten zoolang het instituut perskaartje bestaat om economische redenen wel meevaren, men mag van hen het initia tief niet verwachten van zelf kaarten te koopen. Maar ook onder de recensenten van die bladen kunnen ernstige critici schuilen. En ook deze Worden dikwijls voor vrijkaartjesjagers aangezien. Is echter het vrijkaartje van de pers afgeschaft, dan zal van zelf het kaf van het koren gescheiden worden. Dan ook blijkt of de krant of het weekblad zelve het ernstig genoeg met zijn theaterrubriek meen t,of hètalseen goedkoope bladvulling opneemt. Wanneer die te betalen hebben, alleen al voor de ELECTRIC HOME DEN HAAG THOMSONLAAN 20 TELEFOON 34257 Electrische Verwarming en Warmwater Voorziening plaatsen, zullen ze reeds daarom waar voor hun geld willen hebben, en'erniet een of anderen beun haas, die graag werk voor niets doet, i m de voor stelling bij te wonen, meer heen zonden. Ten slotte zullen de gezelschappen, die geen van allen rijk genoemd mogen worden de inkom sten die van de pers zullen komen, best kunnen gebruiken, en niet e ergenis hebben, van hun eigen vijanden in huis te halen, zooals het vaak lijkt Wanneer een recensent een stuk slecht be oordeelt. Er zijn, hoe men deze zaak ook beschou wen moge, aan liet vrijkaartensysteem Voor de scliouwburgdirecties, bijna geen goede kanten te ontdekken, terwijl de nadeelen y.oowel gevoeld Worden aan de zijde der gezelschappen, als bij de journalisten, die liet niet hun vak goed meenen, en zien hoe de belustlieid op vrije plaatsen het gehalte van critici naar beneden haalt. KONINKLIJKE BAZAR 82, ZEESTRAAT DEN HAAG WAAR ELKE PETIT R I E N" IS EEN GENOEGEN OM TE GEVEN EN EEN VREUGDE OM TE ONTVANGEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl